ECLI:NL:TADRAMS:2017:248 Raad van Discipline Amsterdam 17-778/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:248
Datum uitspraak: 17-11-2017
Datum publicatie: 04-12-2017
Zaaknummer(s): 17-778/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 17 november 2017

in de zaak 17-778/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 19 september 2017 met kenmerk 4017-0457, door de raad ontvangen op 22 september 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft namens klaagster hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 februari 2016, waarin de ex-partner van klaagster is belast met het eenhoofdig gezag over het minderjarige kind van partijen en klaagster het recht op omgang met het kind is ontzegd. Het concept van het beroepschrift is op 27 mei 2016 aan klaagster gemaild. Verweerder heeft tevens namens klaagster een verweerschrift incidenteel appel ingediend. Het concept van het verweerschrift incidenteel appel is op 21 september 2016 aan klaagster gemaild.

1.2 Bij e-mail van 23 mei 2017 heeft verweerder klaagster onder meer het volgende bericht:

“Naar aanleiding van het gesprek zojuist, bevestig ik hierbij de navolgende gemaakte afspraken.

Zoals ook tijdens het gesprek naar voren is gekomen, zitten wij niet op één lijn wat betreft uw verdediging in hoger beroep, getuige het feit dat u o.a. zonder mijn medeweten stukken hebt ingediend bij het gerechtshof en die naderhand niet in behandeling zijn genomen, terwijl ik nadrukkelijk had aangegeven dat het niet in uw belang zou zijn om die stukken in onderhavige zaak in te brengen. Hierdoor vraag ik me af of ik u daadwerkelijk kan bijstaan, aangezien u zonder overleg met mij op eigen houtje handelingen verricht die, naar mijn mening, uw verdediging schaden.

Tijdens het gesprek heb ik het voorstaande ook met u besproken en u hebt toen aangegeven zich daarvan bewust te zijn. Tevens hebben we samen afgesproken dat u, na het gesprek met uw begeleider, op zoek zou gaan naar een nieuwe advocaat die de zaak in hoger beroep voor u behandelt. Zodra u een nieuwe advocaat hebt gevonden, ben ik bereid om mij te onttrekken aan de zaak en het dossier in hoger beroep over te dragen aan de nieuwe advocaat.

Voorts zij vermeld dat de zitting op 6 juni 2017 plaatsvindt en dat u er zodoende baat bij heeft om zo snel mogelijk een nieuwe advocaat te vinden.”

1.3 Bij e-mail van 31 mei 2017 heeft de juridisch medewerker van het kantoor van verweerder klaagster namens verweerder onder meer bericht:

“Naar aanleiding van het telefonisch gesprek met het gerechtshof (…) wil ik u bij deze namens [verweerder] berichten dat wij ons zullen onttrekken aan uw zaak. Ik heb u geprobeerd te bellen, maar niemand nam op.

De afspraak was dat u op zoek zou gaan naar een nieuwe advocaat, en na het bericht van het gerechtshof dat de zitting zal worden uitgesteld. DEZE VINDT DUS NIET PLAATS OP DINSDAG 6 JUNI, heeft [verweerder] besloten om zich aan uw zaak in hoger beroep te onttrekken. Aangezien de zitting is uitgesteld, datum nieuwe zitting is onbekend, hebt u nog voldoende tijd om een nieuwe advocaat te vinden waarna wij het dossier aan hem/haar zullen overhandigen.”

1.4 Bij brief van 10 juli 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) heeft verzuimd het volledige dossier van de voormalige advocaat van klaagster te verkrijgen;

b) een ontoereikend verweerschrift heeft opgesteld en heeft verzuimd dit ontoereikende verweerschrift aan te vullen en te verbeteren;

c) de aanvullende stukken die hij van klaagster had ontvangen aan haar heeft geretourneerd;

d) zich tijdens voortgangsgesprekken op kantoor heeft laten vertegenwoordigen door een onbekende plaatsvervanger zonder klaagster daarvan op de hoogte te hebben gebracht;

e) heeft verzuimd het volledige procesdossier bij het gerechtshof in te leveren, hij heeft dit klaagster laten doen;

f) klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over het verdere verloop van de zaak;

g) telefonisch niet voor klaagster bereikbaar was;

h) op afspraken met klaagster niet is verschenen;

i) in de loop van de tijd een andere voorstelling van zaken heeft gegeven over de voorliggende kwestie en klaagster niet op de hoogte heeft gebracht van de verandering van de voorstelling van zaken;

j) zonder bericht aan klaagster niet op twee zittingen bij het gerechtshof is verschenen;

k) zonder toestemming van klaagster het gerechtshof heeft verzocht om uitstel van de zitting en klaagster niet op de hoogte heeft gebracht van het gevraagde uitstel;

l) de rechtsbijstand aan klaagster eenzijdig heeft beëindigd zonder klaagster daarover te hebben bericht;

m) klaagster na beëindiging van de rechtsbijstand bij herhaling heeft lastiggevallen;

n) niet heeft willen luisteren naar door klaagster gemaakte opmerkingen ten aanzien van de zaak en zijn eigen weg is gegaan zonder enig resultaat te hebben bereikt.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Verweerder heeft, onder verwijzing naar een drietal e-mails van hem aan de voormalige advocaat van klaagster van 8, 14 en 21 februari 2017 waarin hij haar vraagt om toezending van het volledige dossier van klaagster, betwist dat hij heeft verzuimd het volledige dossier van klaagster van haar voormalige advocaat te verkrijgen. Verweerder heeft voorts onbetwist gesteld dat hij uiteindelijk naar het kantoor van de voormalige advocaat van klaagster is gegaan om het dossier van klaagster op te halen. Dat verweerder toen niet het volledige dossier van klaagster heeft gekregen, kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten; hij heeft alle moeite gedaan om het volledige dossier te verkrijgen. Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3 Verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat hij het verweerschrift incidenteel appel eerst in concept aan klaagster heeft gemaild en dat hij het verweerschrift pas bij het gerechtshof heeft ingediend nadat hij het met klaagster had besproken. Gelet hierop is ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.4 Verweerder heeft toegelicht dat klaagster hem had verzocht om drie syllabi van alles bij elkaar wel meer dan 500 pagina’s (bij benadering) als aanvullende stukken in te brengen als zijnde haar ‘visie op de zaak’. Verweerder heeft klaagster uitgelegd dat dit niet de bedoeling was en dat het overleggen van de syllabi ook niet in haar belang zou zijn. Klaagster aanvaardde dit en heeft de syllabi weer meegenomen, aldus nog steeds verweerder. Klaagster heeft deze gang van zaken niet betwist en heeft ook niet nader toegelicht op grond waarvan zij desondanks vindt dat verweerder tuchtrechtelijk iets te verwijten valt, zodat ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond is.

Ad klachtonderdeel d)

4.5 Verweerder erkent dat een juridisch medewerker van zijn kantoor klaagster een enkele keer te woord heeft gestaan vanwege het uitlopen van een zitting van verweerder. Dit enkele feit is, zonder nadere toelichting die ontbreekt, onvoldoende om verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Ook klachtonderdeel d) is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.6 Dat verweerder klaagster het volledige procesdossier bij het gerechtshof zou hebben laten inleveren is, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel e) is eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

4.7 Klaagster heeft dit klachtonderdeel niet onderbouwd, zodat het reeds gelet hierop kennelijk ongegrond is. Overigens heeft verweerder gemotiveerd betwist dat hij klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over het verloop van de zaak.

Ad klachtonderdeel g)

4.8 Verweerder erkent dat hij klaagster niet bij elk telefoontje te woord heeft gestaan. Wel heeft elke keer een juridisch medewerker haar te woord gestaan en van de nodige informatie voorzien. Het enkele feit dat klaagster (ook) te woord is gestaan door een juridisch medewerker is, zonder nadere toelichting die ontbreekt, onvoldoende om verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klachtonderdeel g) is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel h)

4.9 Klaagster heeft dit klachtonderdeel niet onderbouwd, zodat het reeds gelet hierop kennelijk ongegrond is.

Ad klachtonderdeel i)

4.10 Ook dit klachtonderdeel heeft klaagster niet onderbouwd en is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen j) en k)

4.11 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.12 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat er nog geen enkele zitting is geweest bij het gerechtshof. Voorts heeft verweerder onbetwist gesteld dat de wederpartij om uitstel heeft verzocht en dat hij dit verzoek met klaagster heeft besproken. Gelet hierop zijn klachtonderdelen j) en k) kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel l)

4.13 De voorzitter stelt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.14 Uit de e-mail van verweerder aan klaagster van 23 mei 2017 (zie hiervoor, 1.2) volgt dat verweerder geen vertrouwen meer had in een verdere samenwerking met klaagster, onder meer omdat klaagster zonder zijn medeweten stukken (de eerder genoemde syllabi) bij het gerechtshof had ingediend, terwijl hij nadrukkelijk had aangegeven dat het inbrengen van die stukken niet in haar belang zou zijn. Nu sprake was van een vertrouwensbreuk, was verweerder gehouden zijn werkzaamheden voor klaagster te beëindigen. Dat klaagster hiervan processuele schade heeft ondervonden, is gesteld noch gebleken. Ook klachtonderdeel l) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel m)

4.15 Klaagster heeft dit klachtonderdeel niet onderbouwd, zodat het reeds gelet hierop kennelijk ongegrond is.

Ad klachtonderdeel n)

4.16 Ook dit klachtonderdeel heeft klaagster niet onderbouwd. Voor zover klaagster doelt op de syllabi die verweerder aan haar heeft geretourneerd wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van klachtonderdeel c). Klachtonderdeel n) is eveneens kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.17 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 17 november 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 17 november 2017 verzonden.