ECLI:NL:TADRAMS:2016:87 Raad van Discipline Amsterdam 15-251A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:87
Datum uitspraak: 01-04-2016
Datum publicatie: 08-04-2016
Zaaknummer(s): 15-251A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Verzet deels gegrond. Klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

Beslissing van 1 april 2016

in de zaak 15-215A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 oktober 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 18 mei 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 17 september 2015 met kenmerk 4015-0345, door de raad ontvangen op 21 september 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 22 oktober 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 oktober 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief met bijlagen van 20 november 2015, door de raad ontvangen op 23 november 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 januari 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 20 november 2015 met bijlagen.

1.7 Na de zitting heeft de raad klager bij brief van 18 februari 2016 in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over het bepaalde in artikel 46g Advocatenwet. Klager heeft hierop bij brief van 25 februari 2016 gereageerd. Verweerster is bij brief van 4 maart 2016 in de gelegenheid gesteld op de brief van klager te reageren. Van die gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.

1.8 Nadien zijn partijen ervan op de hoogte gesteld dat op 1 april 2016 uitspraak zal worden gedaan.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Klager is in 2008 op staande voet ontslagen door zijn toenmalig werkgever. Tegen dat ontslag heeft hij, met bijstand van mr. A., beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep HBO. Dat beroep is ongegrond verklaard. Klager is vervolgens in 2009 over het ontslag een procedure begonnen bij de kantonrechter te Amsterdam. De kantonrechter heeft zich bij vonnis van 26 mei 2010 onbevoegd verklaard omdat de Commissie al over het ontslag had beslist.

2.2 Bij brief van 3 juni 2010 heeft klager zijn voormalig werkgever onder meer het volgende geschreven:

“Ik deel u hierbij mede dat ik af zie van een hoger beroep, want het is een hoger beroep tegen het besluit ‘is de rechter onbevoegd of niet’ en niet tegen de uitspraak over het al of niet terecht gegeven ontslag op staande voet. (...)

Dit alles geschreven hebbende kom ik met een verzoek: Zoudt u mij willen uitnodigen voor een gesprek?”

2.3 Klager is vervolgens uitgenodigd voor een gesprek door zijn voormalig werkgever. Dat gesprek heeft op 14 juni 2010 plaatsgehad, maar heeft niet tot een oplossing geleid.

2.4 Bij brief van 17 juni 2010 heeft klagers toenmalige advocaat (hierna mr. X) aan de voormalig werkgever van klager bericht:

“(...) Cliënte beraadt zich thans over een eventueel hoger beroep. Namens en op verzoek van cliënt bericht ik u, dat cliënt zich hangende dit beraad de rechten op hoger beroep uitdrukkelijk voorbehoudt.”

2.5 Op 23 juni 2010 heeft klager een oriënterend gesprek met verweerster gevoerd. Op 25 juni 2010 heeft verweerster de zaak overgenomen van mr. X.

2.6 Verweerster heeft bij dagvaarding van 27 juli 2010 namens klager bij het gerechtshof Amsterdam (hierna het hof) hoger beroep ingesteld van het vonnis van 26 mei 2010 en klager in die procedure bijgestaan als advocaat.

2.7 De advocaat van de voormalig werkgever van klager heeft in appel bij memorie van antwoord van 18 januari 2011 bovengenoemde brief van klager van 3 juni 2010 in het geding gebracht en gesteld dat klager heeft berust in het vonnis van de kantonrechter. Verweerster had die brief niet eerder gezien.

2.8 Verweerster heeft vervolgens pleidooi aangevraagd. In de pleitnotities die zij ter voorbereiding van het pleidooi had opgesteld, heeft zij het berustingsverweer niet besproken. In haar eerste termijn is zij op dit verweer niet ingegaan. Nadat de wederpartij het berustingsverweer in haar eerste termijn opnieuw had gevoerd, is verweerster daarop in haar tweede termijn ingegaan. In het proces-verbaal van de zitting van het hof van 28 april 2011 is onder meer vermeld:

“[Verweerster] verklaart dat van berusting geen sprake is geweest. Zij voert daartoe aan dat [klager] geen jurist is en dat het niet duidelijk is of hij op het moment dat hij de brief schreef heeft geweten wat de gevolgen daarvan zouden zijn of deze heeft kunnen overzien.

Desgevraagd verklaart [klager], zakelijk weergegeven, het volgende.

Onder druk van mijn toenmalige advocaat, [mr. X], heb ik de brief waarin ik berust in het vonnis van 26 mei 2010 geschreven. Ik heb heel erg getwijfeld of ik wel of niet moest berusten, maar heb dat toen toch gedaan. Ik heb die brief voornamelijk geschreven om in contact te komen met de nieuwe directeur [de heer M], in de hoop dat hij de onredelijkheid van mijn ontslag zou inzien en mij zou uitnodigen voor een gesprek.”

2.9 Het hof heeft het berustingsverweer van de voormalig werkgever van klager gehonoreerd en heeft klager bij arrest van 28 juni 2011 niet-ontvankelijk verklaard.

2.10 Bij e-mail van 29 juni 2011 heeft klager, onder bijvoeging van de onder 2.4 genoemde brief van 17 juni 2010, aan verweerster onder meer geschreven: “Op 17 juni 2010 heeft [mr. X] nog [de advocaat van de voormalig werkgever] geïnformeerd over het hoger beroep. Daar kwam toen geen protest. (...)”

2.11 Naar aanleiding van het arrest van het hof van 28 juni 2011 heeft verweerster cassatieadvies ingewonnen en het – positieve – advies met klager besproken. Daarna heeft klager zich gewend tot een nieuwe advocaat (hierna mr. B.). Mr. B. heeft ook cassatieadvies ingewonnen en dat luidde negatief.

2.12 De ontslagzaak is uiteindelijk geschikt.

2.13 Mr. B. heeft verweerster namens klager bij brief van 9 januari 2012 aansprakelijk gesteld voor de schade die klager meent te hebben geleden doordat verweerster zou hebben verzuimd om in het hoger beroep de bewuste brief van 17 juni 2010 in het geding te brengen en om overigens alles uit de kast te halen tegen het berustingsverweer.

2.14 Klager is, bijgestaan door mr. B., eind 2012 een civiele procedure bij de rechtbank Amsterdam begonnen waarin hij, naast schadevergoeding, vorderde om voor recht te verklaren dat verweerster niet als redelijk handelend en bekwaam advocaat heeft gereageerd op het berustingsverweer.

2.15 Bij vonnis van 11 september 2013 heeft de rechtbank de vordering van klager afgewezen. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen:

Dat [mr. X] veertien dagen na 3 juni 2009 [bedoeld zal zijn 2010] heeft laten weten dat [klager] zich nog beraadt op een eventueel hoger beroep, maakt een en ander niet anders. [Klager] had op dat moment immers al berust door te verklaren dat hij afzag van hoger beroep en die verklaring kon hij niet meer intrekken (...)”

Het vonnis van 11 september 2013 is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan.

2.16 Op 24 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over mr. B. De voorzitter van de raad heeft deze klacht bij beslissing van 8 januari 2015 kennelijk ongegrond verklaard. Het door klager tegen die beslissing ingestelde verzet is door de raad bij beslissing van 30 maart 2015 ongegrond verklaard.

2.17 Bij brief van 18 mei 2015 aan de deken heeft klager zich beklaagd over verweerster.

2.18 Klager heeft bij zijn brief aan de deken van 30 juni 2015 (repliek) een uitdraai gevoegd van een mailbericht van 23 juni 2010, met als bijlage de bewuste brief van 17 juni 2010. Het mailbericht is blijkens de aanhef gericht aan verweerster en luidt: “Briefje van [mr. X] aan de advocaat van [de voormalig werkgever] over het hoger beroep.”

3 KLACHT

3.1 Voor een weergave van de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

4 VERZET

4.1 Klager voert in verzet allereerst aan dat een aantal door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn. Daarnaast voert klager in verzet een aantal stellingen aan die hij eerder heeft ingenomen en voegt daaraan nog het volgende toe.

4.2 Verweerster heeft de brief van klager aan zijn voormalig werkgever van 3 juni 2010 nimmer met hem besproken. De pleitnotities van verweerster zijn hiervoor het duidelijkste bewijs. Hierin is immers niets opgenomen over het berustingsverweer dat door de wederpartij was gevoerd. Ook heeft verweerster de gevolgen van de brief van 3 juni 2010 niet onderzocht. Verweerster had zich moeten informeren en had op de hoogte moeten zijn van het gesprek dat klager heeft gehad met zijn voormalig werkgever op 14 juni 2010, in welk gesprek klager is teruggekomen van zijn berusting, en de brief van mr. X van 17 juni 2010, zodat zij dit had kunnen aanvoeren bij het hof. Dat klager het gesprek van 14 juni 2010 en de brief van 17 juni 2010 niet zelf ter sprake heeft gebracht is volstrekt logisch, nu verweerster, door niet over de brief van 3 juni 2010 te beginnen, klager in de waan heeft gelaten dat de brief van 3 juni 2010 door de brief van mr. X van 17 juni 2010 een afgedane zaak was.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a), b) en c), e) en f)

5.1 De raad stelt bij de beoordeling van deze klachtonderdelen voorop dat ingevolge artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Op deze regel bevat lid 2 van genoemd artikel een uitzondering voor het geval de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar nadat de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De raad dient deze voorschriften ambtshalve toe te passen. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.

5.2 De raad heeft klager na de zitting in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk over de toepassing van artikel 46g Advocatenwet uit te laten. Klager heeft bij brief van 25 februari 2016 nader toegelicht dat hem de fout van verweerster tijdens de mondelinge behandeling van het door klager ingestelde verzet tegen de beslissing van de voorzitter van 8 januari 2015 (zie § 2.16) duidelijk is geworden. Tijdens die mondelinge behandeling heeft de voorzitter van de raad gezegd dat klager “dan een klacht tegen verweerster moet indienen”. Bij beslissing van 30 maart 2015 heeft de raad het door klager ingestelde verzet ongegrond verklaard. Het lag toen voor klager voor de hand gevolg te geven aan de opmerking van de voorzitter en een klacht tegen verweerster in te dienen. Dat heeft klager gedaan op 18 mei 2015, aldus steeds klager. Verweerster is bij brief van 4 maart 2016 in de gelegenheid gesteld op de brief van klager te reageren. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.

5.3 De raad stelt vast dat klachtonderdelen a), b), c), e) en f) betrekking hebben op een handelen en/of nalaten van verweerster in 2011. Klager stelt dat hem pas op 3 februari 2015, tijdens de mondelinge behandeling van het door hem ingestelde verzet tegen de voorzittersbeslissing van 8 januari 2015, de fout van verweerster duidelijk is geworden. De raad volgt klager hierin niet, aangezien klager verweerster reeds bij brief van 9 januari 2012 aansprakelijk heeft gesteld voor de schade die hij meent te hebben geleden door het handelen en/of nalaten van verweerster. De raad gaat er dan ook vanuit dat de termijn als bedoeld in artikel 46g Advocatenwet in ieder geval niet later is gaan lopen dan op 9 januari 2012. Door pas op 18 mei 2015 een klacht in te dienen, heeft klager de in artikel 46g Advocatenwet genoemde termijn overschreden. Van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht is de raad niet gebleken. Dit betekent dat het verzet ten aanzien van klachtonderdelen a), b), c), e) en f), zij het op andere gronden dan door klager aangevoerd, gegrond is en dat deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk zijn.

Ad klachtonderdeel d)

5.4 Klachtonderdeel d) acht de raad, anders dan de voorzitter, niet kennelijk ongegrond. De raad zal daarom ten aanzien van dit klachtonderdeel overgaan tot een hernieuwde beoordeling. De raad overweegt dat, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet kan worden vastgesteld dat verweerster de e-mail van klager van 23 juni 2010 (zie § 2.18) daadwerkelijk heeft ontvangen. Klachtonderdeel d) is daarom ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verklaart klachtonderdelen a), b) en c), e) en f) niet-ontvankelijk;

- verklaart klachtonderdeel d) ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en A. de Groot, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 april 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 1 april 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl