ECLI:NL:TADRAMS:2015:62 Raad van Discipline Amsterdam 14-081A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:62
Datum uitspraak: 10-03-2015
Datum publicatie: 12-03-2015
Zaaknummer(s): 14-081A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat inhoudende dat deze klager heeft misleid, valsheid in geschrifte heeft gepleegd, de zaak niet tijdig heeft overgedragen aan een opvolgende advocaat en voorts klager en de opvolgende advocaat onvoldoende heeft geïnformeerd over de stand van de procedure. Klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Beslissing van 10 maart 2015

in de zaak 14-081A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

p/a mevrouw mr.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 25 maart 2014 met kenmerk 4013-0797A, door de raad ontvangen op 27 maart 2014 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2015 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in §1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 35 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager, die de Roemeense nationaliteit bezit en de Nederlandse taal niet (goed) beheerst, in de periode mei 2012 tot en met april 2013 bijgestaan in een strafzaak. Klager was in die periode gedetineerd.

2.3 In maart 2013 heeft mr. V verweerder een fax gestuurd met het verzoek de strafzaak over te mogen nemen van verweerder. Verweerder heeft daarop geantwoord dat hij daartoe eerst bereid was als hij een verklaring van klager zelf zou krijgen dat hij niet langer door hem vertegenwoordigd wilde worden. Vervolgens heeft mr. V verweerder per fax een met Google Translate in het Nederlands vertaalde en getekende verklaring gezonden, luidend:

“Verklaar, [klager] geboren 12.09.1977, welke [kantoornaam mr. V, gevolgd door adres van dat kantoor] mijn business van dag tot dag en hebben, als gevolg, toestemming om informatie te verkrijgen van de kant van alle advocaten die ik in het verleden heb gehad.”

2.4 Verweerder heeft mr. V laten weten in deze verklaring geen aanleiding te zien aan de overname mee te werken. Op 18 april 2013 heeft verweerder klager in de penitentiaire inrichting bezocht. Klager heeft toen op verzoek van verweerder een verklaring getekend.

2.5 Bij brief van 18 april 2013 heeft mr. V de deken om bemiddeling verzochtDe deken heeft verweerder op 19 april 2013 in dringende overweging gegeven het dossier ten spoedigste aan mr. V over te dragen. Verweerder heeft dit niet gedaan. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat klager nimmer om overname heeft gevraagd, hetgeen uit een handgeschreven brief zou blijken.

2.6 Verweerder is op 24 april 2013 als raadsman van klager verschenen op een terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam, alwaar de strafzaak inhoudelijk is behandeld. Klager was bij de behandeling niet aanwezig. Aan het einde van de zitting is de zaak aangehouden tot de terechtzitting van 30 mei 2013.

2.7 Vervolgens heeft verweerder een volledige, handgeschreven verklaring van klager ontvangen, waarin staat dat klager overname van zijn zaak door mr. V wenst. Op 1 mei 2013 heeft verweerder zich akkoord verklaard met overname van de zaak door mr. V.

2.8 Bij faxbrief van 22 mei 2013 heeft mr. V namens klager het volgende aan het gerechtshof Amsterdam geschreven:

“Ik wil u verzoeken om deze zaak aan te houden zodat cliënt gebruik kan maken van zijn aanwezigheidsrecht. Hij was niet geïnformeerd, althans hij heeft niet begrepen dat zijn zitting inhoudelijk behandeld zou worden afgelopen zitting. Hij heeft niet de Nederlandse nationaliteit en is slecht bekend met zijn rechten. Hij heeft vóór deze zitting reeds om ondergetekende als raadvrouw gevraagd en [verweerder] enkel nog gemachtigd om – wat hij dacht wederom een pro forma – zitting waar te nemen tot [verweerder] de zaak inhoudelijk aan ondergetekende had overgedragen. [Verweerder] heeft verzuimd cliënt en ondergetekende te vermelden dat dit reeds de inhoudelijke behandeling van zijn zaak betrof. Cliënt zou geen afstand hebben getekend van zijn recht aanwezig te zijn bij de zitting en [verweerder] niet gemachtigd hebben wanneer hij dit had geweten.”

2.9 Op 30 mei 2013 heeft het gerechtshof Amsterdam de onderbroken terechtzitting van 24 april 2013 hervat. Blijkens het proces-verbaal van die zitting heeft klager onder meer het volgende verklaard:

“Ik heb een brief gekregen van mijn raadsvrouw, [opvolgend advocaat]. In januari 2013 heb ik voor afstand getekend, maar er was geen tolk aanwezig in de Penitentiaire Inrichting. Ik weet niet meer precies wanneer dat was. (…) Mijn bedoeling is geweest om mij in hoger beroep door een andere advocaat te laten bijstaan. (…) Ik wens het hoger beroep door te zetten met mijn raadsvrouw [opvolgend advocaat].

[Verweerder] heeft mij tot januari 2013 bijgestaan. ln januari heb ik getekend dat ik afstand doe van mijn raadsman en bijgestaan wil worden door mijn nieuwe advocaat [opvolgend advocaat].

U houdt mij voor dat de zaak op 23 april 2013 ter terechtzitting is behandeld. Ik zeg u dat [verweerder] gebruik heeft gemaakt van mijn handtekening. Hij heeft mij bezocht in de Penitentiaire Inrichting en heeft aan mij toestemming gevraagd om het dossier te verzenden naar [opvolgend advocaat].

2.10 Bij brief van 22 mei 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.11 Ter zitting heeft verweerder het origineel van een ondertekende, geheel handgeschreven, in het Roemeens opgestelde verklaring overgelegd, gedateerd 18 april 2013. De Nederlandse vertaling daarvan luidt:

“Ik, ondergetekende, [klager], verklaar middels het onderhavige verzoek dat ik verlang dat [verweerder] mij vertegenwoordigt bij het gerechtshof.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) klager ten onrechte heeft doen geloven dat hij een "papier" ondertekende waarmee hij afstand deed van verweerder als advocaat;

b) valsheid in geschrifte heeft gepleegd;

c) tegen de kennelijke wil van klager onder valse voorwendselen op een zitting is verschenen;

d) klager niet op de hoogte heeft gesteld dat bedoelde zitting zou plaatsvinden noch dat deze inhoudelijk van aard was;

e) heeft verzuimd om op uitdrukkelijk en herhaald verzoek van klager de zaak over te dragen aan de opvolgend advocaat;

f) de opvolgend advocaat gebrekkig heeft geïnformeerd over de stand van de procedure.

4 VERWEER

4.1 Verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klager wenste dat verweerder hem zou vertegenwoordigen bij het gerechtshof en heeft daartoe op 18 april 2013 in het Roemeens een verklaring geschreven en ondertekend. Hij heeft geen misbruik gemaakt van de handtekening van klager en klager ook niet op enige wijze verkeerd voorgelicht. Het volledige dossier in deze kwestie is na het overnameverzoek overgedragen aan de opvolgend advocaat. Dat is gebeurd nadat hem genoegzaam duidelijk was geworden dat klager inderdaad een andere advocaat wenste. Verzoeken om informatie van de opvolgend advocaat zijn er niet geweest.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

 Ad klachtonderdelen a), b) en c)

5.2 Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Klager stelt dat hij op 18 april 2013 niet aan verweerder heeft verzocht hem ter zitting van 24 april 2013 te vertegenwoordigen.

5.3 Ter zitting heeft verweerder het origineel van de in 2.11 bedoelde – in de Roemeense taal gestelde – schrijven overgelegd. Klager heeft erkend dat hij de daarin neergelegde, handgeschreven verklaring heeft geschreven en dat de datum “18.04.2013” alsook zijn handtekening door hem onderaan de tekst zijn geplaatst. Klager heeft verder niet betwist dat in dit schrijven de wens tot uitdrukking is gebracht dat [verweerder] hem zou vertegenwoordigen bij het gerechtshof.

5.4 Omtrent de totstandkoming van de verklaring heeft klager wisselende verklaringen afgelegd, wat de geloofwaardigheid van die verklaringen niet ten goede komt. Dat, zoals klager stelt, hij de verklaring al in 2012, bij de overname van de zaak door verweerder van een andere advocaat, heeft opgesteld en dat hij die verklaring op 18 april 2013 heeft gedateerd en ondertekend zonder te weten/beseffen wat hij tekende, is om meer dan één reden onaannemelijk. Niet alleen heeft verweerder de verklaring die klager in 2012, bij de overname van de zaak door verweerder, in het Roemeens heeft geschreven en ondertekend, ook in het geding gebracht; ook blijft raadselachtig waarom klager niet geweten of beseft zou hebben wat hij op 18 april 2013 tekende. Het betrof immers een door hemzelf geschreven, in het Roemeens gestelde verklaring. De raad acht niet aannemelijk dat verweerder klager heeft voorgehouden dat het schrijven een verklaring betrof waarin hij afstand deed van verweerder als advocaat. De raad ziet evenmin enig aanknopingspunt om aan te nemen dat door verweerder valsheid in geschrifte is gepleegd, of dat hij tegen de kennelijke wil van klager onder valse voorwendselen op de zitting van het gerechtshof zou zijn verschenen. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.5 Op basis van het dossier moet het ervoor worden gehouden dat klager ervan op de hoogte was dat zijn zaak in april 2013 op een zitting bij het gerechtshof zou worden behandeld. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat verweerder klager kort voor de zitting van 23 april 2013 – op 18 april – heeft bezocht in de penitentiaire inrichting. De raad heeft geen aanknopingspunt om te twijfelen aan de stelling van verweerder dat dit bezoek ertoe diende de zitting van 23 april 2013 voor te bespreken. De raad kan dan ook niet vaststellen dat verweerder heeft verzuimd klager te wijzen op het inhoudelijke karakter van de zitting van 23 april 2013. Klachtonderdeel d) is ongegrond.

Ad klachtonderdelen e) en f)

5.6 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat het kantoor van mr. V in 2012 al had getracht de strafzaak van klager van verweerder over te nemen en dat toen uiteindelijk bleek dat klager bij verweerder wilde blijven. In dat licht is begrijpelijk dat verweerder in maart 2013 geen genoegen nam met toezending per fax van de hiervoor, in 2.3 bedoelde verklaring ten bewijze van de instemming van klager met een overname door mr. V. Die verklaring was een onbegrijpelijke, in het Nederlands gestelde tekst, terwijl verweerder in verband met de toezending per fax ook niet kon controleren of de gepresenteerde handtekening op die verklaring stond. Daar komt nog bij dat klager op 18 april 2013 vervolgens weer heeft verklaard dat hij wenste dat verweerder hem zou vertegenwoordigen. Het is dan ook begrijpelijk dat verweerder nadere bevestiging zocht van de wens van klager tot overdracht van het dossier. Dat verweerder het dossier eerst na het verkrijgen van deze nadere bevestiging – in mei 2013 – heeft overgedragen acht de raad niet klachtwaardig. Evenmin ziet de raad een aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerder de opvolgend advocaat niet behoorlijk heeft ingelicht over de stand van de zaak. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat het voor verweerder niet duidelijk behoefde te zijn dat de opvolgend advocaat niet op de hoogte was van het feit dat op 23 april 2013 een inhoudelijke zitting had plaatsgevonden. Voorts heeft de opvolgend advocaat de stelling van verweerder dat zij hem geen vragen heeft gesteld over de stand van het dossier niet betwist. De beide klachtonderdelen zijn ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs.

S. van Andel, E.C. Gelok, N.M.N. Klazinga en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager 

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl