ECLI:NL:TADRAMS:2016:74 Raad van Discipline Amsterdam 16-151/A/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:74
Datum uitspraak: 17-03-2016
Datum publicatie: 07-04-2016
Zaaknummer(s): 16-151/A/NN
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht betreft het handelen van verweerder in hoedanigheid van curator. Klacht niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  17 maart 2016

in de zaak 16-151/A/NN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

Na een verwijzingsbeslissing van het Hof van Discipline van 11 februari 2016, door de raad van discipline ontvangen op 19 februari 2016, heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel aan de griffier van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2016 met kenmerk 51/15/085 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Op 27 mei 2009 is het faillissement uitgesproken van Psomi Delphi B.V., handelend onder de naam Subway Enschede (hierna gefailleerde), met benoeming van verweerder tot curator. Klager heeft een vordering op gefailleerde van - in hoofdsom - € 26.862,-, te vermeerderen met rente en kosten.

1.2 Ten tijde van het faillissement is overwogen de franchisegever van gefailleerde, Subway, aan te spreken op grond van onrechtmatige daad, maar verweerder heeft de conclusie getrokken dat een procedure te riskant was voor de boedel en er onvoldoende aanknopingspunten waren voor het voeren van een procedure tegen Subway. Bovendien was er geen geld om een procedure te voeren. Verweerder heeft de beslissing om geen actie te ondernemen tegen Subway weergegeven in zijn faillissementsverslag van 14 juni 2010. In dat verslag staat hierover, voor zover hier relevant, het volgende:

“Van failliet is vernomen dat mogelijkheden worden onderzocht om de verkoper en de franchisegever Subway aansprakelijk te stellen. Aan de curator is verzocht of hij in een eventuele procedure zou willen participeren. (...) De curator heeft van de juridisch adviseur van (...) de DGA van [de gefailleerde] een concept dagvaarding ontvangen en bestudeerd. De bewijslast rust op [de DGA]/de failliete boedel en die valt naar het oordeel van de curator niet te vervullen gelet op het van de franchisegever (...) te verwachten verweer. De curator heeft [de franchisegever] gesproken en op basis daarvan de inschatting gemaakt dat het voor de boedel te riskant is en dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn de rechtbank voor te stellen in die procedure te participeren. (...) De curator zal in overleg treden met de RC over de te trekken conclusies naar aanleiding van het onderzoek van de curator. De getrokken conclusie is dat de curator deze kwestie laat rusten.”

1.3 Er is (zonder gefailleerde) geprocedeerd tegen Subway. De rechtbank heeft de vordering op Subay in eerste aanleg afgewezen. In hoger beroep heeft het gerechtshof de vordering toegewezen en Subway veroordeeld tot betaling.

1.4 Bij brief van 11 november 2015 is namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De voorzitter begrijpt de klacht van klager aldus dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij als curator van gefailleerde geen procedure aanhangig heeft gemaakt tegen Subway en hierdoor tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van klager, de grootste schuldeiser van gefailleerde.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht vanwege overschrijding van een redelijke klaagtermijn.

4 BEOORDELING

4.1 Allereerst dient te worden nagegaan of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g, lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.2 Klager verwijt verweerder, kort gezegd, geen procedure tegen Subway te hebben gestart.

4.3 De voorzitter overweegt dat als onbetwist vast staat dat klager al in 2010 kennis heeft genomen van de beslissing van verweerder om geen procedure tegen Subway te starten. Door pas op 11 november 2015 een klacht in te dienen, heeft klager de in artikel 46g, lid 1 onder a, Advocatenwet genoemde termijn overschreden. Dat klager pas met het arrest van het gerechtshof bekend is geworden met onder meer de hoogte van de vordering op Subway en de onderbouwing van die vordering, maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 17 maart 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 17 maart 2016 

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.31, Postbus [nummer], [postcode, plaats].  Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl