ECLI:NL:TADRAMS:2017:211 Raad van Discipline Amsterdam 17-618/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:211
Datum uitspraak: 28-09-2017
Datum publicatie: 06-10-2017
Zaaknummer(s): 17-618/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Niet is duidelijk wat verweerder heeft nagelaten aan te voeren in de namens klager gevoerde procedure.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  28 september 2017

in de zaak 17-618/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 16 augustus 2017 met kenmerk 4017-0230, door de raad ontvangen op 17 augustus 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft klager van augustus 2012 tot eind 2014 bijgestaan in verband met een geschil dat klager heeft met zijn verhuurder, Stichting Stadgenoot.

1.2 Stadgenoot heeft klager op 3 september 2014 gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam in verband met een achterstand in de huurbetaling. Namens klager heeft verweerder een conclusie van antwoord ingediend.

1.3 Bij vonnis van 23 december 2014 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en klager veroordeeld het gehuurde te ontruimen en daarbij bepaald dat Stadgenoot aan deze veroordelingen geen rechten kan ontlenen indien klager aan hetgeen in rechtsoverweging 4.3 van het vonnis is overwogen voldoet. Het vonnis luidt, voor zover hier relevant:

“4.1. Ter zitting is de huurachterstand niet langer betwist. (…)

4.3. Stadgenoot heeft ter zitting toegezegd [klager] niet te houden aan de ontbinding en niet te zullen ontruimen zolang [klager] naast tijdige betaling van de lopende huur een bedrag van € 150,00 per maand zal betalen aan Stadgenoot uiterlijk de eerste van de maand vanaf 1 februari 2015 ter aanzuivering van deze achterstand. Tevens zal [klager] de lopende huur vanaf januari 2015 stipt op tijd dienen te voldoen.” 

1.4 Op 29 december 2014 heeft verweerder het vonnis van 23 december 2014 aan klager gestuurd en hem meegedeeld dat het in zijn belang is om de in het vonnis genoemde voorwaarden strikt na te komen. Tevens heeft verweerder klager meegedeeld dat zijn rechtsbijstand hiermee aan een einde is gekomen.

1.5 Op het dekenspreekuur van 30 maart 2017 heeft klager een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) heeft nagelaten door klager verstrekte overzichten in rechte over te leggen;

b) tijdens de comparitie nauwelijks iets heeft gezegd;

c) heeft verzuimd deugdelijk verweer te voeren tegen de vordering van Stadgenoot.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Klager verwijt verweerder dat hij heeft nagelaten door klager verstrekte overzichten in rechte te overleggen. Klager heeft echter niet onderbouwd welke overzichten hij aan verweerder heeft aangeleverd die verweerder niet zou hebben overgelegd. Reeds gelet hierop is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen b) en c)

4.3 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en komen erop neer dat klager verweerder verwijt dat hij onvoldoende verweer heeft gevoerd tegen de vordering van Stadgenoot.

4.4 De voorzitter overweegt dat klager ook deze klachtonderdelen niet heeft onderbouwd. Derhalve is niet duidelijk wat verweerder precies zou hebben nagelaten aan te voeren. Voor zover klager doelt op het betwisten van de huurachterstand geldt dat verweerder in de conclusie van antwoord de hoogte van de huurachterstand heeft betwist. Verweerder heeft voorts, onder verwijzing naar het vonnis van de kantonrechter, genoegzaam aangevoerd dat de deurwaarder op de zitting de achterstanden en de juistheid van de achterstallige bedragen heeft toegelicht, hetgeen niet betwistbaar (meer) was. Ook klachtonderdelen b) en c) zijn kennelijk ongegrond.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 28 september 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 28 september 2017 verzonden.