ECLI:NL:TADRAMS:2019:188 Raad van Discipline Amsterdam 19-557/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:188
Datum uitspraak: 23-09-2019
Datum publicatie: 30-09-2019
Zaaknummer(s): 19-557/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerder mocht afgaan op de informatie die hij van zijn cliënte kreeg. Hetgeen verweerder in het verzoekschrift tot echtscheiding heeft geschreven is niet onnodig grievend. Verweerder heeft betwist dat hij heeft gezegd dat hij klager een lesje gaat leren of zich laatdunkend over de advocaat van klager heeft uitgelaten. De voorzitter kan dit dan ook niet vaststellen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  23 september 2019

in de zaak 19-557/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 8 augustus 2019 met kenmerk 2018-736161, door de raad ontvangen op 9 augustus 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met zijn echtgenote (hierna: de vrouw). Verweerder staat de vrouw in die procedure als advocaat bij.

1.2    Verweerder heeft op 25 september 2018 namens de vrouw een verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend. Daarin staat, voor zover relevant:

“(iv) De man heeft de vrouw bijzonder agressief behandeld en meerdere malen fysiek en mentaal mishandeld. De man heeft de vrouw dermate ernstig mishandeld, dat het Openbaar Ministerie over is gegaan tot vervolging van de man, onder andere, wegens mishandeling.”

1.3    Bij ongedateerde brief, ontvangen op 27 november 2018, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    het verhaal van de vrouw in het verzoekschrift heeft aangedikt en vertekend heeft weergegeven om zo een verblijfsvergunning voor de vrouw te regelen en klager in het verzoekschrift zwart heeft gemaakt en in zijn eer heeft aangetast;

b)    tegen de vrouw heeft gezegd “ik ga die man van jou een lesje leren”, waarmee hij heeft bedoeld te zeggen dat hij klager hard zou aanpakken;

c)    zich laatdunkend over de advocaat van klager heeft uitgelaten;

d)    hierdoor de verhouding tussen klager en de vrouw onnodig heeft laten escaleren.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2    Dit klachtonderdeel ziet op het door verweerder namens de vrouw bij de rechtbank ingediende verzoekschrift tot echtscheiding. Volgens klager heeft verweerder in het verzoekschrift het verhaal van de vrouw aangedikt en sterk vertekend weergegeven in de hoop op die manier een verblijfsvergunning voor de vrouw te regelen en klager in het verzoekschrift zwart gemaakt en in zijn eer aangetast.

4.3    Verweerder voert aan dat hij in het verzoekschrift namens de vrouw de feiten heeft opgeschreven zoals hij die van haar heeft vernomen. De stelling van klager dat verweerder het verhaal van de vrouw heeft aangedikt om een verblijfsvergunning voor de vrouw te regelen kan verweerder niet volgen. De vrouw heeft een kind met de Nederlandse nationaliteit voor wie zij grotendeels de zorg voor draagt. Gelet hierop komt zij op grond van vaste jurisprudentie in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Verweerder zal nimmer uit eigen beweging het standpunt van een cliënt op papier zetten. Het standpunt van de vrouw, zoals weergegeven in het verzoekschrift, heeft hij verwoord zoals verzocht door de vrouw. Verweerder is niet persoonlijk betrokken bij de echtscheidingsprocedure en heeft geen belang bij het zwart maken van klager, aldus verweerder.

4.4    De voorzitter overweegt als volgt. Zoals hiervoor in 4.1 is weergegeven, mag een advocaat in beginsel afgaan op het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verstrekt en is hij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is gesteld noch gebleken. Verweerder mocht dan ook afgaan op de informatie die hij van de vrouw kreeg en mocht deze informatie in het verzoekschrift verwerken op de manier zoals hij dat heeft gedaan. In dit verband overweegt de voorzitter nog dat zij hetgeen verweerder in het verzoekschrift heeft geschreven niet onnodig grievend acht nu een en ander functioneel kan worden geacht in de echtscheidingsprocedure. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen b) en c)

4.5    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.6    Verweerder betwist dat hij tegen de vrouw heeft gezegd dat hij klager een lesje gaat leren. Hij heeft tevens betwist dat hij zich laatdunkend over de advocaat van klager heeft uitgelaten. Hiertegenover heeft klager zijn klacht niet onderbouwd. Klachtonderdelen b) en c) zijn reeds daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.7    Nu klachtonderdelen a), b) en c) kennelijk ongegrond zijn, is er geen grond om aan te nemen dat verweerder de betrekkingen tussen partijen in de echtscheidingsprocedure onnodig heeft laten escaleren. Klachtonderdeel d) is daarom eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 23 september 2019.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 23 september 2019 verzonden.