ECLI:NL:TADRAMS:2015:313 Raad van Discipline Amsterdam 15-581/A/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:313
Datum uitspraak: 17-12-2015
Datum publicatie: 28-12-2015
Zaaknummer(s): 15-581/A/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Geen sprake van een advocaat cliënt relatie. Gedragsregel 7 lid 4 mist toepassing. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

Beslissing van 17 december 2015

in de zaak 15-581/A/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

Na een verwijzingsbeslissing van het Hof van Discipline van 19 november 2015, door de raad van discipline in het ressort Amsterdam ontvangen op 20 november 2015, heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna "de voorzitter") kennisgenomen van de brief van de griffier van het Hof van Discipline van 19 november 2015 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief van klager van 28 augustus 2015.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder treedt sinds oktober 2012 regelmatig op voor de Vereniging van Eigenaren Park Oud Wassenaar te Wassenaar (hierna VvE), waarvan klager één van de leden is. De VvE betreft 60 appartementen in drie gebouwen die in het park Oud Wassenaar staan. In dat park is ook gelegen het zgn. Kasteel Oud-Wassenaar. Het park is eigendom van de VvE en het kasteel staat op een perceel dat eigendom is van de stichting Monumentenstichting (hierna: de Monumentenstichting). Bestuurder van de VvE is de Stichting Flatpark Oud-Wassenaar (hierna: de Stichting). Voorzitter van de Stichting is de heer G. van H.

1.2 Sinds juni 2013 heeft verweerder de heer B., wonende te Wassenaar, bijgestaan in een procedure tegen de Monumentenstichting betreffende een weg die over het perceel van de heer B. loopt en toegang geeft tot het Park Oud Wassenaar.

1.3 Bij brief van 21 juli 2014 heeft de advocaat van klager verweerder het volgende meegedeeld:

“Cliënten hebben vernomen dat u door het bestuur, althans door de heer [G. van H.], bent verzocht om in rechte op te treden namens de VvE.

Waarschijnlijk is de heer [G. van H.] onbevoegd om u, in welke hoedanigheid dan ook, namens de VvE opdrachten te verstrekken, nu een daaraan ten grondslag liggend besluit van de VvE ontbreekt. Ik verzoek u mij dan ook mede te delen op grond van welke bepalingen danwel welke besluiten, u uw opdracht heeft aanvaard.

(…)

Op grond van het bovenstaande verzoek ik u om uw werkzaamheden voor de VvE te staken en gestaakt te houden.

Ook zou ik graag gespecificeerd van u vernemen in welke zaken u “namens de VvE” optreedt, of de VvE aan de eisende of verwerende zijde staat, en in welke stand de procedures zich bevinden indien daarvan sprake is. Ik zal alsdan cliënten zo mogelijk adviseren zich te voegen conform artikel 217 Rv teneinde te vorderen dat de VvE niet-ontvankelijk wordt verklaard in de procedure.

(…)”

1.4 Bij e-mail van 25 juli 2014 heeft verweerder als volgt gereageerd op de brief van 21 juli 2014:

“Naar aanleiding van uw brief van 21 dezer bericht ik u dat mijn opdracht volgens de regels is verstrekt.

Het bestuur verstrekt regelmatig informatie aan de leden over de lopende zaken, zowel schriftelijk als mondeling. Daarnaar mag ik u wel verwijzen. Het is niet mijn taak u de informatie te geven die uw cliënt u kan en behoort te geven.”

1.5 Bij brief van 20 april 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in Gedragsregel 7 lid 4, nu hij als advocaat van de VvE én als advocaat van de heer B. optreed;

b) niet heeft gereageerd op de brief van (de advocaat van) klager van 21 juli 2014;

c) zonder opdracht of mandaat van de VvE optreedt namens de VvE.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat klager geen belang heeft bij het eerste klachtonderdeel, nu er geen sprake is van een advocaat cliënt relatie tussen klager en verweerder. Verweerder kent klager niet. Daarbij geeft hij aan dat er geen tegenstrijdig belang is tussen de VvE en de heer B. in de procedure van de heer B. tegen de Monumentstichting. Verweerder voert voorts aan dat hij wel degelijk heeft gereageerd op de brief van (de advocaat van) klager van 21 juli 2014. Verweerder betwist voorts dat hij zonder opdracht of mandaat van de VvE optreedt in geschillen met de Monumentstichting. De Stichting kent meerdere bestuursleden en wordt vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden. De opdracht van de VvE is aan verweerder verstrekt door twee bestuursleden, te weten de voorzitter en de penningmeester. Het inschakelen door het bestuur van een advocaat is goedgekeurd door de Algemene Ledenvergadering van de VvE (hierna ALV). Dit is initieel gebeurd in 2006, en wederom in 2012. Aan de ledenvergadering is in 2012 voorgelegd het besluit om – kort gezegd – in te stemmen met het voeren van verweer tegen de tegen haar ingestelde juridische procedure en in te stemmen met het inschakelen van een advocaat om verweer te voeren en al datgene meer te doen wat nodig of nuttig geacht wordt. Uit de notulen van de ALV van 21 november 2012 blijkt dat de vergadering unaniem akkoord is gegaan en heeft ingestemd met het aan de vergadering voorgelegde besluit. In de ALV van 25 september 2014 is door de ledenvergadering wederom een machtiging verleend aan het bestuur tot het voeren van c.q. verweren in diverse procedures. De opdracht van de VvE aan verweerder is derhalve volgens de regels verstrekt en het bestuur heeft de appartementseigenaren, waaronder klager, hierover uitgebreid geïnformeerd, aldus steeds verweerder.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 De voorzitter stelt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een (voormalige) cliënt. De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn (voormalig) cliënt geraakt, terwijl voorts de (voormalig) cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt. Deze uitgangspunten leiden slechts uitzondering indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in Gedragsregel 7 lid 5 òf indien beide partijen overeenkomstig Gedragsregel 7 lid 6 op grond van de hun verstrekte behoorlijke informatie vooraf hebben ingestemd met het optreden namens één van beide partijen tegen de andere partij.

4.2 Een beroep op Gedragsregel 7 lid 4 is in beginsel voorbehouden aan de partijen die door dezelfde advocaat worden of zijn bijgestaan.

4.3 De vraag die derhalve allereerst moet worden beantwoord is of klager kan worden aangemerkt als (voormalig) cliënt van verweerder. Naar het oordeel van de voorzitter moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. Dat klager lid is van de VvE namens wie verweerder regelmatig optreedt, betekent, anders dan klager lijkt te veronderstellen, niet dat klager als cliënt van verweerder is aan te merken. De VvE is immers een rechtspersoon, welke zich in rechte kan laten bijstaan door een advocaat, ongeacht het standpunt van een individueel lid. De overigens door verweerder betwiste stelling van klager dat zijn belang gelijk is te stellen met het belang van de Monumentstichting en verweerder optredende voor de heer B tegen de Monumentstichting, materieel ook tegen klager procedeert leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Nu geen sprake is (geweest) van een advocaat cliënt relatie tussen klager en verweerder, mist Gedragsregel 7 lid 4 toepassing. Dit betekent dat klachtonderdeel a) kennelijk niet-ontvankelijk is.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 De voorzitter is van oordeel dat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist, nu verweerder bij e-mail van 25 juli 2014 heeft gereageerd op de brief van 21 juli 2014. Dat klager niet tevreden is over het door verweerder gegeven antwoord, doet aan het voorgaande niet af. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.5 De voorzitter is van oordeel dat verweerder genoegzaam duidelijk heeft gemaakt dat hij op de aan hem gegeven opdracht door het bestuur van de VvE mocht afgaan, nu deze volgens de regels is verstrekt. Dat verweerder zonder opdracht of mandaat van de VvE namens de VvE optreedt, heeft klager gelet hierop dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook klachtonderdeel c) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 17 december 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.