ECLI:NL:TADRAMS:2016:134 Raad van Discipline Amsterdam 16-501/A/NH 16-502/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2016:134 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-06-2016 |
Datum publicatie: | 24-06-2016 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaten in hun hoedanigheid van curator respectievelijk hulppersoon van de curator. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 16 juni 2016
in de zaken 16-501/A/NH en 16-502/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerders
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 26 mei 2016 met kenmerk td/md/15-472, door de raad ontvangen op 27 mei 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Bij afzonderlijke vonnissen van 31 juli 2012 zijn zowel klager sub 1 als klaagster sub 2 door de rechtbank Haarlem in staat van faillissement verklaard. Verweerder sub 1 is door de rechtbank als curator aangesteld. Verweerder sub 2 heeft verweerder sub 1 bij zijn werkzaamheden als curator ondersteund.
1.2 Op 15 januari 2015 heeft de verificatievergadering in de faillissementen van klagers plaatsgevonden.
1.3 Bij brief van 16 maart 2015 hebben klagers bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, geklaagd over de hoogte van de vergoeding van verweerders. Op verzoek van de rechter-commissaris heeft verweerder sub 1 bij brief van 26 maart 2015 gereageerd op de brief van klagers van 16 maart 2015.
1.4 Bij brief van 1 april 2015 heeft de rechter-commissaris klagers, voor zover relevant, meegedeeld:
“Uit hoofde van mijn rol als toezichthouder heb ik een redelijk beeld van de werkzaamheden die hij [verweerder sub 1] de afgelopen drie jaren heeft verricht. Zelf heeft hij 67 uren gedeclareerd en de rest van de werkzaamheden heeft hij gedelegeerd aan goedkopere krachten. Naar mijn oordeel heeft hij gedeclareerd conform de standaard en zijn er geen redenen om naar beneden af te wijken. Ik zal de rechtbank daarom adviseren conform de door de curator bijgehouden uren-administratie.”
1.5 Bij beschikking van 17 juli 2015 heeft de rechtbank Noord-Holland het salaris van verweerder sub 1, conform diens opgave, vastgesteld op een bedrag van € 38.947,43.
1.6 Het faillissement is in september 2015 afgewikkeld.
1.7 Bij e-mail van 23 oktober 2015 heeft verweerder sub 2 klager sub 1 namens verweerder sub 1 het financieel eindverslag inclusief de (goedgekeurde) uitdelingslijst in de faillissementen van klagers gestuurd. Tevens heeft hij hem meegedeeld dat er op korte termijn tot uitkering zal worden overgegaan conform de uitdelingslijst en dat hij het faillissement feitelijk als beëindigd beschouwd.
1.8 Klagers hebben bij brief van 2 november 2015 (wederom) een klacht ingediend over verweerders bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. Omdat het faillissement als was geëindigd heeft de rechtbank de klacht niet in behandeling genomen.
1.9 Bij brief van 1 december 2015 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerders.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) er bij verweerders sprake is geweest van desinteresse;
b) zij een exorbitant hoge vergoeding voor hun werkzaamheden hebben gekregen die niet in verhouding staat tot de door hen geleverde prestaties;
c) zij, althans verweerder sub 2, klagers onjuiste belastingadviezen heeft gegeven.
3 VERWEER
3.1 Verweerders voeren verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter is allereerst van oordeel dat, anders dan verweerders hebben aangevoerd, klagers wel ontvankelijk zijn in hun klacht. Hiertoe overweegt de voorzitter dat de klacht zich richt tot verweerders in hun hoedanigheid van curator respectievelijk hulppersoon van de curator. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van curator, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Het criterium waaraan het handelen van een advocaat die optreedt in een andere hoedanigheid wordt getoetst, is echter wel een beperkter criterium dan dat waaraan het handelen van een advocaat als zodanig wordt getoetst. Getoetst wordt namelijk slechts of de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Voor het handelen van een advocaat als curator brengt deze maatstaf mee dat niet snel van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake zal zijn. Dit komt onder meer omdat een curator bij de uitoefening van zijn taak uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen moet behartigen en dat hij bij het nemen van zijn beslissingen, die vaak geen uitstel kunnen lijden, ook rekening behoort te houden met belangen van maatschappelijke aard. Daarnaast speelt een rol dat de curator zijn taak uitoefent onder toezicht van de rechter-commissaris en dat het in de eerste plaats aan de rechter-commissaris is om te beslissen of het handelen van de curator zich binnen de wettelijke kaders afspeelt.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Klagers hebben dit klachtonderdeel aldus toegelicht dat verweerders de rechter-commissaris niet alle gegevens hebben verschaft die nodig waren op de verificatievergadering. Verweerder sub 1 is daarom door de rechter-commissaris tot twee keer toe de gang op gestuurd om opheldering te verkrijgen. Klagers hebben na de verificatievergadering een schriftelijke klacht ingediend. Deze klacht is door verweerders met hetzelfde gemak en desinteresse afgedaan en verweerders hebben helemaal niet meer gereageerd op de door klagers bij de rechtbank ingediende klacht. Verweerders hebben klagers voorts na de verificatievergadering ook niet (meer) op de hoogte gehouden van de stand van zaken, aldus nog steeds klagers.
4.3 Verweerders betwisten dat de verificatievergadering niet goed zou zijn verlopen en dat verweerder sub 1 tijdens de verificatievergadering de gang op is gestuurd. Verweerders hebben voorts uitgebreid gereageerd op de op 16 maart 2015 door klagers ingediende klacht. De door klagers op 2 november 2015 ingediende klacht is door de rechtbank niet behandeld omdat het faillissement toen al was geëindigd. De klacht is slechts ter kennisname aan verweerders doorgezonden, aldus nog steeds verweerders.
4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening over de gang van zaken tijdens de verificatievergadering. Verweerders hebben, onder verwijzing naar het proces-verbaal van de verificatievergadering, betwist dat de verificatievergadering niet goed is verlopen. Hiertegenover hebben klagers hun stelling dat dit niet zo zou zijn niet onderbouwd. Dat verweerders met gemak en desinteresse zouden hebben gereageerd op de klacht van klagers van 16 maart 2015, wat daarvan ook zij, betekent voorts niet dat zij daarmee het vertrouwen in de advocatuur hebben geschaad. Hetzelfde geldt voor de stelling van klagers dat verweerders klagers na de verificatievergadering niet op de hoogte zouden hebben gehouden van de stand van zaken. Dat verweerders niet hebben gereageerd op de door klagers op 2 november 2015 bij de rechtbank ingediende klacht is evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit betekent dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is.
Ad klachtonderdeel b)
4.5 Dit klachtonderdeel houdt in dat verweerders een te hoog salaris hebben toegekend gekregen. De voorzitter overweegt dat het salaris van verweerder sub 1 (waarin tevens het salaris van verweerder sub 2 ligt besloten) als curator door de rechter-commissaris in het faillissement is vastgesteld. Het is niet aan de tuchtrechter om nogmaals te beoordelen of dit op de juiste wijze is gebeurd. Dit zou slechts anders kunnen zijn als duidelijk is dat de rechter-commissaris door toedoen van verweerders een zodanig evident onjuiste beslissing heeft genomen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur dreigt te worden geschaad. Daarvan is echter geen sprake. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
4.6 In klachtonderdeel c) verwijten klagers verweerders, althans verweerder sub 2, onjuiste belastingadviezen aan klagers te hebben gegeven. Verweerders hebben dit gemotiveerd betwist. De voorzitters overweegt dat, daargelaten dat klagers zelf verantwoordelijk zijn voor het doen van een juiste aangifte, zij tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerders hun klacht niet (nader) hebben onderbouwd. Ook klachtonderdeel c) is derhalve kennelijk ongegrond.
4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 16 juni 2016.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 16 juni 2016
verzonden aan:
- klagers
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.
Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klagers, verweerders en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.31, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Informatie ook op raadvandiscipline.nl