ECLI:NL:TADRAMS:2016:76 Raad van Discipline Amsterdam 15-213A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:76
Datum uitspraak: 14-03-2016
Datum publicatie: 07-04-2016
Zaaknummer(s): 15-213A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht tegen verweerder in zijn hoedanigheid van bestuurslid van de Stichting Permanente Opleiding Haarlem. Verzet ongegrond.

Beslissing van 14 maart 2016

in de zaak 15-213A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 1 oktober 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 12 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland beklaagd over verweerder.

1.2 Omdat verweerder lid is van de raad van de Orde in het arrondissement Noord-Holland, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland bij brief van 8 juni 2015 de klacht ter verdere behandeling doorgezonden naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

1.3 Bij brief aan de raad van 10 september 2015 met kenmerk 4015-0409, door de raad ontvangen op 11 september 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.4 Bij beslissing van 1 oktober 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 oktober 2015 is verzonden aan klager.

1.5 Bij brief van 9 oktober 2015, door de raad ontvangen op 9 oktober 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2016 in aanwezigheid van partijen.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 9 oktober 2015. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief van klager van 20 oktober 2015, de brief met bijlagen van klager van 28 december 2015 en de brief van klager van 2 januari 2016.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. Het is onbegrijpelijk dat de voorzitter heeft overwogen dat sprake is van (zodanige) uiteenlopende lezingen van de feiten dat zij niet kan vaststellen, op welke wijze verweerder klager tijdens de cursus van 27 mei 2014 heeft aangesproken. Verweerder heeft immers vrijwel alles wat klager inhoudelijk heeft aangevoerd bevestigd. Alleen wat betreft de manier waarop verweerder klager heeft aangesproken bestaat er nog een verschil van mening, aldus klager.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen. Hoewel partijen niet of nauwelijks van mening verschillen over hetgeen over en weer is gezegd, lopen de lezingen wel uiteen over het moment en de wijze waarop klager is aangesproken. In zoverre heeft de voorzitter de klacht dan ook terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad voegt daar nog aan toe  dat verweerder door  het aanspreken van klager  in zijn hoedanigheid van bestuurslid van de SPOH an sich het vertrouwen in de advocatuur niet heeft geschaad en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel, B. Roodveldt, P. van Lingen en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2016.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 maart 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.