ECLI:NL:TADRAMS:2017:218 Raad van Discipline Amsterdam 17-082/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:218
Datum uitspraak: 10-10-2017
Datum publicatie: 17-10-2017
Zaaknummer(s): 17-082/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 10 oktober 2017

in de zaak 17-082/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 12 mei 2017 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op het dekenspreekuur van 23 juni 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster. Bij brief aan de deken van 24 oktober 2016 heeft klager zijn klacht uitgebreid.

1.2 Bij brieven aan de raad van 26 januari 2017 en 30 maart 2017 met kenmerk 4016-0466, door de raad ontvangen op 30 januari 2017 en 31 maart 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 12 mei 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels niet-ontvankelijk, deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 12 mei 2017 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 9 juni 2017, door de raad ontvangen op 9 juni 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 augustus 2017 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 9 juni 2017. De brief met bijlagen van klager aan de raad van 21 augustus 2017 is door de raad geweigerd, nu deze brief korter dan twee weken voor de zitting – de termijn die geldt voor het indienen van nadere stukken – aan de raad is toegestuurd, klager ondanks een verzoek daartoe van de raad geen kopie van de brief aan verweerster heeft gestuurd en verweerster tegen het toevoegen van de brief aan het procesdossier bezwaar heeft gemaakt.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen de weergave van de feiten komt klager in verzet op, in die zin dat de in 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8 en 1.9 en 1.11 weergegeven feiten volgens hem onvolledig dan wel onjuist zijn. Voor zover nodig, zal daarop hierna worden ingegaan. Tegen de weergave van de klacht door de voorzitter voert klager in verzet slechts het hierna, in 3.2 vermelde bezwaar aan. Voorts komt klager in zijn verzetschrift met een aantal nieuwe verwijten aan het adres van verweerster. Voor uitbreiding van de klacht biedt de verzetprocedure echter geen ruimte.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 Anders dan de voorzitter heeft geoordeeld heeft klager wel een rechtstreeks belang bij klachtonderdelen e), f), g) en i), aangezien hij als burger van Nederland een rechtstreeks belang heeft bij de bescherming van het medisch beroepsgeheim.

3.2 De voorzitter heeft bij zijn beoordeling van klachtonderdeel l niet meegewogen dat verweerster op 13 juni 2013 ten laste van klager al conservatoir beslag had doen leggen. Verder heeft de voorzitter miskend dat de klacht ook ziet op het feit dat verweerster van de aanzegging van dit beslag niet gelijktijdig een afschrift aan de advocaat van klager heeft gestuurd.

3.3 Voor het overige komen de gronden van het verzet neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.

4 BEOORDELING

4.1 Het verzet richt zich alleen tegen de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdelen d) tot en met p). De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van deze klachtonderdelen de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels (kennelijk) niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Dat klager als burger van Nederland, net als iedere burger, een belang heeft bij bescherming van het medisch beroepsgeheim, is juist. Dat – algemene – belang is echter onvoldoende om tot ontvankelijkheid van klager bij een klacht over schending van het medisch beroepsgeheim te concluderen. De wetgever heeft de uitoefening van het klachtrecht in het algemeen belang bij uitsluiting aan de (lokale) deken opgedragen.

4.3 Verder kan aan klager worden toegegeven dat zijn klacht, zoals ingediend bij de deken, ook ziet op het feit dat verweerster op 13 juni 2013 ten laste van klager conservatoir beslag heeft doen leggen en van de aanzegging hiervan niet gelijktijdig een afschrift aan de advocaat van klager heeft gestuurd; in dat onderdeel van de klacht is klager echter niet-ontvankelijk, omdat klager de termijn als bedoeld in artikel 46g lid 1 Advocatenwet heeft overschreden. Dit volgt ook uit overweging 4.3 van de voorzittersbeslissing. Voor zover klager in verzet aanvoert dat de voorzitter bij de boordeling van onderdeel l) heeft miskend dat er op 13 juni 2013 al conservatoir beslag was gelegd, heeft hij ongelijk. Dat beslag maakt de brief van verweerster van 11 juli 2013 niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.4 Voor wat betreft de feitenvaststelling door de voorzitter overweegt de raad dat niet alle naar voren gebrachte feiten volledig behoeven te worden vastgesteld. Het gaat om een zakelijke opgave van de voor de beslissing relevante feiten. Die heeft de voorzitter vastgesteld. In het bijzonder behoefde de voorzitter niet al die feiten op te nemen die klager voor hem gunstig en relevant acht. Dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn, is niet gebleken.

4.5 In 1.6 en 1.11 van de voorzittersbeslissing zijn citaten weergegeven van door verweerster ingediende processtukken. Anders dan klager lijkt te veronderstellen heeft de voorzitter de inhoud van de citaten niet op juistheid beoordeeld.

4.6 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en G. Kaaij, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 oktober 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 10 oktober 2017

verzonden.