ECLI:NL:TADRAMS:2018:12 Raad van Discipline Amsterdam 17-1006/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:12
Datum uitspraak: 19-01-2018
Datum publicatie: 26-01-2018
Zaaknummer(s): 17-1006/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Geen strijd met Gedragsregel 18 lid 1.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 19 januari 2018

in de zaak 17-1006/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 7 december 2017 met kenmerk 4017-0605, door de raad ontvangen op 8 december 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager sub 1 is (indirect) bestuurder en enig aandeelhouder van klaagster sub 2.

1.2 Klaagster sub 2 heeft een geschil met de cliënten van verweerster – de heer B en zijn vennootschap – over de terugbetaling van een door klaagster sub 2 aan hen verstrekte geldlening. Klaagster sub 2 heeft de cliënten van verweerster op 22 augustus 2017 doen dagvaarden. Klaagster sub 2 wordt in die procedure bijgestaan door mr. Van A.

1.3 Bij e-mailbericht van 29 augustus 2017 heeft de heer B, de hiervoor genoemde cliënt van verweerster, gereageerd op door klager sub 1 toegezonden notulen van de vergadering van aandeelhouders van The Dutch Innovation Center B.V., een vennootschap waarvan de (hiervoor genoemde) vennootschap van de heer B, een (andere) aan klager sub 1 gelieerde vennootschap en (een vennootschap van) de heer S aandeel-houder zijn.

1.4 Op 7 september 2017 heeft verweerster telefonisch contact opgenomen met klager sub 1.

1.5 Bij brief van 8 september 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij rechtstreeks contact heeft opgenomen met klager sub 1, terwijl zij wist dat de aan hem gelieerde vennootschap, klaagster sub 2, door een advocaat werd bijgestaan.

3 VERWEER

3.1 Verweerster betwist dat zij rechtstreeks contact met klager sub 1 heeft gehad over de door klaagster sub 2 jegens haar cliënten geëntameerde procedure. Zij heeft op 7 september 2017 telefonisch contact opgenomen met klager sub 1 terzake de e-mail van de heer B van 29 augustus 2017. De door de heer B in zijn e-mail van 29 augustus 2017 aan de orde gestelde kwesties hebben niets van doen met voornoemde procedure en hebben bovendien betrekking op een andere vennootschap. Zij heeft 1 tot 1,5 minuut met klager sub 1 gesproken en hem slechts de vraag gesteld of hij zich terzake (ook) door een advocaat laat bijstaan. Dat was haar namelijk niet bekend. Zij heeft met klager sub 1 niet gesproken over de inhoud van de zaak, aldus steeds verweerster.

4 BEOORDELING

4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van deze klacht is dat, zoals ook Gedragsregel 18 lid 1 bepaalt, de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat.

4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster betwist dat zij rechtstreeks contact heeft opgenomen met klager sub 1 betreffende een aangelegenheid waarin hij, althans klaagster sub 2, wordt bijgestaan door een advocaat; zij heeft telefonisch contact opgenomen met klager sub 1 in verband met de e-mail van de heer B van 29 augustus 2017 en heeft klager sub 1 slechts gevraagd of hij terzake (ook) wordt bijgestaan door een advocaat, aangezien zij daarvan niet op de hoogte was. Verweerster heeft in dit verband verwezen naar de specificatie van haar telefoonrekening, waaruit blijkt dat het telefoongesprek met klager sub 1 op 7 september 2017 maximaal twee minuten heeft geduurd. Hiertegenover hebben klagers hun klacht niet onderbouwd. Dat had wel op hun weg gelegen. Derhalve is niet komen vast te staan dat verweerster rechtstreeks contact met klager sub 1 heeft opgenomen betreffende een aangelegenheid waarin klagers worden bijgestaan door een advocaat.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 19 januari 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 januari 2018 verzonden.