ECLI:NL:TADRAMS:2016:96 Raad van Discipline Amsterdam 15-596/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:96
Datum uitspraak: 18-04-2016
Datum publicatie: 25-04-2016
Zaaknummer(s): 15-596/A/NH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 18 april 2016

in de zaak 15-596/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 15 december 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 19 juni 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 24 november 2015 met kenmerk td/md/15-216, door de raad ontvangen op 26 november 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 15 december 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 december 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 6 januari 2016, door de raad ontvangen op 8 januari 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 februari 2016 in aanwezigheid van verweerster.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 6 januari 2016.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

a) de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat de stelling dat “klager wiet zou hebben geteeld”, reeds onderwerp van debat was geweest;

b) de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat verweerster de haar – als advocaat van de wederpartij – toekomende vrijheid niet heeft overschreden door haar eigen mening te blijven volgen;

c) de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat verweerster heeft geprobeerd om tot een regeling te komen.

3.2 Klager stelt ter toelichting op het verzet dat verweerster niet haar mening heeft gegeven maar een niet onderbouwde beschuldiging heeft geuit.

4 BEOORDELING

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens en P. van Lingen, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 april 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 18 april 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.