ECLI:NL:TADRAMS:2016:118 Raad van Discipline Amsterdam 15-454/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:118
Datum uitspraak: 30-05-2016
Datum publicatie: 06-06-2016
Zaaknummer(s): 15-454/A/NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: 15-545NH: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 30 mei 2016

in de zaak 15-454/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 november 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 31 augustus 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 12 oktober 2015 met kenmerk td/md/15-324, door de raad ontvangen op 13 oktober 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 5 november 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 november 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 18 november 2015, door de raad ontvangen op 19 november 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Klager heeft in zijn verzetschrift verzocht (i) om de zaak door een andere raad van discipline te laten behandelen en (ii) om een bepaalde getuige op te roepen.

1.6 Bij brief van 26 november 2015 heeft de griffier van de raad klager meegedeeld dat zijn verzoeken ter zitting van 15 december 2015 zullen worden behandeld en zijn de namen van het behandelend college bekend gemaakt.

1.7 Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van zijn klacht heeft klager bij e-mail van 4 december 2015 een verzoek gedaan tot wraking van het behandelend college.

1.8 Bij brief van 10 december 2015 aan de wrakingskamer van de raad heeft de voorzitter van de gewraakte raad, mede namens de leden, op het wrakingsverzoek gereageerd.

1.9 Het wrakingsverzoek is op 11 januari 2016 behandeld ter zitting van de wrakingskamer van de raad.

1.10 Bij beslissing van 2 februari 2016 heeft de wrakingskamer van de raad het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in de onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen.

1.11 Het verzet is vervolgens behandeld ter zitting van de raad van 5 april 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. De raad heeft bij het begin van de zitting aan de orde gesteld dat het verzetschrift – zoals opgenomen in het voor de zitting aan partijen toegezonden dossier – incompleet lijkt, maar dat het in deze vorm bij de raad is binnengekomen. Klager heeft daarop geantwoord dat het verzetschrift inderdaad incompleet is en dat hij het wil aanvullen, maar daartoe geen stukken bij zich heeft. De raad heeft het verzoek tot aanvulling daarop afgewezen. Klager heeft de zitting voortijdig verlaten.

1.12 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 18 november 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 Anders dan de voorzitter in zijn beslissing heeft overwogen heeft mr. H. verweerder niet waargenomen tijdens diens vakantie.

3.2 De voorzitter heeft in zijn beslissing ten onrechte overwogen dat verweerder niet geweigerd zou hebben om klager een kopie van zijn advies toe te zenden. Verweerder heeft klager het advies niet toegezonden en uit de correspondentie is op te maken dat verweerder dat ook helemaal niet van plan was.

3.3 Aangezien verweerder zich niet aan zijn afspraak heeft gehouden had hij geen geldige reden zich te onttrekken aan de zaak van klager.

4 BEOORDELING

4.1 Klager heeft in zijn verzetschrift allereerst verzocht de zaak door een andere raad van discipline te laten behandelen. Hij heeft verzocht om zijn zaak door een raad te laten behandelen “waar geen Amsterdams/zionistische elementen de dienst van uitmaken, all in het kader van artikel 6 EVRM”. De raad overweegt dat de raad van discipline Amsterdam, ingevolge artikel 46a lid 1 Advocatenwet, de tuchtrechtspraak in eerste aanleg uitoefent met betrekking tot de advocaten, kantoorhoudend in het rechtsgebied van het Gerechtshof Amsterdam. Deze bepaling bindt de raad en maakt dat zij bevoegd is tot beoordeling van de klacht. Deze bepaling laat de raad in beginsel geen mogelijkheid om de zaak naar een andere raad te verwijzen. Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) noopt daartoe in dit geval ook niet. De in artikel 46a leden 3 en 4 Advocatenwet genoemde gevallen, waarin het Hof van Discipline een andere raad dan de ingevolge lid 1 bevoegde raad aanwijst voor de uitoefening van de tuchtrechtspraak, doen zich hier ook niet voor. De raad acht zich derhalve bevoegd en wijst het verzoek tot verwijzing naar een andere raad af.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 In zijn verzetschrift heeft klager nog verzocht mr. H., kantoorgenoot van verweerder, als getuige te horen “over de gang van zaken bij de intake en correspondentie enz.”. Gelet op de inhoud van de klacht en de gronden waarop de voorzitter die klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard, is dit bewijsaanbod – zonder een nadere toelichting, die klager niet heeft gegeven – niet ter zake dienend. Aan het bewijsaanbod wordt dus voorbijgegaan.

4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 30 mei 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.