ECLI:NL:TADRAMS:2016:218 Raad van Discipline Amsterdam 16-388/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:218
Datum uitspraak: 25-10-2016
Datum publicatie: 11-11-2016
Zaaknummer(s): 16-388/A/NH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 oktober 2016

in de zaak 16-388/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 juni 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 7 november 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 25 april 2016 met kenmerk td/np/15-448, door de raad ontvangen op 28 april 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 14 juni 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk ongegrond, deels kennelijk van onvoldoende gewicht en voor het overige kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 14 juni 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 16 juni 2016, door de raad ontvangen op 16 juni 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 september 2016 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 16 juni 2016. De raad heeft daarnaast in de beoordeling betrokken de brieven (met bijlagen) van klager aan de raad van 2 en 7 september 2016. Klager had deze brieven weliswaar niet voorafgaand aan de zitting aan verweerster toegezonden; nu de inhoud daarvan ter zitting is besproken, is verweerster door toelating van deze brieven niet in haar verdediging geschaad.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 Wat klachtonderdeel c) betreft heeft klager in verzet aangevoerd dat de voorzitter ten onrechte – zonder nader onderzoek – een eindbeslissing heeft genomen “die geen enkele grondslag heeft”. De voorzitter had moeten onderzoeken of klager het dossier inmiddels van verweerster had ontvangen. Hij heeft voorts ten onrechte aangenomen dat verweerster heeft toegezegd een kopie van het dossier met betrekking tot de huwelijkse voorwaarden te zullen verstrekken, aldus klager.

3.2 Hetgeen klager overigens in verzet heeft aangevoerd, wordt, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna vermeld.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2 Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter wat betreft de klachtonderdelen a), b), d) en e) terecht overwogen dat de in artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet genoemde termijn is overschreden. Verweerster heeft haar bijstand aan klager reeds in november 2006 beëindigd. Klager heeft de onderhavige klacht eerst negen jaar later ingediend. Dit betekent dat klager in deze onderdelen – wat daar overigens ook van zij – in ieder geval kennelijk niet-ontvankelijk is omdat hij te lang heeft gewacht met het indienen van zijn klacht bij de deken. Klager heeft op dit punt in zijn verzetschrift slechts aangevoerd dat hij niet eerder bekend is geweest met het tekortschieten van verweerster. Dit is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen. Dat de gevolgen van het handelen van verweerster redelijkerwijs niet eerder dan in november 2014 bekend zijn geworden, is gesteld noch gebleken, zodat er geen grond is klager op grond van het bepaalde in artikel 46g lid 2 Advocatenwet ontvankelijk te achten.

4.3 In het licht van hetgeen is overwogen in 4.2 kunnen de overige ten aanzien van de onderdelen a), b), d) en e) aangevoerde verzetgronden buiten beschouwing blijven.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel c) wordt als volgt overwogen. De toezegging van klaagster betreft blijkens het klachtendossier het procesdossier waarom klager had gevraagd. Klager heeft voorts ter zitting erkend dat hij een afschrift van dat dossier ook kort na het verzoek van de deken van 22 januari 2016 van verweerster heeft ontvangen. Ter zitting heeft hij echter gesteld dat het dossier incompleet is en met name niet de correspondentie tussen advocaten bevat. Niet gebleken is dat klager voorafgaand aan de zitting bij verweerster om afgifte van nadere stukken heeft verzocht, zodat reeds daarom niet valt in te zien wat verweerster op dit punt kan worden verweten. Verweerster heeft ter zitting voorts toegelicht dat zij in verband met het aanzienlijke tijdsverloop sinds het einde van de zaak niet meer over het volledige dossier beschikt en klager dus ook niet meer in het bezit kan stellen van het volledige dossier, inclusief alle correspondentie. De bewaarplicht van een advocaat voor het zaaksdossier eindigt vijf jaren na het afsluiten van de zaak. Die termijn was al ruimschoots verstreken toen klager voor het eerst om afgifte van het dossier verzocht, zodat verweerster er thans geen verwijt meer van kan worden gemaakt dat zij klager niet meer in het bezit kan stellen van een afschrift van het volledige dossier, inclusief alle correspondentie.

4.5 Gezien het voorgaande kunnen de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen.

4.6 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 25 oktober 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland..

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.