ECLI:NL:TADRAMS:2017:134 Raad van Discipline Amsterdam 17-130/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2017:134 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-06-2017 |
Datum publicatie: | 09-06-2017 |
Zaaknummer(s): | 17-130/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen |
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht over een collega-advocaat. Verweerder heeft met zijn e-mail aan klaagster de grenzen van het betamelijke in de onderlinge verhouding tussen advocaten overschreden. Gegrond. Waarschuwing en proceskostenveroordeling. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 2 juni 2017
in de zaak 17-130/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 17 oktober 2016 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 9 februari 2017 met kenmerk 4016-0718, door de raad ontvangen op 13 februari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 april 2017 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 8 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klaagster staat de heer Van der M bij in de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder. De heer Van der M is samen met zijn zuster erfgenaam in de nalatenschap van hun moeder. De zuster wordt bijgestaan door haar echtgenoot, de heer K.
2.2 Bij e-mail van 7 oktober 2016 heeft de heer K klaagster het volgende geschreven:
“[voornaam klaagster] zoekt altijd een benadering die past bij de cliënt”, lees ik op de site van uw kantoor, waar overigens ook staat “[voornaam klaagster] is betrokken bij haar cliënten. Door haar levenservaring, goed gevoel voor menselijke verhoudingen en haar ruime ervaring als advocaat coacht zij haar cliënten naar een oplossing voor het probleem waarmee zij komen”. Ik moet zeggen, u vult dit op geheel eigen wijze in!”
De e-mail is in cc aan een aantal derden, waaronder de cliënt van klaagster en verweerder, gestuurd. Verweerder en de heer K zijn al jarenlang goed bevriend.
2.3 In antwoord op de in 2.2 genoemde e-mail van de heer K heeft verweerder de heer K en klaagster bij e-mail van 7 oktober 2016 het volgende geschreven:
“Brrrr, wat een enge en vieze praatjes op die website. Maar misschien doe ik het helemaal fout. Ik zoek namelijk altijd een benadering die past bij de wederpartij (…) En gelukkig voor mijn cliënten, ben ik niet bij ze betrokken. Stel je toch voor, een meejankende advocaat.
De communicatie-eikel die deze teksten heeft verzonnen, zou eigenlijk dood geschoten moeten worden. Je ziet, Ik coach namelijk graag de samenleving naar oplossingen voor problemen.”
De e-mail van verweerder is in cc aan een aantal derden, waaronder de cliënt van klaagster, gestuurd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij met zijn e-mail van 7 oktober 2016 de grenzen van het betamelijke in de onderlinge relatie tussen advocaten heeft overschreden en aldus in strijd heeft gehandeld met Gedragsregel 17.
4 VERWEER
4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft allereerst aangevoerd dat hij de e-mail van 7 oktober 2016 niet heeft verstuurd in zijn hoedanigheid van advocaat, maar in zijn privé hoedanigheid. De raad volgt dit verweer niet. De betreffende e-mail is verstuurd vanaf het zakelijke e-mailadres van verweerder, met daaronder zijn e-mailhandtekening met daarbij de naam, het adres, het telefoonnummer en de verwijzing naar de toepasselijkheid van algemene voorwaarden van zijn kantoor. Een ieder die een dergelijke e-mail ontvangt zal er vanuit gaan dat de e-mail is verstuurd door een advocaat. De raad gaat er in het navolgende dan ook vanuit dat verweerder de betreffende e-mail in zijn hoedanigheid van advocaat heeft verstuurd.
5.2 De raad stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding zou kunnen verstoren. Uitlatingen die naar algemeen spraakgebruik als grievend of kwetsend moeten worden aangemerkt behoren advocaten in hun zakelijk verkeer achterwege te laten.
5.3 De raad is van oordeel dat verweerder met de e-mail van 7 oktober 2016 de grenzen van het betamelijke in de onderlinge verhouding tussen advocaten heeft overschreden. De e-mail is ongepast, onnodig en onwelwillend. Verweerder is ook helemaal niet betrokken bij het geschil tussen de cliënt van klaagster en diens zuster. Verweerder heeft de e-mail ook nog eens in cc aan derden, waaronder de cliënt van klaagster, gestuurd. Het staat verweerder vrij om een mening te hebben over de (inhoud van de) website van klaagster, maar de wijze waarop hij die mening heeft geuit acht de raad onnodig grievend. Dat verweerder, zoals hij ter zitting heeft toegelicht, een hyperbool heeft gebruikt maakt dit niet anders. Bovendien had verweerder dit eerder aan klaagster kunnen uitleggen toen zij daarom vroeg, maar dat heeft hij niet gedaan.
5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is.
6 MAATREGEL
6.1 In de gegeven omstandigheden acht de raad het opleggen van een waarschuwing passend en geboden. De raad neemt hierbij tevens in aanmerking dat verweerder ter zitting geen inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.
7.2 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze proceskosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;
Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. G. Kaaij en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
verzending
Deze beslissing is in afschrift verzonden op 2 juni 2017.