ECLI:NL:TADRAMS:2016:93 Raad van Discipline Amsterdam 16-701/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:93
Datum uitspraak: 11-04-2016
Datum publicatie: 12-04-2016
Zaaknummer(s): 16-701/A/NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Klacht tegen eigen advocaat. Tussenbeslissing. Klaagster wordt in de gelegenheid gesteld nadere stukken die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening door verweerster in het geding te brengen.

 Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 11 april 2016

in de zaak 16-701/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 25 juni 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 6 januari 2016 met kenmerk td/np/15-235, door de raad ontvangen op 7 januari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 februari 2016 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 33 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klaagster heeft een geschil met het Koninklijk Conservatorium (hierna het KC) over, kort gezegd, de wijze waarop het KC de dochter van klaagster onderwijs heeft gegeven.

2.2 In maart 2015 heeft klaagster zich tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in het geschil met het KC. Bij e-mail van 17 maart 2015 heeft verweerster klaagster meegedeeld dat zij bereid is een rechtszaak te starten doch dat zij het dossier, indien noodzakelijk, wil aanvullen met de mogelijk ontbrekende stukken.

2.3 Bij brief van 7 april 2015 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster verweerster meegedeeld dat in overleg met klaagster is besloten de (verdere) behandeling van het geschil met het KC aan verweerster uit te besteden en haar verzocht de belangen van klaagster in deze te behartigen. In de brief staat tevens dat de rechtsbijstandsverzekeraar ervan uit gaat dat verweerster de zaak kan afhandelen binnen 30 uren tegen een uurtarief van € 140,- exclusief BTW.

2.4 Bij brief van 8 april 2015 heeft verweerster klaagster onder meer bericht:

“In goede orde ontving ik de opdrachtbevestiging van de (…) rechtsbijstandverzekering inzake uw vraag om de aansprakelijkheid van het Koninklijk Conservatorium betreffende de vermeende immateriële – en materiële schade van uw dochter (…) Het digitale dossier zoals dat bij mij is aangeleverd heb ik doorgenomen en ook kennis genomen van de verwachtingen welke u heeft op grond van de, vermeende, onrechtmatige daad van het Koninklijk Conservatorium (…) Om de gestelde PTSS van uw dochter te kunnen juridiseren zijn er een aantal essentiële stukken afwezig en/of onvoldoende aangeleverd (…)

Met betrekking tot de uitvoering van de opdracht

Verwijzend naar de bewijslast van u als eiser geldt het volgende:

Allereerst beschik ik nog niet over het volledige dossier;

ten tweede

mist het dossier de klachtbrief van de ouders op grond waarvan de docenten van het KC een reactie geven (…)

mist het dossier de aansprakelijkheidstelling van het KC in 2014

ten derde

Zoals (ook al eerder) genoemd mis ik het medisch attest met betrekking tot de fysieke problemen van uw dochter en de obstipatieklachten zoals behandeld door de kinderarts (…)

ten vierde

Tevens is onvolledig het bewijsnr 1a (…)

Gezien bovengenoemde is mijn advies het volgende

- om een afspraak opdat uw juridische keuzes overeenkomstig het belang van uw dochter gemaakt kunnen worden;

- de aanvulling van het dossier opdat de rechtspositie van uw dochter kan worden opgesteld;

- het overgaan tot een procedure in de juiste volgorde om de aansprakelijkheid van het KC vast te stellen. Professioneel zie ik, nu het KC reeds een aansprakelijkheidstelling heeft ontvangen geen aanleiding dit opnieuw te doen doch zo snel mogelijk een verzoekschrift procedure te starten voor een voorlopige voorziening getuige verhoor. (…)

Met betrekking tot de financiële afspraken verwijs ik naar de brief van (…) 7 april 2015. Naar gewoonte/gebruik in mijn praktijk stuur ik [de rechtsbijstandsverzekeraar] een voorschotnota van 10 uur. Bij vervolg declaratie zal ik een overzicht geven van de geregistreerde werkzame uren als wel inzage geven in processtukken. (…)”

2.5 Bij e-mail van 16 april 2015 heeft verweerster klaagster onder meer meegedeeld:

“naar ik begrijp heb ik reeds tot 2x toe toegezegd te zullen procederen, met de opdrachtbevestiging heb ik mij er zelfs op vastgelegd. Het overleg gaat in stapjes, daar is blijkbaar een reden voor! Graag ontvang ik de brief met de aansprakelijkheidstelling en de volledige bijlage 1a plus om deze als speerpunt in de dagvaarding te gebruiken. (…) Als ik die stukken hebt kunt u binnen een week een concept dagvaarding.”

2.6 Na ontvangst van de stukken heeft verweerster klaagster op 28 april 2015 een eerste concept-dagvaarding gestuurd. In de begeleidende e-mail staat onder meer:

“bij deze de dagvaarding zover, ik verwijs u naar de inhoud daarvan. De wet ARBO zoals door u eerder genoemd heb ik niet als uitgangspunt genomen omdat deze niet geldt voor het basisonderwijs.

de eisen zal ik zeker nog aan willen passen als ik meer bekend ben met wat u als schade ervaart.

De emotionele schade (…) zal ik vooralsnog niet als PTSS kwalificeren omdat ik niet beschik over een erkende diagnose. Mogelijk wilt u nadenken welke primaire/subsidiaire eis (zowel materieel; als immaterieel) in het dictum u wilt opnemen.

Voor de dagvaarding heb ik de volledige voornamen van u en de vader nodig.”

2.7 Naar aanleiding van voornoemde concept-dagvaarding hebben klaagster en verweerster per e-mail overleg gehad over de inhoud van die concept-dagvaarding.

2.8 Op 27 mei 2015 heeft verweerster klaagster een tweede dagvaarding gestuurd. In de begeleidende e-mail staat, voor zover hier relevant:

“Bij deze stuur ik de dagvaarding zoals deze naar mijn idee weg kan, mogelijk zijn er nog aanvullingen.

graag ontvang ik de volledige voornamen van u beiden als eiser/de ouders.

Ik heb opgemerkt dat er van het familie verhaal (…) meerdere bladzijden ontbreken (…)”

2.9 Bij e-mail van 28 mei 2015 heeft klaagster verweerster bericht dat zij in het weekend naar de dagvaarding zal kijken en verweerster gevraagd of dat de juiste eerstvolgende actie is.

2.10 Bij e-mail van diezelfde dag heeft verweerster klaagster meegedeeld dat zij de producties zal printen en binden zodat deze klaar zijn om naar de deurwaarder te worden gestuurd en dat zij van haar kant geen noodzakelijke aanvullingen meer ziet.

2.11 Bij e-mail van 4 juni 2015 heeft de gemachtigde van klaagster verweerster onder meer meegedeeld:

“Ik heb naar de dagvaarding gekeken en de volgende punten, hieronder kanttekeningen genoemd, opgemerkt. Ik stel op verzoek van [klaagster] voor dat u (…) kijkt welke daarvan op zich een beetje of iets meer juist zouden kunnen zijn c.q. tot een verbetering van de dagvaarding leiden, ook volgens u. Kan u mij die punten noemen? Dan kunnen de punten die u niet noemt door mij onderbouwd/toegelicht worden.

Maar natuurlijk is ook een andere manier goed als vervolg. Het is geen dictaat, ik heb slechts mijn opinie gegeven, u bent en blijft natuurlijk de advocaat in charge. Maar ik heb wel zo’n 17 jaar ervaring als advocaat. Ik hoop dus dat u open staat voor een inhoudelijk juridisch dialoog (…)”

2.12 Bij e-mail van 12 juni 2015 heeft verweerster inhoudelijk gereageerd op de e-mail van de gemachtigde van klaagster en hem meegedeeld dat met het ook beantwoorden van zijn e-mail ruim 20 van de 30 beschikbare werkuren zijn geregistreerd.

2.13 De gemachtigde van klaagster heeft verweerster hierop bij e-mail van 15 juni 2015 onder meer meegedeeld:

[Klaagster] is ernstig geschrokken door uw reactie op mijn kanttekeningen bij uw dagvaarding. De opdracht tot dienstverlening (overeenkomst) aan u verkeert thans daardoor, in combinatie met eerdere feiten, in een acuut cruciale fase. Ter afwending daarvan ’t volgende. (…)

Graag verzoek ik u namens, en uitdrukkelijk in opdracht van [klaagster] tweeërlei, uitdrukkelijk herhaald, gericht op het voorkomen van ernstige onwenselijkheden hierna:

-1: Urenspecificatie: Graag ontvangt uw cliënt een uitdraai van uw urenspecificatie c.q. een urenspecificatie (…)

-2: Fouten/veranderpunten: Graag wordt door u opgesteld een lijstje, waarin eenduidig en volledig staat welke kanttekeningen (met vermelding van nummers) door u als terecht/juist worden gezien, los van vermeend juiste bespiegelingen uwerzijds over de oorzaak daarvan, c.q. in plaats daarvan welke kanttekeningen (met vermelding van nummers) tot verandering van de tekst van de dagvaarding aanleiding moeten zijn, in uw visie. (…)”

2.14 Bij e-mail van 16 juni 2015 heeft verweerster klaagster onder meer meegedeeld:

“de samenwerking met u als opdrachtgever(…), ondanks mijn meerdere verzoeken tot overleg, komt niet op gang. De toonzetting van uw adviseur is opnieuw contraproductief en ongepast binnen een juridisch dialoog welke hij veinst te willen voeren; het is voor mij klaar! Opnieuw blijkt dat u uiteindelijk mij onvoldoende/ tot geen informatie blijft verschaffen en derhalve ook niet reageert op de inhoudelijkheid van mijn mails.

Voor de goede orde stel ik voor dat u gebruik maakt van mijn laatste aanbod voor een overleg om op grond van de stukken en informatie tot uitleg en een begripvolle samenwerking te komen. (…) Mocht u niet op mijn aanbod ingaan dan ga ik er vanuit dat er geen vertrouwen is en dat u mij ook niet de informatie zal verschaffen. In dat geval zal ik een conclusie trekken. (…)”

2.15 Bij e-mail van 17 juni 2015 heeft klaagster de overeenkomst met verweerster buitengerechtelijk ontbonden, haar meegedeeld dat als gevolg van de wanprestatie en de ontbinding de grondslag voor betaling aan de rechtsbijstandsverzekeraar is komen te ontvallen en haar aansprakelijk gesteld voor alle (in)directe schade, ook gevolgschade, door de wanprestatie.

2.16 Op 8 juli 2015 heeft verweerster de rechtsbijstandsverzekeraar een nota met urenspecificatie gestuurd ten bedrage van (17,3 uur x € 140,- =) € 3.135,76 inclusief BTW en kantoorkosten.

2.17 Bij brief van 24 juli 2015 heeft verweerster klaagster een nota met urenspecificatie gestuurd ten bedrage van (22,8 uur x € 150,- =) € 4.427,87 inclusief BTW en kantoorkosten.

2.18 Bij e-mail van 1 september 2015 heeft mr. X, senior jurist bij de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster, verweerster bericht dat klaagster hem heeft verzocht om haar van advies te dienen ter zake haar geschil met verweerster en dat hij er naar streeft verweerster op korte termijn inhoudelijk te berichten.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) haar werk niet goed doet;

b) weigert een urenspecificatie te overleggen;

c) weigert beroepsfouten te erkennen;

d) het belang van haar cliënt miskent.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert aan dat ook de dagvaarding die zij op 27 mei 2015 aan klaagster heeft gestuurd een concept betrof, in die zin dat het lichaam van die dagvaarding voor haar wel definitief was, maar de aanhef en het petitum nog moesten worden aangepast. Verweerster voert voorts aan dat klaagster de rechtsbijstandsverzekeraar heeft verboden aan verweerster het bedrag van € 3.135,76 uit te betalen, reden waarom zij het volledig aantal uren met het totale bedrag van € 4.427,87 aan klaagster in rekening heeft gebracht, aldus verweerster.

5 BEOORDELING

5.1 De klachten hebben met name betrekking op de kwaliteit van de door verweerster aan klaagster geleverde dienstverlening.

5.2 Voorop wordt gesteld dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

5.3 Het is de raad op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting duidelijk geworden dat de gemachtigde van klaagster de door verweerster op 27 mei 2015 aan klaagster gestuurde dagvaarding kwalitatief niet goed vindt. De door de gemachtigde van klaagster gemaakte kanttekeningen bij de dagvaarding zijn naar het oordeel van de raad echter onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de kwaliteit van de dagvaarding zodanig is dat verweerster de grenzen van de in § 5.2 genoemde vrijheid heeft overschreden en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het oordeel van de gemachtigde van klaagster over de dagvaarding van 27 mei 2015 is immers gekleurd en bovendien heeft verweerster (onder meer) in haar brief aan de deken van 31 augustus 2015 aangegeven dat zij de gemachtigde van klaagster niet de aangewezen persoon acht voor een second opinion over de door haar opgestelde dagvaarding.

5.4 De raad overweegt dat voor de beoordeling van de vraag of de kwaliteit van de dagvaarding van 27 mei 2015 voldoet aan de eisen die daaraan van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mogen worden gesteld nuttig kan zijn de brief van mr. X, senior juridisch medewerker van de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster, van 14 september 2015, waar klaagster in haar brief aan de raad van 31 januari 2016, door de raad ontvangen op 1 februari 2016, uit citeert. Uit dat citaat lijkt immers te volgen dat mr. X de dagvaarding van 27 mei 2015 inhoudelijk heeft beoordeeld. De raad ziet dan ook aanleiding om klaagster in de gelegenheid te stellen de brief van mr. X van 14 september 2015 in het geding te brengen en te voorzien van een toelichting. Verweerster zal in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.

5.5 De raad houdt iedere verdere beslissing aan.

BESLISSING

De raad van discipline:

- stelt klaagster in de gelegenheid om uiterlijk 25 april 2016 een kopie van de hiervoor onder § 5.4 bedoelde brief van mr. X van 14 september 2015, eventueel voorzien van toelichting, aan de raad en aan verweerster te doen toekomen;

- stelt verweerster in de gelegenheid om uiterlijk op 9 mei 2016 haar schriftelijke reactie op de haar toegezonden stukken aan de raad en klaagster te doen toekomen;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. S. van Andel en A. de Groot, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 april 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 11 april 2016

verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.