ECLI:NL:TADRAMS:2015:310 Raad van Discipline Amsterdam 15-218A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2015:310 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-12-2015 |
Datum publicatie: | 28-12-2015 |
Zaaknummer(s): | 15-218A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | 15-218A: Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft gehandeld zoals een advocaat niet betaamt door klager sub 1 en klaagster sub 2 in het geschil van de cliënte van verweerster met klager sub 3 te betrekken. Klachten deels gegrond. Geen maatregel. |
Beslissing van 15 december 2015
in de zaak 15-218A
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 27 maart 2015 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerster. Klagers hebben hun klacht bij brief van 10 april 2015 uitgebreid.
1.2 Bij brief aan de raad van 24 september 2015 met kenmerk 4015-0141, door de raad ontvangen op 24 september 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2015 in aanwezigheid van klagers en verweerster, bijgestaan door de heer H. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting is meegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan op 21 december 2015. Partijen zijn er nadien van in kennis gesteld dat uitspraak zal worden gedaan op 15 december 2015.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 17 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster staat de wederpartij van klager sub 3 bij in een familierechtelijke kwestie. Klager sub 3 is de (meerderjarige) zoon van klager sub 1 en klaagster sub 2.
2.2 Op 19 februari 2015 heeft verweerster namens haar cliënte een brief gestuurd aan klager sub 3. Verweerster heeft deze brief tevens per e-mail aan de zakelijke e-mailadressen van klager sub 1 en klaagster sub 2 gezonden.
2.3 Bij brief van 26 februari 2015 hebben klager sub 1 en klaagster sub 2 verweerster onder meer het volgende geschreven:
“Onlangs namen wij kennis van uw brief van 19 februari jl. aan onze meerderjarige zoon (...)
Wij vragen ons af:
1. Hoe komt u aan onze e-mailadressen.
2. Waarom u ons in deze kwestie betrekt, waar wij niets mee van doen hebben.
Wij kunnen dit niet anders zien dan (ongeoorloofde) druk uitoefenen op iemand die geen partij is. Niet alleen uiterst onprofessioneel en laakbaar doch zeker ook klachtwaardig. Ik sommeer u ons niet langer met deze kwestie lastig te vallen en ons per omgaande hiervoor te verontschuldigen.
Een kopie van deze brief met een kopie van uw brief zond ik per gelijke post aan de Deken.”
2.4 Bij brief van 28 februari 2015 heeft verweerster aan klager sub 1 en klaagster sub 2 haar excuses aangeboden voor het hen ongevraagd betrekken in de zaak en heeft zij hen meegedeeld dat zij hen in de toekomst niet verder zal lastigvallen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) klager sub 1 en klaagster sub 2 heeft betrokken in een kwestie die hen niet aangaat door hen een kopie van een brief aan klager sub 3 per e-mail te sturen en aldus ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend op personen die niet bij de tussen klager sub 3 en de cliënte van verweerster spelende kwestie zijn betrokken;
b) gebruik heeft gemaakt van zakelijke e-mailadressen van klager sub 1 en klaagster sub 2 die slechts bij intimi bekend zijn en niet heeft willen antwoorden op de vraag hoe verweerster met deze e-mailadressen bekend is geraakt;
c) klager sub 1 en klaagster sub 2 door haar cliënte dan wel relaties van haar of haar cliënte laat benaderen;
d) zich voor het onder a) en b) genoemde handelen slechts slap heeft verontschuldigd.
4 VERWEER
4.1 Verweerster voert het volgende aan. Zij erkent dat zij de brief van 19 februari 2015 zowel aan klager sub 3 heeft gestuurd als aan klager sub 1 en klaagster sub 2. Hoewel klager sub 3 staat ingeschreven op het adres van zijn ouders, had verweerster hen niet bij de zaak mogen betrekken. Verweerster heeft hiervoor reeds haar excuses aangeboden en verklaard klager sub 1 en klaagster sub 2 niet meer bij de zaak te betrekken. Zij heeft dat ook niet meer gedaan. Verweerster betwist voorts dat zij haar cliënte dan wel derden zou hebben aangezet klager sub 1 en klaagster sub 2 te benaderen. Klaagster sub 2 heeft blijkbaar al in 2014 berichten ontvangen vanuit Zuid-Afrika. Verweerster is echter pas sinds februari 2015 bij de zaak betrokken. Zij kan dan ook niet degene zijn die de contactinformatie van klaagster sub 2 aan personen in Zuid-Afrika heeft doorgegeven, aldus steeds verweerster.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a) en b)
5.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op de brief van verweerster aan klager sub 3 van 19 februari 2015. Klagers verwijten verweerster dat zij deze brief tevens aan de zakelijke e-mailadressen van klager sub 1 en klaagster sub 2 heeft gestuurd.
5.2 De raad overweegt dat verweerster heeft erkend dat zij klager sub 1 en klaagster sub 2 ten onrechte bij de zaak heeft betrokken. Zij heeft hiervoor ook haar excuses aangeboden. Tevens heeft verweerster erkend dat zij gebruik heeft gemaakt van de zakelijke e-mailadressen van klager sub 1 en klaagster sub 2, die niet bij iedereen bekend zijn. Ter zitting heeft verweerster toegelicht hoe zij aan de desbetreffende e-mailadressen is gekomen. De raad is van oordeel dat verweerster, door klager sub 1 en klaagster sub 2 nodeloos te betrekken bij een zaak die hen niet aangaat, aldus de privacy van klager sub 3 heeft geschonden en mitsdien heeft gehandeld zoals een advocaat niet betaamt. Klachtonderdelen a) en b) zijn derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.3 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerster haar cliënte dan wel derden te hebben aangezet klager sub 1 en klaagster sub 2 te benaderen. Verweerster heeft dit gemotiveerd betwist. Daartegenover hebben klagers hun klacht niet nader onderbouwd. Dat had wel op hun weg gelegen. Derhalve is niet komen vast te staan dat verweerster haar cliënte dan wel derden heeft aangezet klager sub 1 en klaagster sub 2 te benaderen. Klachtonderdeel c) is ongegrond.
Ad klachtonderdeel d)
5.4 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerster dat zij zich slechts slap heeft verontschuldigd voor haar handelen. De raad overweegt dat verweerster zich (meerdere keren) heeft verontschuldigd voor het feit dat zij klager sub 1 en klaagster sub 2 nodeloos bij de kwestie heeft betrokken. Dat klagers het excuus van verweerster als slap ervaren doet daaraan niet af. Ook klachtonderdeel d) is ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Zoals hiervoor in § 5.2 is overwogen heeft verweerster gehandeld zoals een advocaat niet betaamt. Dat valt haar aan te rekenen. Verweerster heeft echter meerdere keren haar excuses aangeboden voor haar handelen en zij heeft klager sub 1 en klaagster sub 2 ook niet meer in de zaak betrokken. De raad ziet hierin aanleiding om in dit geval af te zien van het opleggen van een maatregel.
8 KOSTENVEROORDELING
8.1 Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, moet verweerster het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.
8.2 De raad ziet daarnaast termen aanwezig om verweerster te veroordelen in de kosten van klagers als bedoeld in artikel 48 lid 6, eerste gedeelte Advocatenwet.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a) en b) gegrond;
- verklaart klachtonderdelen c) en d) ongegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50,00 aan klagers;
- veroordeelt verweerster tot betaling aan klagers van de kosten, bedoeld in artikel 48, zesde lid, eerste gedeelte, Advocatenwet, welke kosten zijn vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, S. van Andel, P. Van Lingen en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerster
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdelen c) en d), hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klagers
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdelen a) en b), hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl