ECLI:NL:TADRAMS:2016:4 Raad van Discipline Amsterdam 15-186NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:4
Datum uitspraak: 18-01-2016
Datum publicatie: 23-01-2016
Zaaknummer(s): 15-186NH
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht over verweerder in zijn hoedanigheid van curator. Ongegrond.

Beslissing van 18 januari 2016

in de zaak 15-186NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 september 2015 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 maart 2015 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 augustus 2015, met kenmerk td/md/15-091, door de raad ontvangen op 14 augustus 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 17 september 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 september 2015 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 9 oktober 2015, door de raad ontvangen op 13 oktober 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 november 2015 in aanwezigheid van de twee (middellijk) bestuurders van klaagster.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 9 oktober 2015. De raad heeft ten slotte kennis genomen van een brief met bijlagen van verweerder van 4 november 2015.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Anders dan de voorzitter heeft vastgesteld, treden in deze klachtprocedure niet de twee middellijk bestuurders van de failliete vennootschap als klagers op, maar uitsluitend de (enige) onmiddellijk bestuurder van de failliete vennootschap, die daarbij wordt vertegenwoordigd door de twee personen die door de voorzitter als klagers zijn aangemerkt. Dit volgt uit het klaagschrift en is ter zitting namens klaagster bevestigd. Verweerder is daar ook van uitgegaan blijkens zijn verweer. In deze beslissing wordt daarom over klaagster en niet over klagers gesproken. Voor de beoordeling heeft dit geen gevolgen.

2.2    Voor de verdere weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

2.3    In verzet heeft verweerder voorts een e-mail overgelegd van een servicemanager van Kas Bank van 24 maart 2015 waarin staat dat er vanaf 1 maart 2013 tot aan dat moment geen rente is vergoed op de door verweerder bij Kas Bank aangehouden boedelrekeningen vanwege de lage Euribor.

3    VERZET

3.1    Het verzet ziet uitsluitend op klachtonderdeel h). Dit klachtonderdeel houdt in dat de curator zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door de rente die hij heeft ontvangen op de tegoeden van de failliete boedel niet aan de crediteuren uit te keren maar in eigen zak te steken. De verzetsgrond houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat klaagster ten aanzien van dit klachtonderdeel onvoldoende heeft onderbouwd tegenover de stelling van verweerder dat hij geen rente op zijn derdengeldrekening heeft ontvangen.

3.2    Klaagster stelt dat verweerder juist niet heeft gesteld dat hij geen rente heeft ontvangen, maar slechts dat hij geen rente heeft vergoed. Verder voert zij aan dat het onaannemelijk is dat verweerder geen rente heeft ontvangen en vraagt zij de raad daarnaar onderzoek te doen.

4    BEOORDELING

4.1    De raad stelt vast dat verweerder al voor de voorzittersbeslissing eenduidig heeft gesteld dat hij geen rente heeft ontvangen. Dit standpunt heeft hij in verzet gemotiveerd, met verwijzing naar het in 2.3 bedoelde bericht, herhaald.

4.2    De raad is in het licht van de stukken en het ter zitting besprokene van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat verweerder rente heeft ontvangen op de tegoeden die hij ten behoeve van de boedel heeft aangehouden bij banken. Niet is gebleken dat verweerder boedelrekeningen heeft aangehouden bij een andere bank dan Kas Bank, terwijl uit het in 2.3 genoemde bericht volgt dat op die rekening(en) geen rente is ontvangen. Dat in 2013 gelden van de boedel zijn aangehouden op de algemene derdengeldrekening van verweerder bij Rabobank, is – zoals klaagster ter zitting heeft aangevoerd – in het licht van een uit het dossier blijkende overboeking van € 234.989,30 op 9 september 2013 naar de boedelrekening bij Kas Bank niet ondenkbaar, doch uit het dossier blijkt dat juist over 2013 geen rente op de bewuste rekening bij Rabobank is ontvangen. Dat op die rekening in 2014 een bedrag van € 12,55 aan rente is ontvangen, is geen reden voor nader onderzoek naar de klacht van verweerder. Indien al enig deel van dit rentebedrag aan de boedel zou toekomen – waarvan vooralsnog niets is gebleken – zou een klacht daarover van onvoldoende gewicht zijn.

4.3    Klaagster heeft haar klacht in het licht van de stellingen van de curator dus onvoldoende onderbouwd. Naar het oordeel van de raad kan de door klaagster aangevoerde grond derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.M.J. van Nieuwenhuizen en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 januari 2016 verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.   

Op grond van artikel 46j lid 4 in verbinding met artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.