ECLI:NL:TADRAMS:2016:30 Raad van Discipline Amsterdam 16-042/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:30
Datum uitspraak: 08-02-2016
Datum publicatie: 15-02-2016
Zaaknummer(s): 16-042/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht advocaat wederpartij. Niet gebleken dat verweerder ruim zeventien jaar geleden is opgetreden als advocaat van klager in privé. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 8 februari 2016

in de zaak 16-042/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 18 januari 2016 met kenmerk td/md/15-368, door de raad ontvangen op 19 januari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft tot aan 1998 vier (bouw)zaken behandeld voor L. Bouwbedrijf, een bedrijf waaraan klager verbonden was.

1.2 Klager is (tegenwoordig ook) aandeelhouder in L. Vastgoed B.V. (hierna: L. Vastgoed). Klager heeft een zakelijk meningsverschil met een medeaandeelhouder van L. Vastgoed. Het geschil ziet onder meer op de vaststelling van de jaarrekening en een verkooptransactie. De medeaandeelhouder (hierna ook: cliënte) wordt vanaf augustus 2014 bijgestaan door verweerder. Ook klager heeft zich door een advocaat laten bijstaan.

1.3 Verweerder heeft namens zijn cliënte een kort geding tegen (onder meer) klager opgestart. Klager is op 4 augustus 2015 gedagvaard tegen de zitting van 31 augustus 2015.

1.4 Klager heeft verweerder bij e-mail van 16 augustus 2015 bericht dat verweerder in het verleden als zijn advocaat is opgetreden. Klager heeft verweerder in dat verband gemeld dat als verweerder zijn cliënt zou bijstaan in de procedure tegen klager, klager een klacht tegen verweerder zou indienen.

1.5 Verweerder is zijn cliënt blijven bijstaan. Bij brief van 11 september 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder tegen klager optreedt voor een derde partij terwijl verweerder gedurende een periode van vier jaar diverse zaken voor klager heeft behandeld.

2.2 Klager stelt ter toelichting op zijn klacht dat verweerder tot 1998 is opgetreden als advocaat voor zijn eenmanszaak en derhalve voor hem privé.

3 VERWEER

3.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende aangevoerd.

3.2 Verweerder heeft rond augustus 2014 desgevraagd aan de advocaat van klager laten weten dat hij zich niet kon herinneren dat hij in het verleden advocaat van klager is geweest. Van klager heeft hij op dat moment niet vernomen dat hij bezwaren had tegen het optreden door verweerder. Klager is pas gaan klagen – op 16 augustus 2015 – nadat verweerder namens zijn cliënt een kort geding tegen klager aanhangig had gemaakt.

3.3 Verweerder betwist overigens uitdrukkelijk dat hij ooit voor klager in privé is opgetreden. Er is overigens geen sprake van (i) belangen die dezelfde kwestie betreffen, (ii) informatie waarover verweerder vanuit het verleden beschikt en welke hij in het kort geding tegen klager kan gebruiken en (iii) overige redelijke bezwaren, aldus – steeds – verweerder.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt. De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt geraakt, terwijl voorts de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt. Deze uitgangspunten leiden slechts uitzondering indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in Gedragsregel 7 lid 5 of indien beide vooraf hebben ingestemd met het optreden namens één van beide partijen tegen de andere partij.

4.2 De voorzitter is van oordeel dat klager – tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder – onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder tot aan 1998 is opgetreden als advocaat van klager in privé. Derhalve is geen sprake van de in Gedragsregel 7 lid 4 omschreven situatie van een optreden tegen een “voormalige cliënt”.

4.3 De voorzitter is overigens van oordeel – mede op grond van het tijdsverloop van tenminste zeventien jaar – dat voldoende aannemelijk is geworden dat aan de voorwaarden uit Gedragsregel 7 lid 5 is voldaan. Verweerder heeft in dat verband naar voren gebracht dat de zaken die hij voor L. Bouwbedrijf heeft behandeld bouwzaken betroffen terwijl het tegen klager aangespannen kort geding over het vaststellen van de jaarrekening handelt. Een en ander is door klager niet betwist. Klager heeft tegenover de stelling van verweerder dat hij niet over vertrouwelijke informatie over klager beschikt slechts aangevoerd dat het voor hem lastig is te omschrijven over welke informatie verweerder zou beschikken. Van redelijke bezwaren is de voorzitter niet gebleken.

4.4 De voorzitter overweegt ten overvloede dat klager rijkelijk laat is met zijn klacht. Als onbetwist staat immers vast dat klager vanaf augustus 2014 bekend was met het feit dat verweerder voor zijn wederpartij optrad. Door eerst een jaar later bezwaren te uiten, klaagt klager weliswaar laat maar niet dermate laat dat – ingevolge artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet – sprake is van niet-ontvankelijkheid.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. De Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 8 februari 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 8 februari 2016 

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl