ECLI:NL:TADRAMS:2017:133 Raad van Discipline Amsterdam 17-138/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:133
Datum uitspraak: 02-06-2017
Datum publicatie: 09-06-2017
Zaaknummer(s): 17-138/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht over eigen advocaat. Verweerster is niet op de comparitie verschenen waardoor klager zich benadeeld heeft gevoeld. Waarschuwing en kostenveroordeling.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 2 juni 2017

in de zaak 17-138/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op het dekenspreekuur van 15 september 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 16 februari 2017 met kenmerk 4016-0652, door de raad ontvangen op 20 februari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 april 2017 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 11 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager heeft zich in juli 2015 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in een kennelijk onredelijk ontslagprocedure. Bij brief van 21 juli 2015 heeft verweerster de opdracht aan klager bevestigd. De opdrachtbevestiging luidt, voor zover relevant:

“Hierbij bevestig ik het gesprek dat wij op 13 juli jl. op kantoor hebben gehad naar aanleiding van de ontslagvergunning die aan uw werkgever is afgegeven na het niet succesvol aanvechten van de ontslagaanvraag.

(…) Ik heb u al eerder aangegeven dat de kans op succes in deze procedure niet heel groot is (…)”

2.2 Verweerster heeft vervolgens namens klager een procedure aanhangig gemaakt, waarbij wedertewerkstelling en schadevergoeding is gevorderd. De comparitie is gepland op 29 maart 2016. Verweerster is vanwege acute persoonlijke omstandigheden niet verschenen. Klager was wel aanwezig. De comparitie heeft ondanks de afwezigheid van verweerster doorgang gevonden.

2.3 Bij brief van 31 maart 2016 is verweerster door de rechtbank in de gelegenheid gesteld op 2 mei 2016 een akte na comparitie te nemen, hetgeen zij heeft gedaan.

2.4 Op 4 augustus 2016 heeft verweerster het vonnis aan klager gestuurd. In de begeleidende brief staat, voor zover hier relevant:

“Bijgaand treft u aan de uitspraak van de rechtbank (…)

Helaas heeft de rechtbank ons verzoek afgewezen. (…) Hiermee is de procedure ten einde gekomen. Het spijt me u niet beter te kunnen berichten. (…) indien u nog behoefte heeft aan een nadere bespreking, verzoek ik u contact met kantoor op te nemen voor het maken van een afspraak. (…)

Ik zeg u dank voor de verleende opdracht. Indien u nog vragen heeft, dan verzoek ik u om contact met mij op te nemen.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) er geen voorbespreking heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de comparitie, hetgeen wel was afgesproken;

b) zij haar afwezigheid tijdens de comparitie niet tijdig aan klager heeft doorgegeven en niet voor vervanging heeft gezorgd;

c) klager schikkingsmogelijkheden zijn ontnomen doordat zij niet op de comparitie aanwezig was;

d) er verschillende mededelingen zijn gedaan over de reden van haar afwezigheid;

e) zij haar toezegging om contact op te nemen met klager niet is nagekomen en zij niet heeft gereageerd op verzoeken van klager om contact met hem op te nemen.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a), b), c) en d)

5.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien allemaal op de afwezigheid van verweerster tijdens de comparitie op 29 maart 2016.

5.2 Verweerster heeft aangevoerd dat het voor haar niet mogelijk was om op de comparitie aanwezig te zijn, omdat haar schoonvader de dag ervoor met spoed was opgenomen in het ziekenhuis in Rotterdam in verband met verergerde klachten die gepaard gingen met zijn blaaskanker. De situatie was zodanig ernstig dat verweerster met haar echtgenoot bij hem heeft moeten blijven en zij de ochtend van 29 maart 2016 niet naar Amsterdam kon vertrekken om de comparitie bij te wonen. Haar schoonvader is kort daarna ook overleden. Het kantoor van verweerster heeft de ochtend van de comparitie zo vroeg mogelijk contact opgenomen met de rechtbank om aan te geven dat verweerster wegens onvoorziene persoonlijke omstandigheden niet op de comparitie aanwezig kon zijn. Vervanging was niet mogelijk omdat verweerster het dossier bij zich had en haar kantoorgenoot verhinderd was in verband met andere afspraken. Verweerster is er vanuit gegaan dat de comparitie zou worden aangehouden. Zij was op dat moment niet in staat om klager te woord te staan. Klager is echter wel opgevangen door het kantoor van verweerster. Direct nadat verweerster terug was van de begrafenis in Turkije heeft zij klager telefonisch benaderd en heeft zij de zaak inhoudelijk met hem doorgenomen. Aan de hand daarvan is een uitgebreide akte na comparitie genomen. Klager is niet in zijn belangen geschaad, zo blijkt ook uit het vonnis, en verweerster heeft hem op de best mogelijke manier vertegenwoordigd, aldus nog steeds verweerster.

5.3 De raad overweegt als volgt. De raad is zich bewust van de lastige situatie waarin verweerster zich bevond vanwege de kritieke toestand van haar schoonvader. De raad is evenwel van oordeel dat verweerster onvoldoende heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de belangen van klager hierdoor niet zouden worden geschaad en dat klager van een en ander op de hoogte was. Het had op de weg van verweerster gelegen om zelf met de rechtbank en met klager te bellen om de ernst van de situatie uit te leggen. Dat zij daartoe niet in staat was, is de raad niet gebleken. Zij was immers ook in staat om met haar kantoor te overleggen. Ter zitting is gebleken dat het kantoor van verweerster de rechtbank om aanhouding heeft gevraagd vanwege ziekte. Hieruit blijkt geenszins de ernst van de situatie. Ook blijkt hieruit niet waarom verweerster niet voor vervanging kon zorgen. Het is dan ook niet gek dat de rechtbank de comparitie toch door heeft laten gaan. Dit had anders kunnen lopen indien verweerster zelf contact had opgenomen met de rechtbank. Verweerster heeft voorts ter zitting verklaard dat haar kantoor klager voorafgaand aan de comparitie heeft geprobeerd te bellen, maar dat hij niet opnam. Klager heeft dit echter gemotiveerd betwist, zodat dit niet kan worden vastgesteld. Wel heeft het kantoor van verweerster hem een half uur voor aanvang van de comparitie een e-mail gestuurd, waarin stond dat verweerster niet op de comparitie aanwezig kon zijn vanwege ziekte. Ook hieruit blijkt niet de ernst van de situatie en bovendien heeft klager de e-mail pas na de comparitie kunnen lezen.

5.4 Doordat verweerster niet op de comparitie aanwezig was, heeft er geen voorbespreking met klager kunnen plaatsvinden, zoals wel was afgesproken. Ook heeft klager zich benadeeld gevoeld en heeft hij de indruk eraan overgehouden dat de zaak anders had kunnen lopen als hij tijdens de comparitie wel was bijgestaan door een advocaat. Hij had zich in ieder geval meer gesteund gevoeld dan nu het geval is geweest en er hadden wellicht schikkingsonderhandelingen kunnen plaatsvinden, waartoe hij zichzelf niet in staat achtte. Dit valt verweerster aan te rekenen.

5.5 De conclusie van het voorgaande is dat klachtonderdelen a) tot en met d) gegrond zijn.

Ad klachtonderdeel e)

5.6 In klachtonderdeel e) verwijt klager verweerster dat zij haar toezegging om contact met hem op te nemen niet is nagekomen en dat zij ook na haar vakantie niet heeft gereageerd op verzoeken van klager om contact op te nemen.

5.7 Verweerster voert aan dat klager tijdens haar vakantie heeft gebeld en dat hij vervolgens is uitgenodigd voor een gesprek op 6 september 2016. Bovendien heeft verweerster klager in haar eindbrief (zie hiervoor, 2.4) uitdrukkelijk uitgenodigd voor een bespreking op kantoor. Klager heeft dit geweigerd, aldus verweerster.

5.8 De raad overweegt dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerster, niet kan worden vastgesteld dat zij haar toezegging om contact met klager op te nemen niet is nagekomen en dat zij niet heeft gereageerd op verzoeken van klager om contact met hem op te nemen. Klachtonderdeel e) is dan ook ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerster heeft onvoldoende gedaan om ervoor te zorgen dat de belangen van klager niet zouden worden geschaad. Ook heeft zij klager onvoldoende geïnformeerd omtrent haar afwezigheid tijdens de comparitie. Dit valt haar te verwijten. De raad acht het opleggen van een waarschuwing in dit geval passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze proceskosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a) tot en met d) gegrond;

- verklaart e) ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. G. Kaaij en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift verzonden op 2 juni 2017.