ECLI:NL:TADRAMS:2018:7 Raad van Discipline Amsterdam 17-673/A/A 17-674/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:7
Datum uitspraak: 22-01-2018
Datum publicatie: 29-01-2018
Zaaknummer(s):
  • 17-673/A/A
  • 17-674/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 22 januari 2018

in de zaken 17-673/A/A en 17-674/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 oktober 2017 op de klacht van:

klager

gemachtigde de heer mr. J.A. Hagen

over:

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 27 augustus 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerders.

1.2 Bij brief aan de raad van 23 augustus 2017 met kenmerk 4016-0602, door de raad ontvangen op 24 augustus 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 20 oktober 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klachten kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 oktober 2017 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 7 november 2017, door de raad ontvangen op 16 november 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 januari 2018 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerster sub 2.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 7 november 2017.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 Klager heeft in verzet aangevoerd dat verweerder sub 1 hem nimmer heeft geïnformeerd over het nog openstaande budget van zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Voor het overige komen de gronden van het verzet neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klachten terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij nog dat klager er in zijn verzetschrift over klaagt dat verweerder sub 1 hem nimmer heeft geïnformeerd over het nog openstaande budget van zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Dit verwijt leest de raad echter niet in de klacht zoals die oorspronkelijk door klager is geformuleerd. Immers daar klaagt klager erover dat verweerder sub 1 voor het door hem “verbraste” budget niet heeft gepresteerd. Het is niet mogelijk om in verzet een nieuwe klacht in te dienen. Immers ter toetsing staat de beslissing van de voorzitter van de raad en de klacht zoals die daarvoor is ingediend. De raad zal hier dan ook verder niet op ingaan.

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 januari 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 januari 2018 verzonden.