ECLI:NL:TADRAMS:2015:85 Raad van Discipline Amsterdam 14-342A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:85
Datum uitspraak: 30-03-2015
Datum publicatie: 31-03-2015
Zaaknummer(s): 14-342A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Verzet ongegrond. In verzet kunnen geen nieuwe klachten worden ingediend.

Beslissing van 30 maart 2015

in de zaak 14-342A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 januari 2015 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 11 december 2014 met kenmerk 4014-0462, door de raad ontvangen op 12 december 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 8 januari 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 januari 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 22 januari 2015 door de raad per fax ontvangen op 22 januari 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 februari 2015 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 22 januari 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

2.2 Klager heeft in het verzetschrift aan de orde gesteld dat de weergave van de feiten in de beslissing niet volledig is. Een uitspraak behoeft echter geen volledige weergave van de feiten te bevatten. Voldoende is dat de uitspraak de van belang zijnde feiten noemt. Zoals hierna, in 4.2, nog zal worden toegelicht, is dat in casu het geval.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte en op onjuiste gronden de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond heeft verklaard. De voorzitter heeft volgens klager met name miskend dat:

a. verweerster het arrest van het hof van 28 juni 2011 onjuist heeft geïnterpreteerd;

b. verweerster in de aansprakelijkheidszaak onvoldoende de feitelijke toedracht heeft beschreven, waardoor de rechter in die zaak de van dezelfde feiten is uitgegaan als het hof in de ontslagzaak;

c. verweerster het bedrog, gepleegd door de voormalige advocaat van klager niet heeft aangepakt;

d. verweerster het arrest van het hof niet in cassatie heeft laten corrigeren;

e. verweerster nooit een definitief concept voor de dagvaarding aan klager heeft voorgelegd.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Klager meent dat de voorzitter geen acht heeft geslagen op het gesprek dat heeft plaatsgehad tussen hemzelf en zijn voormalig werkgever op 14 juni 2010 (in zijn brief van 25 augustus 2014 spreekt klager van een gesprek op 16 juni 2010, uit de context blijkt dat hetzelfde gesprek wordt bedoeld). Klager stelt dat verweerster dit gesprek niet zou hebben genoemd in de procedure waarin zij hem bijstond, terwijl het in de visie van klager een cruciaal gesprek is geweest. Hierdoor zou verweerster klachtwaardig hebben gehandeld. Uit de stukken blijkt echter dat verweerster het gesprek wel heeft behandeld en wel in randnr. 25 van de dagvaarding. De klacht mist op dit punt dus feitelijke grondslag. De voorzitter heeft in zijn beslissing verweersters behandeling van het gesprek van 14 juni 2010 dan ook niet over het hoofd gezien.

4.3 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden van het verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Ter toelichting dient nog het volgende.

4.4 Klager heeft zich eerst bij verzet op het standpunt gesteld dat de dagvaarding zoals door verweerster opgesteld tekort schiet en dat hij nooit een definitief concept voor de dagvaarding van verweerder heeft ontvangen. Dit is een nieuwe klacht en kan alleen al daarom niet tot gegrondverklaring van het verzet leiden.

4.5 Ook ten aanzien van verzetgrond d merkt de raad op dat daarin een nieuwe klacht besloten ligt en reeds daarom buiten beschouwing moet worden gelaten. Overigens heeft verweerster terecht aangevoerd dat zij geen cassatieadvocaat is en haar opdracht niet zag op het instellen van cassatieberoep of het adviseren daarover, maar op het voeren van een aansprakelijkheidsprocedure tegen de voormalige advocaat van klager.

4.6 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ten aanzien van de klacht zoals deze bij de deken is ingediend geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. N.M.N. Klazinga, P. van Lingen, R. Lonterman, E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 maart 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.