ECLI:NL:TADRAMS:2015:315 Raad van Discipline Amsterdam 15-556/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:315
Datum uitspraak: 17-12-2015
Datum publicatie: 28-12-2015
Zaaknummer(s): 15-556/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij deels kennelijk niet-ontvankelijk wegens tijdsverloop, deels kennelijk ongegrond.

Beslissing van 17 december 2015

in de zaak 15-556A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 12 november 2015 met kenmerk 4015-0325, door de raad ontvangen op 16 november 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster was eigenaar van een onroerend goed portefeuille, bestaande uit een tiental objecten in Amsterdam en Amstelveen. Een van de objecten betrof een woning aan de Veerstraat 38 te Amsterdam, op welk adres klaagster woonachtig was. De onroerend goed portefeuille was gefinancierd door een bank...

1.2 Bij beschikking van 18 april 2011 is klaagster onder curatele gesteld met benoeming van mr. D tot curator.

1.3 De bank heeft de financiering i voor datum curatele opgezegd. Omdat niet werd voldaan aan de door de bank geëiste terugbetaling van de opgezegde financiering heeft de bank besloten over te gaan tot veiling van de onroerend goed portefeuille.

1.4 De curator heeft – ter voorkoming van een veiling – de mogelijkheden onderzocht om de onroerend goed portefeuille te herfinancieren, danwel onderhands te verkopen. De vennootschappen X en Y hebben een voorstel tot herfinanciering gedaan. X en Y werden bijgestaan door verweerder.

X en Y hebben ook voorgesteld om de onroerend goed portefeuille aan te kopen.

1.5 Bij beschikking d.d. 7 september 2012 heeft de kantonrechter het door de curator gedane verzoek tot goedkeuring van de verkoop van de onroerend goed portefeuille aan X en Y toegewezen.

1.6 Op 7 september 2012 hebben X en Y de onroerend goed portefeuille van curator mr. D gekocht. Onderdeel van de koopovereenkomst was dat klaagster de tweede verdieping van het pand aan de Veerstraat 38 zou gaan huren.

1.7 Na levering is gebleken dat klaagster de tweede verdieping aan een derde had verhuurd en zelf de begane grond in gebruik had genomen.

1.8 Bij dagvaarding van 12 juni 2014 heeft verweerder klaagsters namens X en Y in kort geding gedagvaard en ontruiming van de woning aan de Veerstraat 38 begane grond te Amsterdam gevorderd.

1.9 Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het kort geding op 2 juli 2014 hebben X en Y met klaagster een regeling getroffen, inhoudende dat klaagster uiterlijk 1 december 2014 zou zorgdragen voor ontruiming van de woning aan de Veerstraat 38 begane grond. Bij niet tijdige nakoming zouden X en Y bevoegd zijn tenuitvoerlegging van de ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm. De curator heeft met deze afspraak ingestemd.

1.10 Bij brief van 5 mei 2015 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder de broer van klaagster heeft geadviseerd om een verzoekschrift tot ondercuratelestelling in te dienen;

b) verweerder de broer van klaagster en een zoon van de officier van justitie heeft bijgestaan;

c) verweerder verantwoordelijk is voor de onderhandse verkoop van de onroerend goed portefeuille van klaagster;

d) verweerder zijn vijandige strijd namens de gemeente heeft voortgezet;

e) verweerder in kort geding ontruiming van klaagster heeft gevorderd;

f) als gevolg van het doorzetten van procedures jegens klaagster haar broers en haar ex partner zijn overleden;

g) verweerder verantwoordelijk is voor de sloop van de uitbouw bij de Veerstraat 38.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft de klachten gemotiveerd betwist. Verweerder heeft toegelicht dat hij al geruime tijd optreedt voor X en Y, voor X in ieder geval al vanaf 1997. In 2011 heeft verweerder een twee- of drietal zaken voor de besloten vennootschap van de broer van klaagster behandeld, zonder dat deze zaken enige relatie tot klaagster hadden. Met mr. D heeft verweerder voor het eerst kennis gemaakt in zijn hoedanigheid van curator van klaagster en in het kader van de met zijn cliënten gesloten overeenkomst. Anders dan voor zijn cliënten X en Y heeft verweerder niet jegens klaagster opgetreden.

4 BEOORDELING

4.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is na 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals deze vanaf 1 januari 2015 geldt.

4.2 Artikel 46g van de Advocatenwet bepaalt dat de voorzitter van de raad van discipline een klacht niet-ontvankelijk verklaart indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.3 Alvorens de klacht inhoudelijk kan worden beoordeeld dient te worden beoordeeld of klaagster gelet op het bepaalde in artikel 46g van de Advocatenwet kan worden ontvangen in haar klacht. Uit de klachtbrief blijkt dat klaagster haar verwijten aan het adres van verweerder deels baseert op feiten die hebben plaatsgevonden vanaf 1997. Voor zover de klachtonderdelen betrekking hebben op handelen van verweerder in de periode voor 2012, zijn deze gelet op het bepaalde in artikel 46g niet-ontvankelijk.

Ad klachtonderdeel a)

4.4 Met dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij haar broer zou hebben geadviseerd om een verzoek tot ondercuratelestelling in te dienen. De voorzitter heeft niet kunnen vaststellen of dit het geval is geweest want verweerder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Uit de stukken van het dossier blijkt in elk geval dat het verzoek tot ondercuratelestelling is gedaan door de officier van justitie. Het klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.5 Onder verwijzing naar hetgeen de raad hiervoor onder 4.3 heeft overwogen, is dit klachtonderdeel deels kennelijk niet-ontvankelijk. Dit nu verweerder heeft gesteld dat hij de broer van klaagster – althans diens vennootschap – voor het laatst in 2011 heeft bijgestaan en klaagster dit niet (voldoende) gemotiveerd heeft betwist. Verweerder heeft voorts ontkend te zijn opgetreden voor de zoon van de officier van justitie, terwijl dat overigens ook niet uit het dossier is gebleken. In zoverre is het klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.6 Klaagster verwijt verweerder verantwoordelijk te zijn voor de onderhandse verkoop van haar onroerend goed portefeuille aan de cliënten van verweerder. Uit de stukken blijkt echter dat deze verkoop heeft plaatsgevonden op initiatief van de curator, die daarvoor bovendien toestemming van de kantonrechter had verzocht en verkregen. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.7 Verweerder heeft betwist dat hij voor de gemeente heeft opgetreden c.q. optreedt. Daarvan is de voorzitter ook niet gebleken. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.8 Met dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij in kort geding ontruiming heeft gevorderd. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een kort geding aanhangig te maken. Klaagster wilde immers niet de door haar bewoonde woonruimte, die inmiddels eigendom was geworden van de cliënten van verweerder, ontruimen. Dat geen passende woonruimte zou zijn aangeboden, is blijkens de stukken van het dossier feitelijk onjuist, nu de cliënten van verweerder voorafgaand aan het kort geding juist een voorstel hadden gedaan. Het klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

4.9 Naar het oordeel van de voorzitter heeft klaagster het verband tussen het handelen van verweerder en de door van haar broer en ex-partner niet aannemelijk gemaakt. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

4.10 Uit de stukken van het dossier blijkt dat de uitbouw bij de Veerstraat 38 is gesloopt op last van de gemeente. Verweerder had daarin geen rol, anders dan dat hij de huurders van het door zijn cliënten gekochte pand namens hen heeft verzocht hun medewerking te verlenen. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

4.11 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk deels niet-ontvankelijk en kennelijk deels ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

- klachtonderdeel b, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet deels niet-ontvankelijk;

- de klacht overigens, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Lof als griffier op 17 december 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BR302, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.