ECLI:NL:TADRAMS:2016:104 Raad van Discipline Amsterdam 16-004/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2016:104 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-05-2016 |
Datum publicatie: | 12-05-2016 |
Zaaknummer(s): | 16-004/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen eigen advocaat. Verweerder is ernstig tekort geschoten in zijn zorgplicht. Berisping en kostenveroordeling. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 9 mei 2016
in de zaak 16-004/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 8 januari 2015 heeft klager op het dekenspreekuur van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 7 januari 2016 met kenmerk 4015-0025, door de raad ontvangen op 8 januari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 maart 2016 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 25 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klager ontvangt al enige jaren een bijstandsuitkering van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam (hierna DWI).
2.2 In het verleden heeft klager een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten met Agis Zorgverzekeringen N.V., thans Achmea (hierna verder te noemen Agis). Ter zake daarvan nam klager tot 1 januari 2014 deel aan de collectieve verzekering via de gemeente Amsterdam.
2.3 Bij brief van 17 december 2013 heeft Agis klager verzocht om een als gevolg van een verrekening nog openstaand bedrag van € 154,43 aan Agis te voldoen.
2.4 Eind december 2013 heeft klager aan Agis te kennen gegeven de zorgverzekering te willen opzeggen. Bij brief van 10 januari 2014 heeft Agis klager meegedeeld dat dit niet kan, omdat klager het openstaande bedrag nog niet heeft betaald.
2.5 In februari 2014 heeft klager zich tot verweerder gewend met het verzoek hem jegens Agis bij te staan.
2.6 Bij brief van 19 maart 2014 heeft de door Agis ingeschakelde deurwaarder klager meegedeeld dat hij inmiddels ook in gebreke is gebleven met het tijdig betalen van de huidige maandpremie en hem verzocht het openstaande bedrag uiterlijk 2 april 2014 te betalen. Tevens is aan klager meegedeeld dat hij naast de huidige maandpremie een bedrag van in hoofdsom € 297,14 verschuldigd is.
2.7 Bij brief van 15 mei 2014 heeft Agis klager meegedeeld dat hij een betalingsachterstand heeft van tenminste vier maandpremies. Bij brief van 25 mei 2014 heeft verweerder namens klager bezwaar gemaakt tegen deze brief. Het bezwaar luidt, voor zover hier relevant:
“Belanghebbende [klager, rvd] wil hierbij aangeven dat hij de achterstand (...) dewelke hem wordt verweten, volledig betwist. Deze betwisting is gebaseerd op de navolgende gronden:
1. Belanghebbende stelt dat hij sedert december 2013 niet langer bij uw verzekeringsmaatschappij aangesloten wil zijn, derhalve per 01-01-2014 met een andere verzekeraar een overeenkomst wilde aangaan.
2. In uw schrijven van 17 december 2014 heeft u aangegeven dat er nog een bedrag van € 154,43 diende te worden betaald. Het schrijven betrof een zogeheten verrekenoverzicht zorgverzekering. Aangezien belanghebbende zelf nooit verantwoordelijk is geweest voor zijn afdracht kan hem niet worden verweten nog een extra bedrag te moeten voldoen. Navraag bij de DWI, de instantie die de WWB-uitkering aan belanghebbende verstrekt, heeft dan ook uitgewezen dat er iets niet goed is gegaan met de afdracht van de premie aan AGIS. DWI heeft aangegeven dat belanghebbende hier niet voor verantwoordelijk kan worden gehouden.
3. Voor belanghebbende is het onbegrijpelijk dat hij wordt gehouden bij een verzekeraar aangesloten te blijven tegen zijn zin. Belanghebbende wil hierbij dan ook aangeven niet over te gaan tot betaling van de openstaande vordering vanwege het feit dat hem de achterstand niet verweten kan worden. (...)
4. Belanghebbende verzoekt u hierbij de openstaande vordering hem niet langer aan te rekenen en hem vervolgens over te laten stappen naar een andere verzekeraar.”
2.8 Bij brief van 9 juli 2014 heeft Agis klager meegedeeld dat hij een betalingsachterstand heeft van tenminste zes maandpremies en dat hij om die reden als wanbetaler is aangemeld bij het Zorginstituut Nederland.
2.9 Bij brief van 17 juli 2014 heeft verweerder Agis namens klager onder meer het volgende bericht:
“Deze week heeft mijn cliënt een schrijven van u ontvangen waarin u aangeeft dat mijn cliënt zijn premie minstens zes maanden niet heeft betaald. Client bestrijdt dat hij een betalingsverplichting jegens u heeft. Hiervoor is reeds bezwaar gemaakt en een ontvangstbevestiging van uw zijde daarvan verstuurd.
Hierbij verzoek ik u met klem om zo spoedig mogelijk een reactie te geven op het ingediende bezwaar.”
2.10 Agis heeft verweerder hierop meegedeeld dat op 27 juni 2014 een brief is verstuurd met daarin een reactie op de door klager ingediende bezwaren en dat deze brief per abuis naar een foutief adres is gestuurd. Agis heeft de brief van 27 juni 2014 opnieuw aan verweerder doen toekomen. In de brief staat, voor zover hier van belang:
“Vanaf 1 januari 2013 houdt DWI Amsterdam de premie niet meer in op de uitkering
Vanaf deze datum is [klager] zelf verantwoordelijk VOOR het betalen van de verschuldigde maandpremie.
Wijzigingen aanvullende verzekering per 1 juli 2013
DWI Amsterdam heeft op 3 juli 2013 en op 19 juli 2013 wijzigingen doorgegeven voor de aanvullende verzekering. Wij hebben dit aangepast. Deze aanpassingen zijn met terugwerkende kracht per 1 juli 2013 gedaan. Door deze wijzigingen hebben wij bedragen bij [klager] in rekening gebracht. Wij hebben hierover brieven gestuurd. (...)
De verzekering kan niet worden beëindigd per 1 januari 2014
Wij hebben [klager] op 10 januari 2014 een brief gestuurd. Hierin schrijven wij dat de verzekering per 1 januari 2014 niet beëindigd kan worden, omdat er sprake is van een betalingsachterstand. (...)
Op 15 mei hebben wij een 4-maandsbrief verstuurd
Hierin maken wij [klager] erop attent dat hij een betalingsachterstand heeft van tenminste vier maandpremies. (...)
Wij krijgen nog € 815,58 van [klager]
(...)
U vraagt ons de polis van [klager] te beëindigen
De beëindiging van de polis is in januari 2014 terecht geweigerd. De verzekering kan per 1 januari 2015 beëindigd worden, als alle openstaande bedragen zijn betaald.”
2.11 Bij brief van 29 juli 2014 heeft DWI klager meegedeeld dat het Zorginstituut Nederland haar heeft opgedragen maandelijks een bedrag op de uitkering van klager in te houden en af te dragen – de bestuursrechtelijke premie – en dat vanaf 1 augustus 2014 maandelijks een bedrag van € 143,98 op de uitkering van klager zal worden ingehouden en overgemaakt aan het Zorginstituut Nederland.
2.12 Bij verstekvonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 september 2014 is klager veroordeeld om aan Agis te voldoen een bedrag van € 476,89, te vermeerderen met de wettelijke rente, wegens openstaande vorderingen uit hoofde van de tussen klager en Agis gesloten zorgverzekeringsovereenkomst, met veroordeling van klager in de proces- en nakosten.
2.13 Bij dagvaarding van 9 december 2014 heeft verweerder Agis namens klager gedagvaard op 17 december 2014 te verschijnen voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag en onder meer gevorderd klager af te melden als wanbetaler bij het Zorginstituut Nederland en het realiseren van de mogelijkheid dat klager direct overstapt naar een andere zorgverzekeraar.
2.14 Bij verkort vonnis van 19 december 2014 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen en klager veroordeeld in de proceskosten, nakosten daaronder begrepen. In de uitwerking van het verkorte vonnis is onder meer overwogen:
“4.2. Vooropgesteld wordt dat – als onbetwist – vaststaat dat ten behoeve van Agis nog een vordering openstaat uit hoofde van de tussen partijen gesloten zorgverzekeringsovereenkomst. Voorts is – in de rechtsverhouding tussen de zorgverzekeraar (in casu: Agis) en de verzekeringsnemer (in casu: [klager]) – de verzekeringnemer de premie verschuldigd (...) Verder volgt uit (...) de polisvoorwaarden dat de verzekeringnemer gehouden is de achterstallige premie te voldoen in geval van een collectieve overeenkomst in het kader waarvan is overeengekomen dat de premie door (tussenkomst van) de contractant (in casu: de gemeente Amsterdam) wordt voldaan. Bovendien kan een verzekeringnemer (...) – in beginsel – niet opzeggen indien sprake is van achterstallig premiebetaling ter zake waarvan hij is aangemaand. (...)
4.3. Als enige feitelijke grondslag voor de (...) vorderingen heeft [klager] aangevoerd dat (de klantmanager van) DWI heeft erkend dat de situatie waarin [klager] is terechtgekomen is ontstaan door een fout bij DWI en dat DWI in verband daarmee heeft toegezegd [klagers] problemen te zullen oplossen. Nog los van de omstandigheid dat Agis de erkenning en toezegging gemotiveerd heeft betwist, kunnen die stellingen [klager] reeds niet baten omdat zij betrekking hebben op de rechtsverhouding tussen [klager] en DWI en niet (ook) op die tussen [klager] en Agis. Die omstandigheid kan – wat er verder ook van zij – Agis dus niet worden tegengeworpen in de onderhavige procedure. (...)”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) niets voor klager heeft gedaan in het geschil dat klager heeft met DWI;
b) tegen de wil van klager een bij voorbaat kansloze procedure is gestart tegen Agis, terwijl klager verweerder had verzocht een procedure tegen DWI te starten;
c) niet, althans onvoldoende contact heeft opgenomen met Agis;
d) klager niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn eigen zaak te bepleiten bij de rechtbank;
e) klager geen afschrift heeft gezonden van de uitspraak van de rechtbank in de zaak tegen Agis;
f) tweemaal aan klager heeft meegedeeld een procedure bij de rechtbank te zijn aangevangen, hetgeen nadien niet het geval bleek te zijn;
g) klager jarenlang aan het lijntje heeft gehouden zonder met tastbare resultaten te komen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdelen a), b) en c)
5.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2 Klager verwijt verweerder niets voor hem te hebben gedaan in het geschil met DWI en tegen zijn wil een kansloze procedure te zijn gestart tegen Agis, terwijl klager verweerder had verzocht tegen DWI te procederen, met als gevolg een verloren procedure en een proceskostenveroordeling. Ook verwijt hij verweerder niet, althans onvoldoende, contact op te hebben genomen met Agis.
5.3 Verweerder betwist dat hij niets voor klager heeft gedaan. De opdracht was ervoor te zorgen dat klager van zorgverzekeraar kon veranderen. Dit was niet mogelijk vanwege een vordering van Agis op klager. Aangezien Agis en niet DWI een vordering op klager had, is verweerder namens klager een civiele procedure tegen Agis gestart. Verweerder heeft nooit zonder toestemming van klager gehandeld en heeft ook alle stukken die hij namens klager heeft verstuurd eerst in concept aan klager voorgelegd, aldus verweerder.
5.4 De raad overweegt als volgt.
5.5 Vooropgesteld wordt dat een advocaat gehouden is een aan hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen, zoals niet in appel gaan, en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico op hem te liggen.
5.6 Vaststaat dat verweerder geen opdrachtbevestiging aan klager heeft gestuurd. Derhalve is niet na te gaan wat partijen bij het aangaan van de overeenkomst precies hebben afgesproken, zoals wie de tegenpartij zou zijn: Agis of DWI en dus ook tegen wie een procedure zou worden gestart. De onduidelijkheid die nu is ontstaan had kunnen worden voorkomen door de afspraken hierover schriftelijk vast te leggen. Dit heeft verweerder niet gedaan. Dat komt voor zijn rekening en risico. Verweerder heeft weliswaar gesteld dat hij nooit zonder toestemming van klager heeft gehandeld en dat hij alle stukken die hij namens klager heeft verstuurd – waaronder de dagvaarding – in concept aan klager heeft voorgelegd, maar klager heeft dit betwist. Tegenover die betwisting heeft verweerder geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij wel alles in concept aan klager heeft voorgelegd.
5.7 De raad overweegt voorts dat nergens uit blijkt dat verweerder klager heeft gewezen op de goede en kwade kansen van een civiele procedure en het proceskostenrisico dat een dergelijke procedure met zich meebrengt. Ook dit had wel mogen worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat. Dit geldt temeer nu de procedure slechts gegrond was op uitlatingen van de klantmanager van klager, terwijl verweerder heeft verzuimd die uitlatingen op schrift te stellen of de klantmanager als getuige op te roepen.
5.8 Uit het klachtdossier blijkt voorts dat verweerder pas eind mei 2014 contact heeft opgenomen met Agis, terwijl klager zich in februari 2014 al tot verweerder had gewend. Dat verweerder zich al in maart 2014 tot Agis heeft gewend, zoals hij heeft aangevoerd, heeft de raad niet kunnen vaststellen. Door pas in mei 2014 contact op te nemen met Agis heeft verweerder, anders dan van een advocaat mag worden verwacht, niet voortvarend gehandeld.
5.9 De conclusie van het voorgaande is dat klachtonderdelen a), b) en c) gegrond zijn.
Ad klachtonderdeel d)
5.10 De raad begrijpt dit klachtonderdeel aldus dat klager verweerder verwijt dat hij door toedoen van verweerder niet in de gelegenheid is geweest zijn standpunt aan de rechter toe te lichten.
5.11 De raad overweegt als volgt. Uit het door klager overgelegde handgeschreven overzicht van de door verweerder aan klager gestuurde SMS-berichten – welk overzicht door verweerder niet is betwist – blijkt dat verweerder zich op de dag van de zitting bij de rechtbank Den Haag had verslapen. Dit heeft kennelijk tot gevolg gehad dat partijen later dan gepland bij de rechtbank Den Haag zijn gearriveerd en er geen tijd meer was om samen een parkeerplek te zoeken. Verweerder heeft dit dan ook aan klager overgelaten en is zelf alvast naar binnen gegaan. Op het moment dat klager een parkeerplek had gevonden en de rechtbank binnen liep, was de behandeling van zijn zaak al afgelopen. Klager is aldus niet aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling van zijn eigen zaak en heeft zijn standpunt dus niet zelf aan de rechter kunnen toelichten. Dit komt in dit geval voor rekening en risico van verweerder. Ook klachtonderdeel d) is derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel e)
5.12 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder hem geen afschrift van het vonnis van de rechtbank van 19 december 2014 te hebben verstrekt.
5.13 Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij klager geen afschrift van het vonnis van de rechtbank heeft gestuurd. Volgens verweerder heeft hij klager telefonisch van de uitkomst van de procedure op de hoogte gesteld en wilde hij het vonnis (en de te nemen vervolgstappen) in een na de kerstperiode te voeren gesprek met klager bespreken. Dit gesprek heeft echter niet meer plaatsgevonden, aldus verweerder.
5.14 Nu verweerder heeft erkend dat hij klager geen afschrift van het vonnis van de rechtbank van 19 december 2014 heeft gestuurd, is ook klachtonderdeel e) gegrond.
Ad klachtonderdeel f)
5.15 In dit klachtonderdeel beklaagt klager zich erover dat verweerder twee keer aan hem heeft meegedeeld een procedure voor de rechtbank te zijn aangevangen, hetgeen nadien niet het geval bleek te zijn.
5.16 De raad overweegt dat klager dit klachtonderdeel onvoldoende heeft onderbouwd. De raad kan dan ook niet vaststellen of verweerder de door klager genoemde mededelingen heeft gedaan. Klachtonderdeel f) is derhalve ongegrond.
Ad klachtonderdeel g)
5.17 Voor zover klager met klachtonderdeel g) verweerder heeft willen verwijten dat deze hem jarenlang aan het lijntje heeft gehouden, ontbeert dit onderdeel feitelijke grondslag. Voor zover klager heeft bedoeld dat verweerder niet voortvarend genoeg heeft opgetreden, behoeft het geen aparte beoordeling omdat die al besloten ligt in overweging § 5.5 tot en met § 5.9 van deze beslissing.
6 MAATREGEL
6.1 De raad overweegt dat verweerder ten opzichte van klager ernstig tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Dit heeft onder meer tot gevolg gehad dat klager, die leeft van een bijstandsuitkering, zich nu geconfronteerd ziet met een flinke proceskostenveroordeling. Dit valt verweerder zwaar aan te rekenen. De raad acht het opleggen van de maatregel van berisping daarom passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2. De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25,00 aan reiskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a), b), c), d) en e) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel f) en g) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berispring op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,00 aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 25,00 aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. B.J. Sol en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2016.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
verzending
Deze beslissing is in afschrift op 9 mei 2016
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand
rechtsmiddel
Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl