ECLI:NL:TADRAMS:2016:18 Raad van Discipline Amsterdam 15-216A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:18
Datum uitspraak: 05-01-2016
Datum publicatie: 23-01-2016
Zaaknummer(s): 15-216A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar. Tussenbeslissing.

Beslissing van 5 januari 2016

in de zaak 15-216A

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

de heer mr. P.N. van Regteren Altena, deken van de Orde van

Advocaten Amsterdam

deken

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 september 2015 met kenmerk 4015-0447, door de raad ontvangen op 24 september 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam zijn dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 9 november 2015 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 vermelde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 4.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft begin 2012 informatie ingewonnen bij de Orde over de mogelijkheid om bij [mr. D] op kantoor als stagiair-ondernemer te gaan werken. Toen is hem meegedeeld dat dit niet zou worden toegestaan omdat verweerder al een andere stagiair-ondernemer aan zich had verbonden.

2.2 In december 2012 heeft verweerder een beëdigingsverzoek ingediend met daarbij een kopie van de met [mr.D] gesloten arbeidsovereenkomst conform de modelarbeidsovereenkomst van de Orde. Bij brief van 8 januari 2013 heeft [mr.D] een verzoek tot goedkeuring patronaat ingediend bij de Raad van Toezicht. Nadat de Raad van Toezicht de stukken had beoordeeld en goedgekeurd, is verweerder op 25 januari 2013 beëdigd.

2.3 Per 1 maart 2014 heeft verweerder een overstap gemaakt naar het arrondissement Amsterdam en aldaar zijn stage voortgezet.

2.4 Bij brief van 4 mei 2015 aan de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland heeft verweerder een klacht tegen

[mr.D] ingediend. Uit die klacht is aan de deken gebleken dat naast de arbeidsovereenkomst door verweerder een schuldbekentenis is getekend, waarin hij verklaart aan de B.V. van [mr.D] de som van € 193.510 verschuldigd te zijn. Naar aanleiding daarvan heeft de deken in een gesprek met verweerder om opheldering gevraagd. Blijkens het gespreksverslag van 4 juni 2015 hadden verweerder en [mr.D] afgesproken dat verweerder

[mr.D] de liquide middelen zou lenen om zijn salaris en andere emolumenten te kunnen voldoen. Van het bedrag van € 193.510 is een bedrag van € 64.772 daadwerkelijk door verweerder aan [mr.D] betaald. [mr.D] heeft verweerder salaris betaald over de periode 1 december 2012 tot en met 31 december 2013. Over de maanden januari en februari 2014 heeft verweerder geen salaris ontvangen, en evenmin vakantietoeslag.

2.5 Op 2 juli 2015 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland een dekenbezwaar ten aanzien van

[mr.D] ter kennis van de raad gebracht. De mondelinge behandeling van dit dekenbezwaar heeft op 28 september 2015 plaatsgevonden.

2.6 Op 17 augustus 2015 heeft verweerder de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam op de hoogte gesteld van het onderzoek door de deken in Midden-Nederland, waarna de deken is overgegaan tot indiening van het onderhavige dekenbezwaar.

2.7 Ten tijde van de mondelinge behandeling van het onderhavige dekenbezwaar had de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden nog geen uitspraak gedaan naar aanleiding van het dekenbezwaar van de deken Midden-Nederland. Op 9 november 2015 heeft de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden het bezwaar gegrond verklaard.

3 BEZWAAR

3.1 Het bezwaar van de deken houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder de Raad van Toezicht heeft misleid over de afspraken die hij met [mr.D] heeft gemaakt over de wijze waarop zij het dienstverband zijn aangegaan en de aanvullende afspraken die zijn gemaakt in verhouding tussen patroon en stagiaire, door het afsluiten van een overeenkomst van geldlening.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij zich heeft gerealiseerd dat de door hem met [mr.D] aangegane arbeidsovereenkomst geen arbeidsovereenkomst in eigenlijke zin was. Volgens verweerder deed [mr.D] het voorkomen alsof de gemaakte afspraken legitiem waren. Verweerder ging er dan ook vanuit dat de afspraken in overeenstemming waren met de geldende regels binnen de beroepsgroep en stelt dat hij naïef en weinig kritisch is geweest.

5 BEOORDELING

5.1 In het gespreksverslag van de hand van de deken Midden-Nederland van 4 juni 2015 is opgenomen dat verweerder het bestaan van een sideletter heeft genoemd, waarvan hij geen exemplaar heeft kunnen terugvinden en waarvan hij de inhoud niet goed meer weet. Blijkens het gespreksverslag heeft verweerder toegezegd een kopie van de sideletter naar de Orde te sturen indien deze alsnog boven water komt. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verweerder verklaard dat hij niet meer over een getekende versie van de sideletter beschikt, maar wel over een digitale versie.

5.2 Inmiddels heeft de raad ambtshalve kennis genomen van de beslissing van de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden van 9 november 2015 naar aanleiding van het dekenbezwaar tegen [mr.D] (onder nummer 15-101). Daarin wordt onder meer als vaststaand aangenomen dat [mr.D] destijds met verweerder heeft afgesproken dat bij indiening van het verzoek om goedkeuring van de stage alleen de arbeidsovereenkomst en niet de schuldbekentenis overgelegd zou worden. Uiteindelijk is door verweerder ook uitsluitend de arbeidsovereenkomst overgelegd.

5.3 Verweerder heeft echter ter zitting verklaard dat hij destijds door [mr.D] niet op de hoogte is gesteld welke stukken aan de Orde van Advocaten Midden-Nederland zijn overgelegd, zodat hij van mening is dat hij de Raad van Toezicht niet heeft misleid.

5.4 Voor de beoordeling van het onderhavige dekenbezwaar is naar het oordeel van de raad relevant of de hiervoor onder 5.2 bedoelde afspraak komt vast te staan. De raad ziet dan ook aanleiding om de deken in de gelegenheid te stellen om de uitspraak van 9 november 2015 in het geding te brengen en te voorzien van een toelichting. Verweerder zal in de gelegenheid worden gesteld om daarop te reageren.

5.5 Omdat ook de sideletter mogelijk relevante informatie bevat over de tussen verweerder en [mr.D] gemaakte afspraken, wordt verweerder in de gelegenheid gesteld om (een kopie van) de digitale versie van de sideletter in het geding te brengen, voorzien van een toelichting. De deken zal in de gelegenheid worden gesteld om daarop te reageren.

5.6 De raad zal aan de hand van de stukken bepalen of een nadere mondelinge behandeling nodig is en houdt iedere verdere beslissing aan.

BESLISSING

De raad van discipline:

- stelt de deken in de gelegenheid om uiterlijk 2 februari 2016 een kopie van de uitspraak in de zaak 15-101, eventueel voorzien van toelichting aan de raad en aan verweerder te doen toekomen;

- stelt verweerder in de gelegenheid om uiterlijk 2 februari 2016 een kopie van de hiervoor onder 5.1 bedoelde sideletter, eventueel voorzien van een toelichting aan de raad en aan de deken te doen toekomen;

- stelt partijen in de gelegenheid om uiterlijk 16 februari 2016 hun schriftelijke reactie op de hen toegezonden stukken aan de raad te doen toekomen;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, M. Middeldorp, C. Wiggers, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2016.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 januari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

- deken

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.