ECLI:NL:TADRAMS:2019:138 Raad van Discipline Amsterdam 17-526/A/NH/H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:138
Datum uitspraak: 08-07-2019
Datum publicatie: 11-07-2019
Zaaknummer(s): 17-526/A/NH/H
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Herzieningsverzoek afgewezen

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 8 juli 2019

in de zaak 17-526/A/NH/H

naar aanleiding van het verzoek van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 29 juni 2014 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 25 augustus 2017 met zaaknummer 17-526/A/NH heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Bij beslissing van 15 januari 2018 heeft de raad het hiertegen door klaagster ingestelde verzet ongegrond verklaard.

1.2    Bij brief met bijlagen van 17 februari 2019 heeft klaagster de raad verzocht de beslissing van de raad van 15 januari 2018 voor vernietiging voor te dragen en de door klaagster over verweerder ingediende klacht opnieuw in behandeling te nemen.

1.3    Het verzoek is, gevoegd met het verzoek van klaagster met zaaknummer 14-241/A/A/H, behandeld ter zitting van de raad van 27 mei 2019 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door de heer J. de Blok. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de raad van 15 januari 2018 en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van de brief met bijlagen van klaagster van 17 februari 2019. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van klaagster aan de raad van 24 maart 2019, door de raad ontvangen op 26 maart 2019.

2    BEOORDELING

2.1    De griffie van de raad heeft het verzoek van klaagster van 17 februari 2019 aangemerkt als een herzieningsverzoek. Ter zitting van de raad is echter vast komen te staan dat klaagster, naar aanleiding van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2017, nieuwe klachten over verweerder wenst in te dienen. Deze klachten, die niet dezelfde klachten zijn als die klaagster eerder over verweerder heeft ingediend, moeten gelet op het bepaalde in artikel 46c lid 1 en lid 3 Advocatenwet worden ingediend bij en onderzocht door de deken. De raad wijst het verzoek van klaagster om die reden af.

BESLISSING

De raad van discipline:

    wijst het verzoek af.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. P. van Lingen en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2019.

Griffier    Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2019 verzonden.