ECLI:NL:TADRAMS:2016:46 Raad van Discipline Amsterdam 14-253A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:46
Datum uitspraak: 22-02-2016
Datum publicatie: 29-02-2016
Zaaknummer(s): 14-253A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verzet ongegrond.

Beslissing van 22 februari 2016

in de zaak 14-253A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 oktober 2014 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 2 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 9 september 2014 met kenmerk 40-14-0409, door de raad ontvangen op 11 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 13 oktober 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 13 oktober 2014 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 24 oktober 2013 (bedoeld zal zijn 2014), door de raad ontvangen op 27 oktober 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Op 10 maart 2015 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het verzet. Klager heeft bij gelegenheid van die zitting een verzoek gedaan tot wraking van de voorzitter en alle advocaat-leden van de raad. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De voorzitter en de leden van de raad hebben niet in de wraking berust.

1.7 Het wrakingsverzoek is op 1 juni 2015 behandeld ter zitting van de wrakingskamer van de raad. Klager heeft op die zitting de voorzitter van de wrakingskamer en de leden van de wrakingskamer gewraakt.

1.8 Bij beslissing van 29 juni 2015 heeft de wrakingskamer bepaald dat het wrakingsverzoek van 1 juni 2015 buiten behandeling wordt gelaten, het wrakingsverzoek van 10 maart 2015 afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

1.9 De voortgezette behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden ter zitting van de raad van 5 januari 2016, in aanwezigheid van klager en de gemachtigde van verweerster. Bij faxbrief van 6 januari 2016 heeft klager de behandelende raad opnieuw gewraakt. De raad heeft klager bij brief van 8 januari 2016 laten weten dat dit wrakingsverzoek buiten behandeling wordt gesteld op grond van voormelde uitspraak van de wrakingskamer.

1.10 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 24 oktober 2014. Tevens heeft de raad kennisgenomen van het proces-verbaal van de zitting van 10 maart 2015, de daarin genoemde stukken en de bij brief van 4 januari 2016 door klager ingediende producties.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet strekken ertoe om de klacht in volle omvang opnieuw te doen beoordelen.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, A. de Groot, G. Kaaij en N.M.N. Klazinga, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2016.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.