ECLI:NL:TADRAMS:2017:198 Raad van Discipline Amsterdam 17-479/A/A/D

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:198
Datum uitspraak: 05-09-2017
Datum publicatie: 12-09-2017
Zaaknummer(s): 17-479/A/A/D
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar. Gegrond. Verweerder heeft in strijd gehandeld met de zorg die een behoorlijk advocaat ten opzichte van zijn cliënten betaamt. Daarnaast had verweerder de administratie van zijn dossiers niet op orde. Ook heeft verweerder niet-toevoegingswaardige zaken behandeld en foutieve declaraties ingediend, met het primaire doel daarmee omzet te genereren.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 5 september 2017

in de zaak 17-479/A/A

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

tegen:  

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 22 juni 2017 met kenmerk 4017-0413, door de raad ontvangen op 27 juni 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 25 juli 2017 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van mevrouw mr. Y.H. Heslinga (stafmedewerkster van de deken) en mr. G.J.W. Pulles (lid van de raad van de orde), en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde mr. C.G.J. van Oppen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 8 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennis genomen van de brief met bijlage van verweerder aan de raad van 11 juli 2017.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Naar aanleiding van verschillende steekproeven van de Raad voor Rechtsbijstand bij (het kantoor van) verweerder in de periode 2014 tot en met 2016, waarbij enkele malen sprake was van een foutscore van boven de 5%, heeft de Raad voor Rechtsbijstand 100%-controles uitgevoerd. Naar aanleiding van deze 100%-controles is de Raad voor Rechtsbijstand met verweerder in gesprek gegaan. Daarnaast heeft de Raad voor Rechtsbijstand op grond van de afspraken over informatie-uitwisseling tussen de dekens en de Raad voor Rechtsbijstand de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam geïnformeerd over het resultaat van de 100%-controles. Naar aanleiding van het resultaat van de 100%-controles heeft de Raad voor Rechtsbijstand toevoegingen ingetrokken en bedragen ter hoogte van in totaal EUR 32.486,94 van verweerder teruggevorderd.

2.2 Op 20 december 2016 hebben twee leden van de raad van de orde samen met een stafmedewerkster van de Amsterdamse Orde van Advocaten het kantoor van verweerder bezocht en inzage gevraagd in dossiers waarvoor door de Raad voor Rechtsbijstand toevoegingen waren verstrekt. Met toestemming van verweerder is door hen een aantal dossiers meegenomen. Vervolgens is het onderzoek uitgebreid en is verweerder gevraagd nog een aantal dossiers beschikbaar te stellen. Het onderzoek heeft geleid tot een rapport.

2.3 De bevindingen in het rapport luiden dat verweerder in een aantal gevallen lichtvaardig is overgegaan tot het aanhangig maken van een bezwaar- of beroepsprocedure, terwijl het bezwaar of beroep onvoldoende werd onderbouwd. Soms werden in het beroepschrift precies dezelfde gronden aangevoerd als in het bezwaarschrift. Soms werd beroep op nader aan te vullen gronden ingesteld, waarna verweerder – ondanks uitnodiging daartoe – de gronden niet aanvulde. Ook werden door verweerder voorlopige voorzieningen aangevraagd zonder dat deze van een deugdelijke onderbouwing werden voorzien. Verder werd de dossieropbouw, waaronder vastlegging van contacten met cliënten, volstrekt onvoldoende geoordeeld (veelal geen intakeformulier, geen opdrachtbevestiging noch gespreksaantekeningen, telefoonnotities of andere correspondentie met de cliënt). Voorts kon de tijdregistratie van verweerder veelal niet worden verantwoord aan de hand van de stukken die zich in de dossiers bevonden. In sommige dossiers ontbrak een tijdregistratie volledig. Daarnaast bleken door verweerder toevoegingen te zijn aangevraagd voor zaken waar in de regel geen toevoeging voor wordt verleend. Ook werden door verweerder kansloze zaken aangenomen, aldus – steeds – de bevindingen in het rapport.

2.4 Bij brief van 18 april 2017 heeft de deken het rapport aan verweerder toegezonden. Verweerder heeft hierop gereageerd, welke reactie deel uitmaakt van het klachtdossier en is weergegeven op de onder 1.3 genoemde inventarislijst.

3 BEZWAAR

3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) aan hem toevertrouwde zaken onzorgvuldig en ondeskundig heeft behandeld, door niet onderbouwde bezwaar-, beroepsschriften en voorlopige voorzieningen aan te vragen, dan wel geen noemenswaardige werkzaamheden te verrichten;

b) niet heeft voldaan aan de verplichting ingevolge artikel 6.5, eerste lid onder a, van de Verordening op de advocatuur (hierna: Voda) en geen volledige en complete administratie van zijn dossiers heeft, waaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen kunnen worden gekend;

c) toevoegingen heeft aangevraagd voor zaken die niet toevoegingswaardig zijn of geen verdedigbaar belang hebben, en tijd heeft geschreven welke op basis van de inhoud van de dossiers niet te verantwoorden is.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat door hem veel telefonisch met cliënten is gecommuniceerd en ook via e-mail en WhatsApp. Veel cliënten spreken Urdu met verweerder, het is dan voor hem niet mogelijk om schriftelijk met zijn cliënten te communiceren aangezien verweerder die taal enkel mondeling machtig is. De bijzondere omstandigheden van de cliënten en de rechtsgebieden brengen mee dat gesprekken met cliënten veel tijd kosten. Naar aanleiding van gesprekken met de Raad voor Rechtsbijstand zijn door verweerder veel toevoegingen ingetrokken. Verweerder erkent dat er in het verleden fouten zijn gemaakt, maar stelt dat er nu sprake is van verbetering. Verweerder heeft de werkgebieden waarop hij actief is beperkt. Uit de meest recente steekproef uitgevoerd door de Raad voor Rechtsbijstand volgt een foutpercentage van 5%, aldus verweerder.

5 BEOORDELING

Ad onderdeel a) van het bezwaar

5.1 De raad overweegt dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen, indien deze of de deken daarover klaagt. Wel zal de raad rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over het procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

5.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskansen van een aanhangig te maken procedure en het daarover informeren van de cliënt. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.

5.3 Verweerder heeft tijdens de zitting toegegeven dat er in het verleden fouten zijn gemaakt, en dat hij sommige zaken beter had moeten onderbouwen. De raad zal daarom de bevindingen in het rapport met betrekking tot de onderbouwing van de aan verweerder toevertrouwde zaken (zoals weergegeven onder 2.3) tot uitgangspunt nemen. De raad stelt aan de hand daarvan vast dat verweerder in strijd met de voor hem geldende professionele standaard heeft gehandeld. Verweerder heeft niet de zorgvuldigheid betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Dit onderdeel van het bezwaar is derhalve gegrond.

Ad onderdeel b) van het bezwaar

5.4 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende (financiële) voorwaarden schriftelijk te bevestigen, teneinde onduidelijkheden en misverstanden daarover te voorkomen.

5.5 Uit het rapport blijkt dat verweerder gedurende een lange periode, meermalen en bij meerdere cliënten heeft nagelaten opdrachtbevestigingen te sturen en de geldende (financiële) voorwaarden schriftelijk te bevestigen. Ook overigens blijken dossiers onvolledig, correspondentie met de cliënt ontbreekt. Verweerder is met deze handelwijze door blijven gaan nadat hij op de gebreken was gewezen.

5.6 De stelling van verweerder dat hij veelal in het Urdu met zijn cliënten communiceert, en dat hij die taal enkel mondeling machtig is, kan hem niet baten. Zoals de deken terecht aanvoert, had verweerder zijn dossieradministratie in een andere taal (bijvoorbeeld Nederlands of Engels) kunnen voeren. Nu dit niet is gebeurd heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.7 Ook dit onderdeel van het bezwaar is derhalve gegrond.

Ad onderdeel c) van het bezwaar

5.8 Verweerder heeft tegen de bevinding in het rapport dat hij toevoegingen heeft aangevraagd voor zaken die niet toevoegingswaardig zijn of geen verdedigbaar belang hebben ingebracht dat hij niet heeft geprotesteerd tegen de intrekking van de betreffende toevoegingen. Een en ander kan het aanvragen van de betreffende toevoegingen echter niet rechtvaardigen. Verweerder wist of had moeten begrijpen dat de betreffende zaken niet toevoegingswaardig waren of geen verdedigbaar belang hadden. Door desondanks een toevoeging aan te vragen heeft verweerder uitsluitend zijn eigen (geldelijk) belang gediend.

5.9 Verweerder heeft daarnaast op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de door hem verrichte werkzaamheden stroken met de voor de betreffende in het rapport aangehaalde toevoegingen gedeclareerde uren. De in het dossier aangetroffen stukken kunnen die uren in elk geval niet verantwoorden, ook niet indien rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van de betreffende cliënten en rechtsgebieden. Aldus moet worden aangenomen dat verweerder bij het indienen van deze declaraties in strijd met de waarheid heeft verklaard.

5.10 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de op hem rustende verplichting tot (financiële) integriteit. Ook dit onderdeel van het bezwaar is derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft in strijd gehandeld met de zorg die een behoorlijk advocaat ten opzichte van zijn cliënten betaamt. Daarnaast had verweerder de administratie van zijn dossiers niet op orde. Ook heeft verweerder niet-toevoegingswaardige zaken behandeld en foutieve declaraties ingediend, met het primaire doel daarmee omzet te genereren. Dit zijn ernstige feiten waarvoor een zware maatregel dient te worden opgelegd.

6.2 Daar staat tegenover dat er sprake is van een minimaal tuchtrechtelijk verleden. Ook heeft verweerder ter zitting aangegeven dat hij zijn praktijk inmiddels anders heeft ingericht en bereid is de gemaakte afspraken met de deken na te komen. In dit licht ziet de raad onvoldoende aanleiding om een onvoorwaardelijke schorsing op te leggen. De raad acht het opleggen van een voorwaardelijke schorsing van vier maanden passend en geboden, met verkorting van de inzagetermijn als bedoeld in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet tot twee jaar.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze proceskosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van vier maanden op;

- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

- bepaalt dat de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot twee jaar.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. S. van Andel, E.M.J. van Nieuwenhuizen, S. Wieberdink en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 5 september 2017 verzonden.