ECLI:NL:TADRAMS:2016:78 Raad van Discipline Amsterdam 15-597/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:78
Datum uitspraak: 14-03-2016
Datum publicatie: 07-04-2016
Zaaknummer(s): 15-597/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen eigen advocaat. Verweerster heeft een menselijke fout gemaakt zonder schadelijke gevolgen, die haar niet tuchtrechtelijk te verwijten valt.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 14 maart 2016

in de zaak 15-597/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 1 juni 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 26 november 2015 met kenmerk 4015-0394, door de raad ontvangen op 27 november 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2015 in aanwezigheid van klager en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 21 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerster heeft klager vanaf april 2015 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. In de opdrachtbevestiging van 21 april 2015 staat onder meer:

“Onder verwijzing naar de gehouden bespreking van gisteren bevestig ik hierdoor (...) dat ik graag bereid ben om je in mijn hoedanigheid van advocaat te adviseren in het kader van de voorgenomen ontbinding van jouw huwelijk door echtscheiding.

Zoals ik je heb meegedeeld bedraagt mijn uurtarief op dit moment € 300,= exclusief belaste en onbelaste verschotten en 21% BTW. (...)

Je ontvangt maandelijks een declaratie voor de door mij verrichte werkzaamheden inclusief de voor jou gedane uitgaven. Je krijgt daarbij een specificatie van de in rekening gebrachte tijd, welke wordt geregistreerd in eenheden van zes minuten.

Conform de richtlijnen (...) wordt iedere cliënt bij de aanvang van de werkzaamheden gevraagd om een voorschot te betalen. De voorschotdeclaratie ten bedrage van € 5.000,= exclusief BTW ontvang je een dezer dagen. (...)

2.2 Op 1 mei 2015 heeft klager het voorschot voldaan en op 4 mei 2015 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen verweerster en de advocaat van de wederpartij van klager. Ook heeft er een telefonische bespreking plaatsgevonden tussen verweerster, klager en een adviseur van klager.

2.3 Naar aanleiding van voornoemde besprekingen heeft verweerster op 5 mei 2015 een conceptbrief opgesteld aan de advocaat van de wederpartij van klager met daarin een voorstel voor de financiële afwikkeling van de echtscheiding. Op diezelfde dag heeft verweerster klager een tussentijdse declaratie gestuurd voor haar werkzaamheden over de maand april 2015. Klager heeft verweerster daarop verzocht haar werkzaamheden per direct te staken. In een telefoongesprek met verweerster later die dag heeft klager verweerster meegedeeld dat hij niet langer wilde dat zij voor hem optrad en dat hij op zoek zou gaan naar een andere advocaat. Diezelfde dag heeft verweerster per brief aan klager bevestigd dat zij niet langer zijn belangen zou behartigen. Als bijlage bij die brief heeft verweerster de reeds door haar opgestelde conceptbrief aan de advocaat van de wederpartij van klager gevoegd.

2.4 Op 7 mei 2015 heeft klager verweerster verzocht de behandeling van het dossier weer op zich te nemen. Verweerster heeft hiermee ingestemd.

2.5 Na verkregen akkoord van klager op de door verweerster opgestelde conceptbrief heeft verweerster de brief op 8 mei 2015 aan de advocaat van de wederpartij van klager gestuurd. In de brief staat, voor de opsomming van een twaalftal stukken die als bijlage bij de brief zijn gevoegd, de volgende zin:

“Stukken (let op: niet alle stukken meesturen, doorhalen welke stukken niet dienen te worden meegezonden)”

2.6 Bij brief van 26 mei 2015 heeft de advocaat van de wederpartij van klager gereageerd op de brief van 8 mei 2015. In de brief van 26 mei 2015 staat onder meer:

“Ook cliënte streeft nog steeds naar een totale minnelijke regeling.

Zij kan het voorstel van uw cliënt echter niet beoordelen zolang zij niet beschikt over de gegevens waar zij al eerder om heeft verzocht.

De bij uw brief gevoegde financiële stukken zijn niet voldoende.

De zinsnede halverwege op pagina 6 van uw brief, die naar ik aanneem per abuis niet uit uw brief aan mij is verwijderd, wekt bovendien de indruk dat er door uw cliënt geen openheid van zaken wordt gegeven. (...)”

2.7 Verweerster heeft de brief van de advocaat van de wederpartij van klager bij e-mail van 26 mei 2015 aan klager doorgestuurd. In de begeleidende e-mail staat, voor zover relevant:

“In de brief aan [de advocaat van de wederpartij van klager] was overigens de opmerking blijven staan dat opgelet moet worden welke stukken overgelegd dienden te worden. Ofschoon de conclusie die [de advocaat van de wederpartij van klager] trekt onjuist is ([klager] wil geen verdere stukken verschaffen), heb ik haar vanavond teruggeschreven dat de instructie was bedoeld voor mijn secretaresse en dat de conclusie voor haar rekening dient te blijven. (...)”

2.8 Bij e-mail van 27 mei 2015 heeft klager gereageerd op de e-mail van verweerster van 26 mei 2015:

“Dit is klachtwaardig. Er staat een dodelijke fout in je brief en je geeft je secretaresse de schuld?

Je bent niet bereikbaar en je mailt om 2300 uur?

(...)

Je vraagt 300 per uur. Je doet dit niet als hobby!

Dit kan niet.”

2.9 Hierop heeft verweerster klager bij e-mail van 27 mei 2015, voor zover relevant, meegedeeld:

“Van klachtwaardig handelen is geen sprake en van een dodelijke fout evenmin.

Dat jij geen openheid van zaken wenst te geven is overigens overduidelijk en dat geef je ook bij herhaling te kennen.

Dat je geen vertrouwen hebt in mijn advisering en benaderingswijze is inmiddels meer dan duidelijk, getuige ook de vele berichten die je mij de afgelopen weken hebt gezonden.

Op dinsdag 5 mei jl. heb je aangegeven onze samenwerking vanwege een gebrek aan vertrouwen te willen beëindigen. Vervolgens heb je me de dag erna gebeld en sprake wij elkaar donderdag 7 mei jl. Je hebt me toen dringend verzocht om de behandeling van het dossier weer op mij te nemen, waarmee ik heb ingestemd. In dat gesprek heb ik toen nogmaals benadrukt dat het van belang is dat er (...) sprake [is] van wederzijds vertrouwen en voldoende chemie en dat je je zou confirmeren aan het betalingsbeleid van mijn kantoor, waarmee jij hebt ingestemd.

Tijdens mijn vakantie een week later gaf je aan bij nader inzien toch niet tevreden te zijn met de gekozen insteek (...) en stelde je voor dat ik de zaak verder zou behandelen met [de heer B]. Na mijn vakantie, vorige week dinsdag, had ik overleg met hem en stemde ik met [de heer B] af dat wij de aangekondigde reactie van [de advocaat van de wederpartij van klager] van gisteren zouden afwachten en dat hij dit met jou zou bespreken. Deze reactie ligt er inmiddels doch helaas maar niet onverwacht wordt niet ingestemd met het voorstel, bij gebreke van inzicht in jouw financiële situatie aan de hand waarvan het voorstel beoordeeld dient te worden.

Ik denk dat dit het moment is dat jij je wendt tot een andere advocaat waarin je meer vertrouwen kunt tonen. (...) Mocht je een nadere toelichting wensen en/of willen overleggen, dan kan ik vanavond in alle rust na 20.30 uur met je bellen (...). Morgen bellen kan ook.”

2.10 Bj e-mail van 27 mei 2015 heeft klager gereageerd op de e-mail van verweerster:

“Zie onderstaande passage in jouw brief aan [de advocaat van de wederpartij van klager].

Dit is overduidelijk een blunder van formaat. Feit.

Je hebt mijn belang geschaad, ook dat is duidelijk.

Je geeft aan dat dit een fout van je secretaresse is, maar dat verweer is zwak. Ook dat weet je.

Je bent eenzijdig gestopt met je werkzaamheden, Nadat deze brief eruit was gegaan en nadat je deze fout hebt gemaakt.

Dat is een dubbele fout die je aan te rekenen is.

Nu kunnen we twee dingen doen

A: Ik ga deze kwestie bij de orde aanhangig maken en publiciteit zoeken op internet.

Of B

We gaan uit elkaar zonder iets van elkaar te vorderen te hebben.

Mijn voorschotten wil ik dan ook terug. In totaal 10.000 euro.

Let op, ik ben boos en volhardend.

Test me niet op mijn vastberadenheid, dit kan wel eens heel nadelig voor jou en je kantoor uitpakken.

Dit soort blunders zie je zelden.”

2.11 Bij e-mail van 28 mei 2015 heeft de advocaat van de wederpartij van klager verweerster onder meer geschreven:

“Het zal u duidelijk zijn dat cliënte niet uitsluitend en opeens vanwege dat zinnetje dat per abuis in uw brief is blijven staan, de indruk heeft gekregen dat uw cliënt geen openheid van zaken heeft. Het feit is dat uw cliënt al vanaf mijn brief van 11 maart jl. aan hem weigert om de verzochte stukken compleet te overleggen. (...)

Nu het partijen (nog) niet is gelukt om de peildatum in overleg vast te stellen, ben ik genoodzaakt om namens cliënte een verzoek tot echtscheiding (...) in te dienen. Dit neemt niet weg dat cliënte nog steeds streeft naar een minnelijke regeling. (...)”

2.12 Op 9 juni 2015 heeft verweerster klager een einddeclaratie gestuurd.

2.13 De klacht van klager is (ook) behandeld door de interne klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster. Bij brief van 26 juni 2015 heeft de interne klachtenfunctionaris haar beslissing op de klacht aan klager gestuurd, met daarbij een voorstel voor een minnelijke regeling, nu de klacht ten dele gegrond werd geacht. Partijen hebben nadien getracht tot een minnelijke regeling te komen, maar dat is uiteindelijk niet gelukt.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) een “tekstuele blunder” heeft begaan als gevolg waarvan klager schade heeft geleden;

b) de opdracht eenzijdig en zonder overleg met klager heeft beëindigd;

c) twee keer een voorschotnota aan klager heeft gestuurd, welke door klager zijn voldaan, maar heeft nagelaten klager een factuur te sturen. In relatie tot de verrichte werkzaamheden heeft verweerster voorts teveel aan klager in rekening gebracht.

4 VERWEER

4.1 Verweerster erkent dat de bewuste zin per abuis in de brief van 8 mei 2015 is blijven staan. Verweerster is evenwel van mening dat de omissie onvoldoende ernstig is om daaraan tuchtrechtelijke gevolgen te verbinden. Verweerster bestrijdt dat de positie van klager door de omissie is geschaad. Voor zover uit die bewuste zin had kunnen worden afgeleid dat klager zo min mogelijk informatie aan de wederpartij wilde verstrekken, was die conclusie al eerder door de wederpartij getrokken. Het is bovendien niet zo dat de wederpartij als gevolg van de bewuste zin weigerde om een regeling in der minne te treffen. Het is voorts juist dat verweerster op 27 mei 2015 de conclusie heeft getrokken en aan klager heeft meegedeeld dat het beter zou zijn indien hij een andere advocaat voor de behandeling van zijn echtscheiding zou zoeken. Directe aanleiding daarvoor was de e-mail van klager eerder die dag, waarin hij de omissie van verweerster “klachtwaardig” en “een dodelijke fout” noemde. Deze e-mail kwam bovenop diverse eerdere e-mails en gebeurtenissen, die duidelijk maakten dat klager weinig vertrouwen in verweerster had. Voor verweerster was op dat moment duidelijk dat de vertrouwensbasis, die vereist is om de belangen van een cliënt optimaal te kunnen behartigen, tussen klager en haarzelf niet (meer) aanwezig was. Onder die omstandigheden is het beter – zo niet noodzakelijk – dat een advocaat de behandeling van het dossier aan een ander overlaat. Verweerster is bij de beëindiging van haar werkzaamheden zorgvuldig te werk gegaan. Zij heeft klager voldoende gelegenheid geboden voor nader overleg en voor het zoeken van een opvolgend advocaat. Er liepen ten tijde van de overdracht van het dossier geen (al dan niet fatale) termijnen en niet meer dan enkele dagen nadat zij bekend was met de naam van de opvolgend advocaat heeft zij die advocaat het dossier doen toekomen. Verweerster heeft verder zowel in haar opdrachtbevestiging als in een telefoongesprek met klager voorafgaand aan haar werkhervatting op 7 mei 2015 het declaratiebeleid uiteengezet. Klager heeft daarmee ingestemd en toegezegd zich daaraan te zullen conformeren. Overeenkomstig het declaratiebeleid heeft verweerster klager twee voorschotdeclaraties gezonden alsmede een tussentijdse declaratie van 5 mei 2015 (met specificatie van de werkzaamheden over de maand april 2015). Verweerster bestrijdt het standpunt van klager dat het gedeclareerde bedrag (te) hoog is in verhouding tot de verrichte werkzaamheden, aldus nog steeds verweerster.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Voorop staat dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij de zaak behandelt en met de keuzes – zoals procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich meebrengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

5.2 De raad overweegt als volgt. Niet is in geschil dat in de brief van verweerster aan de advocaat van de wederpartij van klager de gewraakte zin, zoals in § 2.5 geciteerd, per abuis is blijven staan. Klager heeft terecht aangevoerd dat het de verantwoordelijkheid was van verweerster om ervoor te zorgen dat de gewraakte zin uit de conceptbrief verwijderd was voordat de brief werd verzonden. Verweerster heeft onvoldoende weersproken aangevoerd dat zij, nadat zij de fout ontdekte, de fout direct bij klager heeft aangekaart en ook de advocaat van de wederpartij van klager direct bericht dat de opmerking was bedoeld voor haar secretaresse. Voorts heeft (het kantoor van) verweerster in het kader van de interne klachtprocedure de fout erkend en klager een minnelijke regeling aangeboden, inhoudende dat de helft van het totaal door klager betaalde bedrag aan hem zou worden terugbetaald. Klager is hier echter niet mee akkoord gegaan. Verweerster heeft aldus getracht haar fout zorgvuldig af te handelen. Dat klager als gevolg van de fout schade heeft geleden doordat zijn tegenpartij geen regeling meer wilde treffen is voorts niet aannemelijk. De raad verwijst hierbij naar de e-mail van de advocaat van de wederpartij van klager van 28 mei 2015 (zie § 2.11), waarin zij schrijft dat haar cliënte niet uitsluitend en opeens vanwege de gewraakte zin die per abuis in de brief is blijven staan de indruk heeft gekregen dat klager geen openheid van zaken geeft, maar dat klager al veel langer weigert stukken te overleggen, alsmede dat haar cliënte nog steeds streeft naar een minnelijke regeling. Dat de gewraakte zin tot gevolg heeft gehad dat de wederpartij van klager hem ongeloofwaardig vindt en weigert tot een minnelijke regeling te komen, zoals klager stelt, volgt de raad dan ook niet. Daaraan zij nog toegevoegd dat ook uit de e-mails van klager van 30 april 2015 en 12 mei 2015 blijkt dat klager alleen van zins was een regeling te treffen op grond van zijn eigen uitgangspunten en als de tegenpartij dat niet accepteerde, klager weigerde verder te onderhandelen en er maar geprocedeerd moest worden. Al met al is de raad  van oordeel dat sprake is geweest van een menselijke fout zonder schadelijke gevolgen die verweerster niet tuchtrechtelijk kan worden verweten. Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 De raad overweegt dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

5.4 De raad is van oordeel dat verweerster, gelet op de uitlatingen en verwijten van klager aan het adres van verweerster, kon besluiten haar werkzaamheden te beëindigen vanwege het ontbreken van een vertrouwensbasis. Verweerster heeft de reden voor de beëindiging ook uitgebreid toegelicht in haar brief aan klager van 27 mei 2015 en daarbij meegedeeld dat indien klager nog een nadere toelichting wenste, hij haar kon bellen. Zij heeft daarbij zorgvuldig gehandeld en rekening gehouden met de belangen van klager. Dat klager door de beëindiging procedurele schade heeft ondervonden is niet gebleken. Klachtonderdeel b) is derhalve eveneens ongegrond. 

Ad klachtonderdeel c)

5.5 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster allereerst dat zij geen facturen aan klager heeft gestuurd, maar heeft volstaan met voorschotnota’s. Verweerster heeft echter onbetwist gesteld dat zij aan klager op 5 mei 2015 een tussentijdse declaratie heeft gestuurd en op 9 juni 2015 een einddeclaratie, beide voorzien van een specificatie van de verrichte werkzaamheden. Klachtonderdeel c) mist in zoverre dan ook feitelijke grondslag.

5.6 Klager beklaagt zich tevens over de hoogte van het door verweerster gedeclareerde bedrag. De raad stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline de tuchtrechter niet gaat over declaratiegeschillen en dat een klacht alleen gegrond kan worden verklaard als sprake is van excessief declareren. Dat daarvan sprake is heeft klager echter niet onderbouwd. Ook klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel en C.C. Oberman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 14 maart verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- /verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Indien hoger beroep wordt ingesteld, moet dit binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing gebeuren door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl