ECLI:NL:TADRAMS:2017:286 Raad van Discipline Amsterdam 17-297/A/NH 17-298/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:286
Datum uitspraak: 22-12-2017
Datum publicatie: 02-01-2018
Zaaknummer(s):
  • 17-297/A/NH
  • 17-298/A/NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht over eigen advocaten. Niet is komen vast te staan dat verweerders met toestemming van klager hebben afgezien van het aanhangig maken van een executiekortgeding. Verweerders hebben klager ook onjuist geïnformeerd over de mogelijkheden van een executiekortgeding. Verweerders hebben klager voorts ten onrechte aangesproken op de mede op zijn naam gestelde factuur die betrekking had op voor de vennootschap verrichte werkzaamheden. Waarschuwing en kostenveroordeling.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 22 december 2017

in de zaken 17-297/A/NH en 17-298/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 7 januari 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend over verweerders.

1.2 Bij brief aan de raad van 13 april 2017 met kenmerk td/np/16-066, door de raad ontvangen op 14 april 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 november 2017 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 56 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager is aandeelhouder en bestuurder van V B.V. Klager heeft zich op 9 december 2015, na een verwijzing door het Juridisch Loket (naar een ander kantoor), tot het kantoor van verweerders gewend met het verzoek om rechtsbijstand in verband met een reeds aangezegde executieveiling op 14 december 2015 van twee opslagunits in Amsterdam, waarvan V B.V. eigenaar was.

2.2 Op 10 december 2015 heeft het kantoor van verweerders klager en V B.V. een opdrachtbevestiging gestuurd. De opdrachtbevestiging luidt, voor zover relevant:

“De aan u in eigendom behorende opslagunits (…) worden op verzoek van de VVE op maandag 14 december 2015 executoriaal geveild. Op deze opslagunits is een hypothecaire zekerheid verleend (…) in verband met uitstaande facturen. De aan ons verleende opdracht heeft betrekking op het zo mogelijk voeren van een executie kort geding ter voorkoming van de executieverkoop en/of het leggen van beslagen onder de notaris en hypotheekhouder voor een goede afwikkeling van de beslagen alsmede het na overleg opstarten van een procedure tegen [mr. de W] in verband met de door hem uitgevoerde werkzaamheden, alsmede het verzoek tot een rangregeling.

(…)

Uurtarieven, verschotten en declaraties

Voor deze zaak kwamen wij een uurtarief overeen van € 250,00 per uur (…)

Partijen verklaren de artikelen 6 e.v. boek 6 BW op deze overeenkomst van toepassing.

(…)

Bijlagen: - Algemene Voorwaarden

- Honorariumtarieven Advocaten”

2.3 Op diezelfde dag heeft verweerder sub 2 een toevoeging voor klager aangevraagd, welke op 25 januari 2016 door de Raad voor Rechtsbijstand is afgegeven.

2.4 Verweerders hebben contact opgenomen met partijen die mogelijk interesse zouden hebben in de koop van de opslagunits en de beslaglegger die opdracht had gegeven tot de executieveiling benaderd met het verzoek alsnog in te stemmen met een onderhandse verkoop en daarmee af te zien van de reeds geplande executieverkoop.

2.5 Op 11 december 2015 heeft verweerder sub 1 klager onder meer bericht:

“De toevoeging die we recent indienden is voor u in privé. Of die voor u in privé wordt verleend is nog onbekend. Of die voor de BV wordt verleend evenmin, die is ook nog niet ingediend en de behandeling ervan duurt weken.

(…) U wilt beslagen laten leggen op alle bankrekeningen die de stichting derdengelden van de notaris gebruikt. (…)

Gezien de hoogte van die bedragen zoals nu blijkt en na het overleg met [verweerder sub 2] zoals besproken, zal er toch meer dan de nu bestaande zekerheid voor moeten komen willen wij zakelijk deze vervolgstap verantwoord kunnen nemen.”

2.6 De beslaglegger heeft uiteindelijk geen medewerking verleend aan onderhandse verkoop van de opslagunits, hetgeen verweerders op 14 december 2015 aan klager hebben meegedeeld. De veiling heeft doorgang gevonden.

2.7 Verweerders hebben voor hun werkzaamheden een bedrag van in totaal € 6.669,52 gedeclareerd. De factuur is geadresseerd aan klager en V B.V. De door verweerders op 14 december 2015 bestede tijd hebben zij niet in rekening gebracht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) niet hebben voldaan aan de opdracht;

b) ten onrechte aan klager hebben meegedeeld dat er geen gelegenheid meer was voor een executiekortgeding;

c) excessief hebben gedeclareerd;

d) een factuur hebben gestuurd, terwijl voor klager een toevoeging was afgegeven.

4 VERWEER

4.1 Verweerders voeren verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

5.2 Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen, zoals niet in appel gaan, en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient te vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten.

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.3 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.4 Klager verwijt verweerders dat zij niet aan de opdracht hebben voldaan, alsmede dat zij hem hebben meegedeeld dat er geen gelegenheid meer was om een oordeel aan de voorzieningenrechter te vragen, hetgeen volgens hem onjuist is.

5.5 De raad overweegt als volgt. In de opdrachtbevestiging staat dat de aan verweerders verleende opdracht betrekking heeft op het zo mogelijk voeren van een executiekortgeding ter voorkoming van de executieveiling en/of het leggen van beslagen onder de notaris en hypotheekhouder alsmede het na overleg opstarten van een procedure tegen mr. de W, alsmede het verzoek tot een rangregeling. Ten aanzien van het voorkomen van de executieveiling hebben verweerders ter zitting toegelicht dat zij met klager de drie mogelijke opties hebben besproken; de route van artikel 548 Rv juncto artikel 3:268 lid 2 BW (maar daar was geen tijd meer voor), het aanhangig maken van een executiekortgeding of het alsnog trachten de opslagunits onderhands te verkopen. Volgens verweerders hebben zij in overleg met klager gekozen voor de laatste optie. Klager heeft dit ter zitting betwist. Volgens hem is er niet met zijn toestemming afgezien van het voeren van een executiekortgeding. Nu verweerders een en ander niet schriftelijk hebben vastgelegd, hetgeen wel op hun weg had gelegen, ook indien sprake is van een kort tijdsbestek, is niet komen vast te staan dat zij met toestemming van klager hebben afgezien van het aanhangig maken van een executiekortgeding. Dit betekent dat verweerders niet hebben voldaan aan de opdracht tot het voeren van een executiekortgeding. Klachtonderdeel a) is in zoverre gegrond.

5.6 Anders ligt het wat betreft de overige in de opdrachtbevestiging genoemde werkzaamheden. Verweerders hebben klager daarover bij e-mail van 11 december 2015 (zie hiervoor, 2.5) bericht dat er eerst meer dan de bestaande zekerheid zou moeten komen voordat zij de in de e-mail genoemde vervolgstappen zouden nemen. Dat klager de gevraagde zekerheid heeft verstrekt is gesteld noch gebleken. Klachtonderdeel a) is voor het overige dan ook ongegrond.

5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad dat verweerders zich ook bij de deken op het standpunt hebben gesteld dat een procedure ter voorkoming van de aangekondigde executieveiling niet meer mogelijk was. Dit is echter onjuist. De route van artikel 548 Rv juncto artikel 3:268 lid 2 BW stond weliswaar niet meer open op het moment dat klager bij verweerders kwam, maar er kon toen nog wel een executiekortgeding aanhangig worden gemaakt. Verweerders hebben dit ter zitting ook erkend. Klachtonderdeel b) is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.8 De raad stelt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat de tuchtrechter geen declaratiegeschillen beoordeelt, maar wel waakt tegen excessief declareren. Dat daarvan in dit geval sprake is, heeft klager echter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Klachtonderdeel c) is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.9 Vast staat dat de factuur van verweerders is geadresseerd aan klager en V B.V., terwijl voor klager een toevoeging was aangevraagd (die later ook is afgegeven). Verweerders hebben ter zitting toegelicht dat zij op 10 december 2015 een toevoeging voor klager hebben aangevraagd omdat zij toen nog in de veronderstelling waren dat de opslagunits eigendom waren van klager. Zij zijn er pas later – na het eerste gesprek met klager op 9 december 2015 maar voor het versturen van de opdrachtbevestiging op 10 december 2015 – achter gekomen dat de opslagunits eigendom waren van V B.V. Voor V B.V. kon echter geen toevoeging worden aangevraagd, reden waarom zij hun werkzaamheden op basis van een uurtarief hebben verricht en V B.V. een factuur hebben gestuurd. De factuur is tevens aan klager gericht, omdat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor het betalen van de factuur, aldus verweerders. De raad overweegt dat verweerders in de opdrachtbevestiging niets hebben vermeld over het feit dat voor klager een toevoeging was aangevraagd en dat nadien is gebleken dat de opslagunits eigendom waren van V B.V, waarvoor niet op toevoegingsbasis kon worden gewerkt. Zij hebben in de opdrachtbevestiging aldus niet duidelijk gemaakt waarom zij ondanks de voor klager aangevraagde toevoeging hun werkzaamheden tegen een uurtarief zouden verrichten. Dat had wel op hun weg gelegen. Verweerders hebben weliswaar ter zitting verklaard dat zij een en ander met klager hebben besproken, maar gelet op de betwisting daarvan door klager en het ontbreken van een schriftelijke vastlegging daarvan door verweerders kan daar niet van worden uitgegaan. Verweerders hebben voorts terecht aangevoerd dat V B.V. niet voor een toevoeging in aanmerking kwam. Zij hebben hun werkzaamheden dan ook op basis van een uurtarief kunnen verrichten. Nu de werkzaamheden van verweerders (alleen) betrekking hadden op V B.V. hadden verweerders de factuur alleen aan V B.V. en niet ook aan klager moeten sturen. Dat in de opdrachtbevestiging de artikelen 6:6 e.v. BW van toepassing zijn verklaard is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende om aan te nemen dat met klager overeenstemming is bereikt op grond waarvan hij hoofdelijk verbonden is, voor de betaling van de factuur van verweerders. Klachtonderdeel d) is in zoverre dan ook gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerders hebben tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet aan de opdracht te voldoen, klager onjuist te informeren over de mogelijkheden van een executiekortgeding en door klager (in privé) aan te spreken op de mede op zijn naam gestelde factuur die betrekking heeft op voor V B.V. verrichte werkzaamheden. Gelet op het blanco tuchtrechtelijke verleden van verweerders, ziet de raad aanleiding de aan verweerders op te leggen maatregel te beperken tot een waarschuwing.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moeten verweerders het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerders overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze proceskosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a), voor zover dit ziet op het executiekortgeding, klachtonderdeel b) en klachtonderdeel d), voor zover het ziet op het versturen van de factuur aan klager, gegrond;

- verklaart klachtonderdeel c) ongegrond;

- legt aan verweerders ieder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerders ieder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerders ieder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. M. Middeldorp en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 22 december 2017 verzonden.