ECLI:NL:TADRAMS:2017:267 Raad van Discipline Amsterdam 17-844/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:267
Datum uitspraak: 04-12-2017
Datum publicatie: 11-12-2017
Zaaknummer(s): 17-844/A/A
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht richt zich in de kern tegen een door verweerster jegens klaagster gedane aangifte en hetgeen verweerster daarover aan derden heeft verteld. Het stond verweerster vrij om aangifte te doen. Het is niet aan de tuchtrechter om een inhoudelijk oordeel te geven over de aangifte. Gesprek tussen verweerster en vriendin heeft plaatsgevonden in privésfeer. Ten aanzien van gesprek tussen verweerster en opvolgend advocaat kan niet worden vastgesteld wat er precies is besproken, en welke bewoordingen daarbij zijn gebruikt. Voor zover verweerster de opvolgend advocaat heeft ingelicht over hetgeen er tussen haar en klaagster was voorgevallen stond dat haar vrij. Klacht kennelijk ongegrond.  

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 4 december 2017

in de zaak 17-844/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 19 oktober 2017 met kenmerk 4016-0826, door de raad ontvangen op 20 oktober 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Vanaf 2014 heeft verweerster de zuster van klaagster bijgestaan in een geschil met de mede-eigenaar van een paard.

1.2 Voor de rechtsbijstand was in eerste instantie een budget van de rechtsbijstandverzekeraar beschikbaar. Daarna zijn de kosten van rechtsbijstand aan de zuster van klaagster in rekening gebracht. Klaagster heeft een deel van de kosten voor haar rekening genomen.

1.3 Op 5 augustus 2016 heeft klaagster verweerster bezocht en verzocht om afgifte van dossiers. Verweerster beriep zich op haar retentierecht.

1.4 Op 7 augustus 2016 heeft verweerster bij de politie aangifte van huisvredebreuk gedaan tegen klaagster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) aangifte van huisvredebreuk heeft gedaan tegen klaagster, waarbij geldt dat verweerster gebruik heeft gemaakt van een middel dat daar niet voor bedoeld is en de waarheid heeft verdraaid en/of onwaarheden heeft verkondigd;

b) tegenover derden heeft verkondigd dat klaagster huisvredebreuk heeft gepleegd en bij de overdracht van het dossier aan de opvolgend advocaat heeft verkondigd dat klaagster een crimineel zou zijn;

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Klaagster verwijt verweerster dat zij aangifte van huisvredebreuk heeft gedaan tegen klaagster, waarbij geldt dat verweerster gebruik heeft gemaakt van een middel dat daar niet voor bedoeld is en de waarheid heeft verdraaid en/of onwaarheden heeft verkondigd. Klaagster voert daarbij aan dat zij verweerster heeft bezocht op haar kantooradres en niet op haar huisadres, zodat van huisvredebreuk geen sprake kan zijn.

4.2 Verweerster stelt dat klaagster haar wel degelijk op haar huisadres heeft bezocht.

4.3 De voorzitter overweegt dat in het midden kan blijven of het adres waar verweerster klaagster heeft bezocht een kantooradres of een huisadres was. Het stond verweerster vrij om aangifte tegen klaagster te doen. Het is niet aan de tuchtrechter om een inhoudelijk oordeel te geven over de aangifte, en dus ook niet over de vraag of sprake is geweest van huisvredebreuk of lokaalvredebreuk. Naar het oordeel van de voorzitter is tegenover de uitvoerige betwisting daarvan door verweerster niet komen vast te staan dat verweerster bij haar aangifte heeft gelogen. Dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Klaagster verwijt verweerster voorts dat zij tegenover derden heeft verkondigd dat klaagster huisvredebreuk heeft gepleegd en bij de overdracht van het dossier aan de opvolgend advocaat heeft verkondigd dat klaagster een crimineel zou zijn.

4.5 Verweerster erkent dat zij tegenover een vriendin heeft verhaald over hetgeen er op 5 augustus 2016 tussen haar en klaagster was voorgevallen. Voorts erkent verweerster dat zij de opvolgend advocaat uit collegiale overwegingen voor klaagster heeft gewaarschuwd. Aangezien klaagster niet haar cliënte is en ook nooit haar cliënte is geweest stond dat haar vrij, aldus verweerster.

4.6 De voorzitter overweegt dat het gesprek tussen verweerster en haar vriendin heeft plaatsgevonden in de privésfeer. Privé-gedragingen van een advocaat zijn alleen dan tuchtrechtelijk van belang indien er voldoende aanknopingspunten zijn (of: verband bestaat of: verwevenheid is) met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven toe te passen, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken. In zoverre is dit klachtonderdeel derhalve kennelijk ongegrond.

4.7 Het gesprek tussen verweerster en de opvolgend advocaat betreft wel handelen van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat. De voorzitter overweegt ter zake dat niet kan worden vastgesteld wat er precies is besproken tussen verweerster en de opvolgend advocaat, en welke bewoordingen daarbij zijn gebruikt. Aldus kan ook niet worden vastgesteld dat verweerster klaagster een crimineel heeft genoemd. Voor zover verweerster de opvolgend advocaat heeft ingelicht over hetgeen er op 5 augustus 2016 tussen haar en klaagster was voorgevallen stond dat haar vrij. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

4.8 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. P.J. Verdam als griffier op 4 december 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2017 verzonden.