ECLI:NL:TADRAMS:2019:18 Raad van Discipline Amsterdam 18-377/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:18
Datum uitspraak: 21-01-2019
Datum publicatie: 28-01-2019
Zaaknummer(s): 18-377/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 21 januari 2019

in de zaak 18-377/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 juni 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 13 juni 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster. De deken Midden-Nederland heeft vervolgens het onderzoek naar de klacht verricht. Omdat verweerster sinds het najaar van 2017 als advocaat werkzaam is in het arrondissement Amsterdam, is het dossier doorgestuurd naar de deken in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken).

1.2 Bij brief aan de raad van 9 mei 2018 met kenmerk 2018 -611993, door de raad ontvangen op 14 mei 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 25 juni 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk ongegrond verklaard en klager deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 25 juni 2018 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 21 juli 2018, door de raad ontvangen op 26 juli 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Bij brief van 30 juli 2018 heeft de griffier van de raad klager meegedeeld dat zijn verzetschrift buiten de termijn van 30 dagen door de griffie van de raad is ontvangen. De griffier heeft klager daarbij meegedeeld dat dit in het algemeen leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzet, maar dat in het geval van klager is gebleken dat hij onderaan de voorzittersbeslissing niet is gewezen op de verzettermijn van 30 dagen, wat wel gebruikelijk is. Of dit ertoe leidt dat klager toch ontvankelijk is in zijn verzet, is iets waar de raad over zal moeten oordelen.

1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 december 2018 in aanwezigheid van partijen.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 21 juli 2018, door de raad ontvangen op 26 juli 2018.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 Klager heeft in verzet, kort samengevat, aangevoerd dat de voorzitter in zijn beslissing ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de redelijkheid en billijkheid.

4 BEOORDELING

4.1 De raad ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn verzet. Op grond van artikel 46h, eerste lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.

4.2 De beslissing van de voorzitter is gegeven op 25 juni 2018. Diezelfde dag is de beslissing aan klager verzonden. Het verzetschrift had uiterlijk 30 dagen later, te weten op 25 juli 2018 ingediend moeten worden. Klager heeft per brief van 21 juli 2018, door de raad ontvangen op 26 juli 2018, verzet ingesteld en heeft de termijn voor het indienen van verzet derhalve overschreden. De raad ziet in dit geval echter aanleiding de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten nu klager, anders dan gebruikelijk, onderaan de beslissing van de voorzitter niet is gewezen op de verzettermijn van 30 dagen. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn verzet.

4.3 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klager te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.

4.4 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klager terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht en de klacht voor het overige terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 januari 2019.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2019 verzonden.