ECLI:NL:TADRAMS:2016:131 Raad van Discipline Amsterdam 15-683/A/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:131
Datum uitspraak: 20-06-2016
Datum publicatie: 24-06-2016
Zaaknummer(s): 15-683/A/DH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht tegen eigen advocaat. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 20 juni 2016

in de zaak 15-683/A/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 februari 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 10 september 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 6 januari 2016 met kenmerk K242 2015 dk/ab heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht. Bij brief aan de raad van 14 januari 2016 met kenmerk 4015-0843, door de raad ontvangen op 14 januari 2016 heeft vervolgens de deken Amsterdam het klachtdossier – na re- en dupliek – ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 4 februari 2016 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 4 februari 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 25 februari 2016, door de raad ontvangen op 26 februari 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 mei 2016 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 25 februari 2016.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a) de voorzitter is ten onrechte niet ingegaan op evidente overtredingen van de wettelijk voorgeschreven procedure;

b) overweging 4.10 is in strijd met de wet, de goede trouw en andere rechtsbeginselen.

Het verzet strekt er overigens toe om de klacht opnieuw in volle omvang te beoordelen.

3.2 Klager stelt ter toelichting op de eerste verzetgrond dat een klacht tegen een plaatsvervangend lid van een raad van discipline niet mag worden onderzocht door de plaatselijke deken.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Artikel 46a lid 3 Advocatenwet bepaalt dat een klacht tegen een advocaat-lid wordt behandeld door een door de voorzitter van het Hof van Discipline aan te wijzen raad van discipline. Dat is in het onderhavige geval ook gebeurd. Van het onderzoek door de deken maakt artikel 46a Advocatenwet geen melding.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. P. van Lingen en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 20 juni 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.