ECLI:NL:TADRAMS:2016:47 Raad van Discipline Amsterdam 15-541/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:47
Datum uitspraak: 22-02-2016
Datum publicatie: 29-02-2016
Zaaknummer(s): 15-541/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft, door de klachtprocedure onderdeel te maken van de echtscheidingsprocedure, haar eigen belang voor dat van klager gesteld. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.

Beslissing van 22 februari 2016

in de zaak 15-541/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen: 

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 9 november 2015 met kenmerk td/md/14-379, door de raad ontvangen op 10 november 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 januari 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft ter zitting twee onderdelen van zijn klacht ingetrokken.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 38 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. Klager liet zich daarbij bijstaan door mr. T. Verweerster stond de ex-echtgenote van klager bij.

2.3 Bij brief van 26 februari 2013 heeft verweerster klager meegedeeld dat zijn ex-echtgenote haar heeft verzocht de echtscheidingsprocedure te entameren en heeft zij hem verzocht een aantal financiële stukken aan haar te doen toekomen.

2.4 Op 19 september 2013 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager, zijn ex-echtgenote en verweerster. Voorafgaand aan die bespreking heeft klager van zijn ex-echtgenote per e-mail meerdere concept-ouderschapsplannen toegestuurd gekregen. Tijdens de bespreking op 19 september 2013 heeft klager een ouderschapsplan ondertekend, waarin een alimentatieverplichting van € 500,- per kind per maand stond opgenomen.

2.5 Klager heeft het door hem ondertekende ouderschapsplan vervolgens vernietigd wegens dwaling. Bij brief van 7 november 2013 heeft verweerster mr. T. meegedeeld dat volgens haar sprake is van een geldige overeenkomst.

2.6 Nadien hebben klager en zijn ex-echtgenote onder leiding van mr. T., een goede bekende van zowel klager als zijn ex-echtgenote, onderhandeld over een nieuw ouderschapsplan. Hierover is overeenstemming bereikt. Klager en zijn ex-echtgenote hebben tevens onderhandeld over een echtscheidingsconvenant.

2.7 Op 22 september 2014 heeft verweerster namens de ex-echtgenote van klager een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Het door klager tijdens het gesprek op 19 september 2013 ondertekende ouderschapsplan is bij het verzoekschrift gevoegd.

2.8 Op 6 oktober 2014 is aan het adres van klager een verzoekschrift betekend dat betrekking heeft op een echtscheiding van een andere cliënt van verweerster, met daarbij de aanzegging dat uiterlijk op 26 november 2014 een verweerschrift kan worden ingediend. Het verzoekschrift dat betrekking heeft op de echtscheiding van klager is, nadat klager de deurwaarder op de fout had gewezen, op 31 oktober 2014 alsnog aan hem betekend, met daarbij de aanzegging dat uiterlijk op 17 december 2014 een verweerschrift kan worden ingediend.

2.9 Bij e-mail van 10 november 2014 heeft de deurwaarder verweerster meegedeeld:

“(...) [Klager] heeft naar aanleiding van de betekening op 30 oktober 2014 [bedoeld is kennelijk 6 oktober 2014, toevoeging raad] telefonisch contact opgenomen met de mededeling dat er een ander verzoekschrift achter de betekening was gehecht, te weten het verzoekschrift in de andere door u aangeleverde zaak.

Ik heb hiervoor onze excuses aangeboden en aangegeven dat het correcte verzoekschrift op korte termijn aan hem zal worden betekend. Dit nadat ik hem van had verzekerd dat (...) zijn stukken niet achter de andere zaak was gehecht. (...)”

2.10 Bij exploot van 11 november 2014 heeft een rectificatie plaatsgevonden van het exploot van 31 oktober 2014 en is klager aangezegd dat uiterlijk op 24 december 2014 een verweerschrift kan worden ingediend dienen.

2.11 Op 18 november 2014 heeft verweerster het exploot van 11 november 2014 bij de rechtbank ingediend.

2.12 Na indiening van het echtscheidingsverzoek hebben klager en zijn ex-echtgenote overeenstemming bereikt over een echtscheidingsconvenant, althans op hoofdlijnen. In dat kader heeft verweerster mr. T. bij e-mail van 13 november 2014 bericht dat de ex-echtgenote van klager haar heeft verzocht te bevestigen dat de ex-echtgenote instemt met het wijzigen van het reeds door haar ingediende verzoekschrift.

2.13 In antwoord op de e-mail van verweerster van 13 november 2014 heeft mr. T. verweerster bij e-mail van 24 november 2014 verzocht duidelijk aan haar te bevestigen dat het door verweerster ingediende echtscheidingsverzoek ofwel wordt vervangen door een gezamenlijk verzoek met een door partijen ondertekende echtscheidingsovereenkomst, ofwel dat zij de rechtbank verzoekt om aanhouding in verband met de laatste onderhandelingen van partijen teneinde tot een definitieve overeenkomst te komen.

2.14 Bij e-mail van 26 november 2014 heeft verweerster mr. T. het volgende geschreven:

“Ik zal in overleg met [de ex-echtgenote van klager] het verzoekschrift tot echtscheiding voor de hieronder gestelde termijn aanpassen – en zo nodig uitstel vragen in verband met onderhandelingen van partijen- nadat partijen een getekend convenant hebben overgelegd alsmede als ik voor morgen (…) een bevestiging van de Deken (…) heb ontvangen dat alle klachten welke door [klager] tegen mij zijn ingediend, zijn ingetrokken.”

2.15 Bij e-mail van 4 december 2014 heeft verweerster mr. T. meegedeeld dat de zaak voor beschikking staat op 24 december 2014. Hierop heeft mr. T. verweerster verzocht haar per ommegaande uit te leggen hoe het mogelijk is dat de zaak voor beschikking staat nu de verweertermijn nog niet eens voorbij is.

2.16 Bij e-mail van 4 december 2014 heeft verweerster mr. T. meegedeeld dat uit de rol volgt dat de zaak 24 december 2014 voor beschikking staat en dat ruim voor die datum overlegd moet worden of het verzoekschrift zal worden aangepast. Hierop heeft mr. T. verweerster bericht dat het haar volstrekt onjuist lijkt dat de verweertermijn is verlopen en dat bovendien tussen partijen is afgesproken dat verweerster ofwel het echtscheidingsverzoek zou intrekken, dan wel zorg zou dragen voor bewaring van de verweertermijn. Mr. T. heeft verweerster verzocht een en ander per ommegaande alsnog in orde te maken.

2.17 Op 9 december 2014 heeft verweerster de rechtbank verzocht de zaak aan te houden voor de duur van zes maanden. Op 7 april 2015 heeft verweerster de rechtbank, onder toezending van een door klager en zijn ex-echtgenote ondertekend echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan, bericht dat het echtscheidingsverzoek wordt ingetrokken. Tevens heeft zij verzocht te bepalen dat het echtscheidingsconvenant onderdeel zal uitmaken van de beschikking. De echtscheiding is vervolgens uitgesproken bij beschikking van 15 juni 2015 en op 3 juli 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt – na intrekking van twee onderdelen ter zitting – zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) de privacy van derden heeft geschonden door aan het adres van klager een verzoekschrift te laten betekenen dat betrekking heeft op de echtscheiding van andere, voor klager geheel onbekende personen; en dus de privacy van klager vermoedelijk heeft geschonden doordat zij het voor hem bestemde verzoekschrift wel aan die derden zal hebben laten betekenen;

b) eenzijdig een echtscheidingsverzoek heeft ingediend terwijl een schikking mogelijk en op handen was en aldus de lopende onderhandelingen heeft doorkruist, waarmee zij heeft gehandeld in strijd met de regel dat een schikking de voorkeur verdient boven een procedure;

c) het door klager vernietigde ouderschapsplan bij het verzoekschrift tot echtscheiding heeft gevoegd, terwijl zij wist dat onderhandelingen over een nieuw ouderschapsplan gaande waren;

d) klager via zijn ex-echtgenote onder druk heeft gezet de klacht tegen haar in te trekken en daarmee de klacht onderdeel heeft gemaakt van de onderhandelingen over de echtscheiding;

e) klager onder druk heeft gezet in te stemmen met uitstel voor het verweer in de klachtprocedure;

f) na de nodige druk pas bereid was te voorkomen dat op 24 december 2014 beschikking zou worden gewezen zonder dat verweer was gevoerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert aan dat de deurwaarder abusievelijk een niet voor klager bestemd verzoekschrift aan klager heeft betekend. Dit kan verweerster echter niet worden aangerekend, nu de deurwaarder verantwoordelijk is voor het correct uitbrengen van een verzoekschrift. De deurwaarder heeft die verantwoordelijkheid ook genomen door zijn excuses aan te bieden aan klager. De ex-echtgenote van klager heeft verweerster voorts op 19 juli 2012 opdracht gegeven een echtscheidingsprocedure te entameren. Nadien hebben partijen getracht in onderling overleg tot een oplossing te komen. Deze gesprekken leidden echter niet tot concrete afspraken, reden waarom de ex-echtgenote van klager verweerster opdracht heeft gegeven om het verzoekschrift tot echtscheiding in te dienen. Dat dit zou gebeuren is diverse malen aan klager kenbaar gemaakt, hetgeen volgens de gedragsregels overigens niet verplicht is. Het klopt verder dat de ex-echtgenote van klager hem herhaaldelijk heeft gevraagd de klachten tegen verweerster in te trekken. Verweerster heeft haar cliënte hiertoe echter niet bewogen, aldus verweerster.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De klacht betreft het handelen van verweerster als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.  De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

5.3 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster de privacy van derden te hebben geschonden door een verzoekschrift dat betrekking heeft op de echtscheiding van voor klager onbekende derden aan hem te laten betekenen. Volgens klager kan worden aangenomen dat het verzoekschrift in zijn echtscheidingsprocedure eveneens aan een verkeerd adres is betekend, waarmee zijn privacy is geschonden.

5.4 De raad overweegt dat klager geen eigen belang heeft bij de vraag of verweerster de privacy van derden heeft geschonden. Klager is in dit klachtonderdeel, voor zover het ziet op de schending door verweerster van de privacy van derden, dan ook niet-ontvankelijk. Wat betreft de schending door verweerster van de privacy van klager overweegt de raad dat de deurwaarder bij brief aan verweerster van 10 november 2014 (zie § 2.9) heeft verklaard dat hij klager ervan heeft verzekerd dat het verzoekschrift dat betrekking heeft op de echtscheiding van klager niet was gehecht achter het exploot dat is betekend aan een andere wederpartij. Tegenover deze brief van de deurwaarder heeft klager zijn klacht niet onderbouwd. Klachtonderdeel a) is, voor zover dit ziet op de schending van de privacy van klager zelf, dan ook ongegrond. Overigens valt ook niet in te zien dat verweerster een verwijt kan worden gemaakt van de door klager veronderstelde fout van de deurwaarder.

5.5 Ter zitting heeft klager nog toegelicht dat hij verweerster tevens verwijt dat zij de fout van de deurwaarder niet heeft opgemerkt en aan de rechtbank heeft gemeld. Hierover overweegt de raad dat verweerster ter zitting onbetwist heeft gesteld dat zij het juiste verzoekschrift – dat wil zeggen het verzoekschrift dat betrekking heeft op de echtscheiding van klager – van de deurwaarder heeft teruggekregen. Zij is er pas later door de ex-echtgenote van klager van op de hoogte gesteld dat een verkeerd verzoekschrift aan klager was betekend. Zij heeft toen direct met de deurwaarder en met mr. T. gebeld en heeft de herstelexploten vervolgens aan de rechtbank gestuurd. Gelet op deze toelichting van verweerster is niet aannemelijk dat verweerster de fout van de deurwaarder eerder had kunnen opmerken en aan de rechtbank had kunnen melden. Zij heeft, nadat zij ervan op de hoogte was geraakt, actie ondernomen en de rechtbank geïnformeerd door de herstelexploten aan de rechtbank toe te sturen. Ook deze klacht is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdelen b) en c)

5.6 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op het in september 2014 door verweerster namens de ex-echtgenote van klager ingediende verzoekschrift tot echtscheiding. Klager verwijt verweerster enerzijds dit verzoekschrift rauwelijks te hebben ingediend en anderzijds bij het verzoekschrift het door klager vernietigde ouderschapsplan te hebben gevoegd.

5.7 De raad overweegt dat, hoewel het verweerster niet had misstaan als zij klager voorafgaand aan het indienen van het verzoekschrift van het voornemen daartoe op de hoogte had gesteld, verweerster de grenzen van het tuchtrechtelijk laakbare niet heeft overschreden door zonder vooraankondiging op 22 september 2014 een verzoekschrift tot echtscheiding in te dienen. Ook heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door het door klager wegens dwaling vernietigde ouderschapsplan bij het verzoekschrift te voegen. Verweerster heeft de advocaat van klager immers bij brief van 7 november 2013 (zie § 2.5) bericht dat wat haar betreft sprake is van een geldige overeenkomst en op dat standpunt was in het licht van de stukken van het dossier niet veel af te dingen. Dat er inmiddels overeenstemming was bereikt over een ander ouderschapsplan maakt het voorgaande niet anders, nu niet is gesteld of gebleken dat verweerster daarvan op de hoogte was of had behoren te zijn. Bij de totstandkoming daarvan was zij niet betrokken geweest. Klager kon zelf de rechtbank informeren over het feit dat hij het ouderschapsplan van 19 september 2013 had vernietigd wegens dwaling. Klachtonderdelen b) en c) zijn dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.8 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster hem via zijn ex-echtgenote onder druk te hebben gezet om de klacht tegen haar in te trekken.

5.9 De raad overweegt als volgt. Klager stelt dat zijn ex-echtgenote hem herhaaldelijk, zowel mondeling als per sms, heeft verzocht de klacht tegen verweerster in te trekken. Niet is echter gebleken dat verweerster de ex-echtgenote van klager hiertoe heeft aangezet. Klachtonderdeel d) is in zoverre dan ook ongegrond. Anders ligt het met de e-mail van verweerster aan mr. T. van 26 november 2014 (zie § 2.14). De raad is van oordeel dat verweerster met deze e-mail misbruik heeft gemaakt van de klemmende positie waarin klager zich bevond. Immers, tussen klager en zijn ex-echtgenote bestond, gelet op de e-mails van verweerster en mr. T. van 13 en 24 november 2014 (zie § 2.12 en § 2.13), reeds overeenstemming over het indienen van een gewijzigd verzoekschrift dan wel het vragen van uitstel voor verweer door klager. Verweerster heeft ondanks die overeenstemming in de e-mail van 26 november 2014 als voorwaarde gesteld dat de klacht tegen haar zou worden ingetrokken. Hiermee heeft verweerster haar eigen belang voor dat van klager en zijn ex-echtgenote gesteld. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daaraan doet niet af dat verweerster de eis van intrekking van de klacht tegen haar heeft laten vallen nadat mr. T. haar op die eis had aangesproken. Klachtonderdeel d) is in zoverre dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.10 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij de deken meerdere keren om uitstel heeft gevraagd in verband met de lopende onderhandelingen (tussen klager en zijn ex-echtgenote), welk uitstel door de deken is verleend.

5.11 De raad overweegt dat het een partij in beginsel vrij staat om uitstel aan de deken te vragen. Het is vervolgens de deken die daarover een beslissing neemt. Het had op de weg van klager gelegen om, indien hij het niet eens was met het door verweerster aan de deken verzochte uitstel, daartegen bezwaar te maken bij de deken. Klager heeft dit echter niet gedaan. Dit valt verweerster niet te verwijten. Klachtonderdeel e) is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

5.12 Klager verwijt verweerster tot slot dat zij pas na de nodige druk bereid was te voorkomen dat de rechtbank op 24 december 2014 beschikking zou worden gewezen zonder dat verweer was gevoerd.

5.13 De raad overweegt dat uit de gedingstukken blijkt dat verweerster de rechtbank op 9 december 2014 heeft verzocht om uitstel voor de duur van zes maanden. Niet is echter gebleken dat zij dit verzoek heeft gedaan na de nodige druk (van klager dan wel zijn advocaat). Klachtonderdeel f) is daarom ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerster heeft niet gehandeld zoals een advocaat betaamt door haar medewerking aan uitvoering van een tussen partijen reeds bereikte overeenstemming gedurende enige tijd afhankelijk te maken van intrekking van de klacht tegen haar. Hiermee heeft zij haar eigen belang voor dat van klager en zijn ex-echtgenote gesteld. Dat valt haar te verwijten. De raad acht de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel d) gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

- verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a) voor zover daarin geklaagd wordt over schending van de privacy van derden;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, A. de Groot, G. Kaaij en N.M.N. Klazinga, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2016.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdelen a), b), c), e) en f) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager 

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdeel d) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl