ECLI:NL:TADRAMS:2015:43 Raad van Discipline Amsterdam 14-236A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:43
Datum uitspraak: 09-02-2015
Datum publicatie: 24-02-2015
Zaaknummer(s): 14-236A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Diverse klachten over de kwaliteit van de dienstverlening. Klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Voorzittersbeslissing. Kennelijk niet-ontvankelijke klacht tegen de ex-echtgenote van klager wegens gebrek aan belang van klager bij de klacht.”

Beslissing van 9 februari 2015

in de zaak 14-236A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 september 2014, door de raad ontvangen op 4 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 10, opgenomen in de

            inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Op 28 november 2013 heeft klaagster zich mede in haar hoedanigheid van  vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon tot verweerster gewend met het verzoek haar belangen te behartigen in verband met het voornemen van de school om haar zoon van  school te verwijderen. Verweerster heeft de voorwaarden van haar dienstverlening en haar analyse van de zaak vastgelegd in een op 29 november 2013 aan klaagster gestuurde opdrachtbevestiging 

2.3 Verweerster heeft bij de directeur van de school verzocht haar in het bezit te stellen van het dossier van de zoon van klaagster. Op 10 januari 2014 heeft verweerster tezamen met klaagster het dossier op school ingezien.

2.4 Om een minnelijke regeling te beproeven en een verwijderingsprocedure te voorkomen heeft er op 22 januari 2014 een gesprek plaatsgehad tussen klaagster, verweerster en haar kantoorgenote enerzijds en de schooldirecteur en de juridisch adviseur van de school anderzijds. Tijdens dit gesprek is gebleken dat partijen van mening verschilden over de vraag of de zoon van klaagster op het speciale onderwijs thuishoort dan wel op het reguliere onderwijs.

2.5 Verweerster heeft de schooldirecteur eind januari 2014 laten weten dat klaagster afziet van plaatsing van haar zoon op een school met bijzonder onderwijs, omdat regulier onderwijs haar voorkeur geniet. En voorts dat klaagster voor haar zoon op zoek is naar een school met regulier onderwijs.

2.6 De schooldirecteur heeft desgevraagd bevestigd dat aan een plaatsing  op een reguliere school medewerking zal worden verleend en dat klaagster tot 10 februari 2014 in de gelegenheid werd gesteld haar zoon op een school binnen het regulier VO-Onderwijs aan te melden. De schooldirecteur heeft tevens meegedeeld dat hij blijft bij zijn advies om de zoon speciaal onderwijs te laten volgen.

2.7 Op 12 februari 2014 heeft verweerster klaagster per e-mail gewezen op het verstrijken van de door de schooldirecteur gestelde termijn en dat zij er rekening mee dient te houden dat er een verwijderingsprocedure zal worden gestart. Daarnaast heeft verweerster klaagster meegedeeld  dat het starten van een kort geding om haar zoon op de school te houden pas enige kans van slagen heeft wanneer er een opvolgende school bekend is en de datum waarop haar zoon daar kan beginnen.

2.8 Op 18 januari 2014 heeft klaagster verweerster laten weten dat zij de school die zij op het oog had, heeft bezocht en dat deze school met de school van de zoon van klaagster contact zou opnemen.

2.9 Volgens een e-mail van 21 februari 2014 van de Onderwijs- & Zorgcoördinator van deze school heeft zij het Onderwijs Schakelloket over de onderhavige kwestie een terugkoppeling gegeven en het advies gegeven dat de school van de zoon van klaagster eerst alle stappen moet nemen die noodzakelijk zijn voordat zij haar zoon bij een andere school  mag aanmelden.

2.10 Per e-mail van 20 februari 2014 heeft klaagster de Onderwijs- & Zorgcoördinator verzocht haar mee te delen hoe de school van haar zoon heeft gereageerd op de e-mail die zij toegezegd had te zullen sturen.

2.11 Op 26 februari 2014 heeft verweerster de schooldirecteur bericht dat zich ontwikkelingen hebben voorgedaan die in de ogen van klaagster ertoe dienen te leiden dat haar zoon weer dient te worden teruggeplaatst in zijn eigen klas, daar de door klaagster benaderde school niet bereid was de aanmelding van de school in behandeling te nemen en de zoon geen verdere achterstand diende op te lopen.

2.12 Op 6 maart 2014 heeft de schooldirecteur verweerster bericht dat hij (nog) geen bericht van het Onderwijs Schakel Loket had ontvangen die duidden op een andersluidend advies.

2.13 Bij e-mailbericht van 12 maart 2014 heeft verweerster aan klaagster een concept kort geding dagvaarding toegezonden.

2.14 Op 17 maart 2014 heeft op uitnodiging van de school een bespreking plaatsgehad tussen de schooldirecteur en de juridische adviseur van de school enerzijds en klaagster en verweerster anderzijds. Verweerster had klaagster geadviseerd dit gesprek aan te gaan. In dit gesprek heeft de schooldirecteur de mogelijke scenario’s met klaagster besproken en voorstellen gedaan. 

2.15 Verweerster heeft naar aanleiding van deze bespreking klaagster per e-mail verzonden brief van 18 maart 2014 zoals afgesproken geadviseerd om in te stemmen met het laatste voorstel van de school en meegedeeld dat zij verweerster van meet af aan gewezen heeft op het feit dat om in kort geding überhaupt enige kans van slagen te hebben er een opvolgende school kenbaar dient te zijn en een datum waarop haar zoon alsdan daar kan starten. 

2.16 Klaagster heeft verweerster als reactie op haar e-mail van 18 maart 2014 op 20 maart 2014 onder andere bericht dat verweerster niet moet denken dat zij niet in de gaten heeft dat er iets niet klopt, verweerster respectloos naar haar is, het erop lijkt dat verweerster de kant van de tegenpartij heeft gekozen, dat verweerster keer op keer het kort geding heeft uitgesteld en dat zij daarmee haar belofte aan klaagster heeft gebroken.

2.17 Verweerster heeft de haar gemaakte verwijten per e-mail van 20 maart 2014 weersproken en haar meegedeeld dat er sprake is van een vertrouwensbreuk en dat zij per direct niet meer de belangen van klaagster zal behartigen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) ernstig tekort is geschoten omdat zij de zaak van klaagster heeft aangenomen met de belofte binnen een paar dagen een kort geding aanhangig te maken;

b) geen verslag heeft gemaakt naar aanleiding van een gesprek met de wederpartij terwijl ze wel heeft toegezegd dit te zullen doen;

c) een respectloze houding had tegenover klaagster en boos was;

d) de slagingskansen van de procedure pas veel te laat heeft medegedeeld;

e) de vertrouwelijkheid heeft geschonden door haar contacten met de wederpartij;

f)        twee toevoegingen in één zaak heeft aangevraagd die geen enkele advocaat wenst over te nemen;

g) de klacht van klaagster over verweerster niet met verweerster kon bespreken.

4 BEOORDELING

 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Uit de door verweerster aan klaagster gestuurde opdrachtbevestiging noch uit andere stukken van het klachtdossier is de raad gebleken dat verweerster de zaak heeft aangenomen met de belofte om binnen een paar dagen een kort geding aanhangig te maken.

4.2 Uit het klachtdossier en hetgeen ter zitting is besproken is de raad gebleken dat bij de aanvang van de zaak een kort geding nog niet aan de orde was. Verweerster heeft in haar e-mails van 3 en 12  februari 2014 klaagster uitgelegd dat het starten van een kort geding procedure om haar zoon op de school te houden pas zinvol was zodra klaagster een nieuwe school voor haar zoon had gevonden.

Ten overvloede merkt de raad overigens op dat de verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, mee brengt dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken (aldus artikel 7:402 lid 2 BW en de daarmee strokende gedragsregel 9 lid 2), hetgeen verweerster in dit geval ook gedaan heeft. Verweerster valt tuchtrechtelijk dan ook geen verwijt te maken. Dit klachtonderdeel is  ongegrond.

4.3 Ad klachtonderdeel b, c, d, e, f en g

De klachtonderdelen b, c, d, e, f en g lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. De raad is van oordeel dat  voor deze klachtonderdelen geen, althans onvoldoende feitelijke grondslag door klaagster is aangedragen. Nu de  stellingen van klaagster door verweerster worden betwist en door klaagster geen bewijs of nadere onderbouwing van haar stellingen is gegeven, kan de klacht niet tot gegrondheid leiden en zal de raad de klacht in al haar onderdelen als ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. R. Lonterman, E.C. Gelok,      M. Middeldorp, S. van Andel, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl