ECLI:NL:TADRAMS:2015:73 Raad van Discipline Amsterdam 14-314NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:73
Datum uitspraak: 17-03-2015
Datum publicatie: 19-03-2015
Zaaknummer(s): 14-314NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: “Gegrond dekenbezwaar. Advocaat heeft derdengeldenrekening beschikbaar gesteld voor het parkeren van grote geldbedragen, die geen verband hielden met advocatuurlijke diensten. Berisping.”

Beslissing van 17 maart 2015

in de zaak 14-314NH

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 november 2014 met kenmerk rm/md/14-325, door de raad ontvangen op 21 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 19 januari 2015 in aanwezigheid van de deken en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde brief van de deken alsmede van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde bijlagen. 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Een claimstichting ("de stichting") heeft op 14 augustus 2014 twee bedragen van in totaal EUR 1.251.899 overgemaakt op de derdengeldenrekening van de Stichting Beheer Derdengelden het voormalige samenwerkingsverband van verweerster ("het samenwerkingsverband"). Het samenwerkingsverband was op dat moment inmiddels ontbonden, zodat  verweerster daarvan op dat moment geen deel meer uitmaakte.

2.3 De stichting wenste nadien met spoed de beschikking te verkrijgen over het gestorte bedrag. Daarop heeft verweerster de andere bestuurders van de Stichting Beheer Derdengelden ("de bestuurders") op 23 september 2014 verzocht dit bedrag aan de stichting terug te storten. De (indirect) bestuurder van de stichting heeft de bestuurders ook rechtstreeks verzocht tot betaling over te gaan en is bij één van hen op kantoor langsgegaan. De bestuurders hebben vervolgens de deken om advies gevraagd. De deken heeft nadere informatie opgevraagd bij de stichting en ruggespraak gehouden met het Kenniscentrum WWFT. Daarop heeft de deken de bestuurders laten weten geen bezwaar te hebben tegen terugstorting. De deken heeft verweerster bij brief van 1 oktober 2014 gevraagd waarom deze bedragen zijn overgemaakt naar de, inactieve, derdengeldenrekening van haar voormalige samenwerkingsverband.

3 BEZWAAR

3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij heeft gehandeld in strijd met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit door de stichting toe te staan grote bedragen te storten op de derdengeldenrekening van haar voormalige samenwerkingsverband, zonder dat sprake was van advocatuurlijk toegevoegde waarde van verweerster.

4 VERWEER

4.1 Verweerster stelt de (indirect) bestuurder van de stichting incidenteel bij te staan met juridisch advies. Zij is niet als procesadvocaat betrokken bij de civiele procedure bij het Gerechtshof Den Haag en vervolgens de Hoge Raad, ten behoeve waarvan de stichting over de gelden beschikt.

4.2 Verweerster stelt te hebben voldaan aan het verzoek van de stichting om de gelden te kunnen storten op een veilige rekening, die aan haar gelieerd was. Volgens haar wilde de stichting optimale zekerheid ten aanzien van de lopende civiele procedure, die gepaard gaat met hoge kosten.

4.3 Tevens heeft verweerster verwezen naar de mondiale bankencrisis, die iedere ondernemer zorgen baart, en naar het feit dat de stichting met de storting van de gelden op de derdengeldenrekening optimale zekerheid beoogde te creëren.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken en op bezwaren die op of na 1 januari zijn ingediend bij de raad. Het onderhavige bezwaar is voor 1 januari 2015 ingediend bij de raad en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Het handelen van verweerster waar het bezwaar op ziet speelt zich af in september 2014, op welk moment voor alle advocaten de Verordening op de administratie en de financiële integriteit (Vafi) gold. Thans geldt de per 1 januari 2015 van kracht geworden Verordening op de advocatuur (Voda).

Artikel 1, n. van de Vafi vermeldt als definitie van derdengelden: "de gelden die niet zijn bestemd voor de advocaat in het kader van zijn optreden in die hoedanigheid en die een relatie moeten hebben met betrekking tot de dienst die door hem wordt verleend, maar voor zijn cliënt of enige andere derde, voor zover deze gelden niet kunnen worden aangemerkt als verschotten of griffierechten;".

Artikel 6, lid 1 van de Vafi bepaalt: "De advocaat is verplicht een Stichting Derdengelden ter beschikking te hebben. De Stichting Derdengelden mag uitsluitend gebruikt worden voor derdengelden in de zin van deze verordening."

Voorts vermeldt artikel 6, lid 4 van de Vafi: "De advocaat ziet erop toe dat de derdengelden die worden gehouden door de Stichting Derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet."

5.3 Verweerster heeft erkend dat zij geen advocatuurlijke diensten verleent aan de stichting, alsmede dat de gelden die de stichting op haar derdengeldrekening heeft overgemaakt geen verband hielden met enige advocatuurlijke werkzaamheden van haarzelf. De ontvangen gelden betroffen daarom geen derdengelden in de zin van de Vafi. Verweerster had daarom geen toestemming mogen verlenen voor het overboeken van deze gelden naar haar derdengeldenrekening.

5.4 Daarmee staat vast dat verweerster in strijd heeft gehandeld met de bepalingen in de Vafi. Het dekenbezwaar is daarom gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad ziet aanleiding verweerster een maatregel op te leggen ter zake van het gegrond verklaarde bezwaar. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat verweerster heeft toegestaan dat een derde, niet zijnde een cliënt, een groot bedrag op haar derdengeldrekening heeft gestort. Zij heeft hiervoor toestemming gegeven en de betalingen, ook toen zij bekend verondersteld mocht worden met de hoogte van de ontvangen bedragen, niet geweigerd. Verweerster heeft daarmee haar derdengeldrekening ter beschikking gesteld, zonder van tevoren te weten welk bedrag en voor hoe lang er gelden op haar derdengeldrekening zouden staan.

6.2 Verweerster erkent ten tijde van haar handelwijze niet bekend te zijn geweest met haar verplichtingen op grond van de Vafi. Ook ter zitting heeft de raad geconstateerd dat verweerster geen inzicht heeft in de laakbaarheid van haar handelwijze in september 2014. Zij heeft slechts erkend graag van de gelden af te willen, toen zij bekend werd met de hoogte van de op haar derdengeldrekening gestorte bedragen.

6.3 De voorgaande omstandigheden in aanmerking nemende acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar gegrond.

- legt verweerster de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. R. Lonterman, E.M.J. van Nieuwenhuizen, G.J.W. Pulles en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland      

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl