ECLI:NL:TADRAMS:2018:206 Raad van Discipline Amsterdam 18-517/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:206
Datum uitspraak: 29-10-2018
Datum publicatie: 05-11-2018
Zaaknummer(s): 18-517/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Deels niet-ontvankelijk en deels ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor zover verweerder het aanvraagformulier om een toevoeging onjuist zou hebben ingevuld heeft klaagster daarbij geen rechtstreeks belang. Verweerder mocht voorts afgaan van de mededeling van zijn cliënt dat klaagster niet had voldaan aan een veroordelend vonnis en betekenis van dat vonnis was dan ook niet onnodig. Ook de klacht over het niet opvragen van verhinderdata is ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 29 oktober 2018

in de zaak 18-517/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 16 april 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 5 juli 2018 met kenmerk 2018-612487, door de raad ontvangen op 6 juli 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 oktober 2018 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 bedoelde brief met 8 bijlagen van de deken aan de raad. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de (fax)brief met bijlagen van verweerder aan de raad van 14 september 2018.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 De cliënt van verweerder huurde tot 1 juli 2018 een kamer van klaagster.

2.2 Bij e-mail van 18 februari 2018 heeft klaagster de huurovereenkomst met de cliënt van verweerder opgezegd per 1 mei 2018. In een Whatsapp-bericht van 21 februari 2018 heeft klaagster de cliënt van verweerder verzocht om nog dat weekend te vertrekken en hem meegedeeld dat de sloten zullen worden vervangen.

2.3 Bij brief van 1 maart 2018 heeft verweerder klaagster namens zijn cliënt gesommeerd om binnen een dag na heden verweerders cliënt toegang te verlenen tot zijn kamer en hem de sleutels van het extra slot dat op de deur van zijn kamer was geplaatst te overhandigen, bij gebreke waarvan een kort geding aanhangig zal worden gemaakt. Klaagster heeft niet aan de sommatie voldaan.

2.4 Bij e-mail van 7 maart 2018 heeft verweerder klaagster verzocht om binnen twee dagen na heden haar verhinderdata voor de komende vier weken aan hem te doen toekomen in verband met de planning van de kortgedingzitting.

2.5 Op 14 maart 2018 heeft verweerder namens zijn cliënt klaagster in kort geding gedagvaard.

2.6 Bij vonnis van 29 maart 2018 heeft de kantonrechter de vordering van de cliënt van verweerder toegewezen en klaagster onder meer op straffe van een dwangsom veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis aan de cliënt van verweerder de onzelfstandige woonruimte ter beschikking te stellen en te laten en toegang te verlenen onder afgifte van alle sleutels.

2.7 Bij e-mail van 30 maart 2018 heeft klaagster verweerder geschreven dat zij het vonnis heeft ontvangen, dat betekening van het vonnis niet nodig is en dat de cliënt van verweerder een afspraak met haar kan maken om de sleutels af te halen.

2.8 Bij e-mail van 9 april 2018 heeft verweerders cliënt verweerder verzocht het vonnis alsnog te laten betekenen omdat hij nog steeds niet de sleutel van het onderste slot op zijn kamerdeur van klaagster had ontvangen.

2.9 Het vonnis is op 13 april 2018 aan klaagster betekend, met daarbij het bevel om aan het vonnis te voldoen en om binnen twee dagen onder meer de proceskosten te voldoen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) liegt en fraude pleegt met gesubsidieerde rechtsbijstand;

b) klaagster heeft geïntimideerd door het vonnis van de kantonrechter onnodig te laten betekenen;

c) hij klaagster niet om haar verhinderdata heeft gevraagd voor het kort geding.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden besproken.

5 BEOORDELING

5.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Dit klachtonderdeel ziet op de aanvraag om een toevoeging die verweerder namens zijn cliënt heeft gedaan. Volgens klaagster heeft verweerder het aanvraagformulier op meerdere punten onjuist ingevuld en wist verweerder dat ook.

5.3 Het in de Advocatenwet voorziene recht om en klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan eenieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

5.4 De raad overweegt – in lijn met de jurisprudentie van het Hof van Discipline (HvD 6670, 16 december 2013) – dat het belang om in aanmerking te komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp bij de aanvrager ligt, in dit geval de cliënt van verweerder. Voor zover verweerder het aanvraagformulier onjuist zou hebben ingevuld, hetgeen overigens niet is komen vast te staan, is gesteld noch gebleken dat klaagster daarmee in enig eigen belang is geschaad. Dit betekent dat klaagster niet-ontvankelijk is in klachtonderdeel a).

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Klaagster verwijt verweerder dat hij het vonnis van de kantonrechter onnodig heeft laten betekenen. Klaagster heeft dit als bedreigend en intimiderend ervaren.

5.6 Verweerder betwist dat hij het vonnis onnodig heeft laten betekenen. Volgens verweerders cliënt had klaagster, ondanks eerdere toezeggingen, niet alle sleutels aan hem teruggegeven en dus niet volledig aan het vonnis voldaan. In verband met het verbeuren van de in het vonnis aan klaagster opgelegde dwangsommen was betekening van het vonnis nodig, aldus nog steeds verweerder.

5.7 De raad overweegt als volgt. Zoals hiervoor in 5.1 reeds is overwogen, mag een advocaat in beginsel afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en is hij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is niet gebleken. Verweerder mocht dus afgaan op de mededeling van zijn cliënt dat klaagster niet volledig had voldaan aan het vonnis. Betekening van het vonnis was gelet daarop niet onnodig. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.8 Klaagster verwijt verweerder tot slot dat hij haar niet heeft gevraagd naar haar verhinderdata voor het kort geding.

5.9 De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft een e-mail overgelegd van 7 maart 2018 aan klaagster, waarin hij haar om haar verhinderdata voor het kort geding heeft gevraagd. Klaagster stelt dat zij die e-mail nooit heeft ontvangen. Dat is niet aannemelijk maar al zou dat juist zijn, dan kan verweerder daarvan geen verwijt worden gemaakt. De e-mail is immers gestuurd aan het gebruikelijke e-mailadres van klaagster, waarmee klaagster en verweerder steeds met elkaar hebben gecommuniceerd. Klachtonderdeel c) is ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a);

- verklaart klachtonderdelen b) en c) ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis en E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 29 oktober 2018 verzonden.