ECLI:NL:TADRAMS:2018:211 Raad van Discipline Amsterdam 18-322/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:211
Datum uitspraak: 05-11-2018
Datum publicatie: 09-11-2018
Zaaknummer(s): 18-322/A/A
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedagigheid van mediator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 5 november 2018

in de zaak 18-322/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van Amsterdam op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 12 oktober 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 26 april 2018 met kenmerk 4017-0680/91716, door de raad ontvangen op 30 april 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 14 juni 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 juni 2018 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 26 juni 2018, door de raad ontvangen op 28 juni 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 september 2018 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerster.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 26 juni 2018 en de aanvulling op het verzetschrift van 2 juli 2018.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Klaagster merkt allereerst in haar verzetschrift op dat feiten onjuist dan wel eenzijdig zijn weergegeven. Klaagster meent tevens dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, nu hij voorbij is gegaan aan de relevantie van de door klaagster genoemde feiten en omstandigheden.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De gronden van het verzet strekken ertoe om de klacht opnieuw in volle omvang te beoordelen.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2 Voor wat betreft de feitenvaststelling overweegt de raad dat de voorzitter vrij is in het vaststellen van de voor zijn beslissing relevante feiten. Dat betekent dat niet alle naar voren gebrachte feiten volledig behoeven te worden vastgesteld. Dat klaagster de feiten anders waardeert, doet aan de juistheid niet af.

4.3 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. M.W. Schüller, E.C. Gelok, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 november 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 november 2018 verzonden.