ECLI:NL:TADRAMS:2016:108 Raad van Discipline Amsterdam 16-025/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:108
Datum uitspraak: 09-05-2016
Datum publicatie: 13-05-2016
Zaaknummer(s): 16-025/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht advocaat wederpartij. Niet gebleken van een advocaat-cliëntrelatie tussen klaagster en verweerder en ook niet gebleken van een belangenverstrengeling. Er bestaan voor verweerder mitsdien geen beletselen om voor de (voormalig) echtgenoot van klaagster op te treden. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 9 mei 2016

in de zaak 16-025/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagsters

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 1 juli 2015 hebben klaagsters bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 14 januari 2016 met kenmerk 4015-0463, door de raad ontvangen op 15 januari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 maart 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 tot en met 22 op de bij die brief gevoegde inventarislijst. De raad heeft verder kennis genomen van een vonnis van de rechtbank Utrecht van 29 december 2010.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klaagster sub 1 en haar (voormalig) echtgenoot zijn beiden (zelfstandig bevoegd) bestuurder en aandeelhouder (ieder voor 50%) van de besloten vennootschap D Holding B.V. D Holding B.V. houdt 50% van de aandelen in werkmaatschappij O Group B.V. De andere helft van de aandelen in O Group B.V. is in handen van de heer L, via een door hem beheerste vennootschap S B.V.

2.2 Verweerder is in een procedure tegen een bestuurder van DA B.V. (de rechtsvoorgander van O Group) bij de rechtbank Utrecht in 2010 opgetreden voor zowel D Holding B.V. als voor S B.V.

2.3 Sinds mei 2015 zijn klaagster sub 1 en haar (voormalig) echtgenoot verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Klaagster sub 1 wordt in die procedure bijgestaan door klaagster sub 2. Verweerder staat de (voormalig) echtgenoot van klaagster sub 1 bij.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij tegen klaagster sub 1 optreedt terwijl zij een voormalig cliënte van verweerder is;

b) hij geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek zich als advocaat uit de echtscheidingsprocedure terug te trekken.

3.2 Klaagsters stellen ter toelichting op de klacht dat verweerder huisadvocaat van O Group B.V. is en daardoor het bedrijf goed kent. Daarbij heeft verweerder D. Holding ook bijgestaan in een procedure voor de Kamer van Koophandel (KvK), waarbij bezwaar is gemaakt tegen de inschrijving van klaagster sub 1 als bestuurder van D. Holding. Verweerder heeft daardoor voorkennis die hij tegen zijn voormalig opdrachtgeefster (klaagster sub 1) kan gebruiken. Ook kan verweerder zijn cliënt in het nadeel van klaagster sub 1 adviseren bepaalde handelingen te verrichten in het kader van de bedrijfsvoering.

4 VERWEER

4.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende aangevoerd.

4.2 Verweerder is in het verleden opgetreden voor DA B.V.; klaagster was bestuurder noch aandeelhouder van die vennootschap. Verweerder heeft aldus geen enkele bemoeienis gehad met klaagster sub 1, hij heeft ook geen vertrouwelijke informatie van haar ontvangen. Verweerder is geen huisadvocaat van O Group B.V. Zelfs al zou verweerder zijn opgetreden als advocaat van D Holding B.V. – hetgeen verweerder betwist – dan nog staat het hem vrij om op te treden voor de voormalig echtgenoot van klaagster sub 1, aldus – steeds – verweerder.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt bij de beoordeling voorop dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot. Een advocaat dient te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de voormalige cliënt, terwijl deze ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en de door die advocaat voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt. Dit laatste vloeit reeds voort uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot, moet worden beoordeeld aan de hand van concrete omstandigheden van dat geval.

5.2 Bij de toetsing of een advocaat heeft gehandeld in strijd met artikel 46 Advocatenwet is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen daarbij wel van belang zijn, omdat deze de normen bevatten die naar de heersende opvatting bij de uitoefening van het beroep van advocaat in acht genomen behoren te worden.

Klachtonderdeel a) en b)

5.3 De klachtonderdelen lenen zich naar het oordeel van de raad voor gezamenlijke behandeling.

5.4 De raad maakt ten aanzien van klaagster sub 2 overigens wel een onderscheid tussen de beide klachtonderdelen. Klachtonderdeel a) ziet specifiek op Gedragsregel 7. Gedragsregel 7 strekt slechts ter bescherming van de belangen van cliënten, hetgeen meebrengt dat een wederpartij zich niet op die regel kan beroepen. Klaagster sub 2 is derhalve niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a). Klaagster sub 2 is in klachtonderdeel b) wel ontvankelijk op grond van de welwillendheid die tussen advocaten geldt.

5.5 Om te kunnen beoordelen of sprake is van schending van Gedragsregel 7 lid 4 (een optreden tegen een voormalig cliënt), dient allereerst vast te staan dat verweerder op enig moment is opgetreden als advocaat van klaagster sub 1; met andere woorden of er een cliënt-advocaatrelatie is ontstaan. De raad is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verweerder is opgetreden als advocaat voor D Holding B.V., nog niet meebrengt dat tussen klaagster sub 1 in privé en verweerder een cliënt-advocaatrelatie is ontstaan. Van andere omstandigheden waaruit zou blijken dat verweerder in het verleden voor klaagster sub 1 in privé is opgetreden dan wel dat er een bijzondere band was tussen klaagster sub 1 en verweerder, is de raad niet gebleken.

5.6 Ook overigens is niet gebleken dat verweerder niet aan de voorwaarden van regel 7 lid 5 van de Gedragsregels heeft voldaan, die maken dat van artikel 7 lid 4 kan worden afgeweken. Verweerder heeft weliswaar de belangen behartigd van D Holding B.V. – de besloten vennootschap waarin klaagster sub 1 mede bestuurder en aandeelhouder was – maar dat betrof een andere kwestie (bezwaar bij KvK en procedure tegen bestuurder) dan de echtscheidingsprocedure waarin verweerder de ex partner van klaagster sub 1 bijstaat.

5.7 De raad is niet gebleken dat klaagster sub 1 vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met verweerder waarvan verweerder thans gebruik zou kunnen maken. Klaagster sub 1 heeft daarvoor onvoldoende concrete stelling ingenomen. Daarbij komt dat klaagster sub 1 ter zitting heeft bevestigd dat haar contact met verweerder beperkt is gebleven tot een eenmalig ‘schudden van de hand’. De raad is ook niet gebleken dat verweerder – in de periode waarin hij advocaat was van D Holding B.V. – op andere wijze kennis heeft kunnen nemen van vertrouwelijke informatie over klaagster sub 1. Dat verweerder over bedrijfseconomische informatie van O Group B.V. zou beschikken en die informatie in de echtscheidingsprocedure zou gebruiken – zoals door klaagsters wordt gesteld – leidt niet tot een ander oordeel. Klaagsters hebben tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder dat iedere advocaat van de (voormalig) echtgenoot van klaagster sub 1 toegang tot die informatie kan krijgen, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het zou gaan om vertrouwelijke informatie die alleen voor de advocaat van D Holding B.V. beschikbaar zou zijn. Nu er verder ook geen redelijke bezwaren zijn gebleken van de zijde van klagers zijn er geen beletselen voor verweerder om voor de (voormalig) echtgenoot van klaagster sub 1 op te treden. Het voorgaande leidt er ook toe dat de raad het niet onwelwillend vindt dat verweerder geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van klaagster sub 2 om terug te treden.

5.8 Gezien het voorgaande zijn ten aanzien van klaagster sub 1 de klachtonderdelen a) en b) ongegrond en ten aanzien van klaagster sub 2 niet ontvankelijk (onderdeel a) en ongegrond (onderdeel b).

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart ten aanzien van klaagster sub 1 de klacht in beide onderdelen ongegrond;

- verklaart klaagster sub 2 niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a) en verklaart ten aanzien van klaagster sub 2 klachtonderdeel b) ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 9 mei 2016 verzonden aan:

- klaagsters

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klaagsters

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl