ECLI:NL:TADRAMS:2015:302 Raad van Discipline Amsterdam 15-533/A/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:302
Datum uitspraak: 07-12-2015
Datum publicatie: 22-12-2015
Zaaknummer(s): 15-533/A/MN
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk wegens tijdsverloop.

Beslissing van 7 december 2015

in de zaak 15-533/A/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft – na een beslissing van het Hof van Discipline van 3 november 2015 tot verwijzing in de zin van artikel 46a lid 3 Advocatenwet – kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 21 oktober 2015 met kenmerk RvT 15-0129/TRC/ml, door de raad ontvangen op 6 november 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft de ex-partner van klager bijgestaan en heeft in dat verband in juni 2006 een convenant opgesteld, welk convenant door partijen is ondertekend.

1.3 Een brief van 6 juni 2006 van verweerster aan klager luidt – voor zover relevant – als volgt:

“Ik hecht er aan voorafgaand daaraan schriftelijk te bevestigen dat ik in deze scheidingsprocedure dus alleen de belangen van uw echtgenote behartig. U dient zich dat te realiseren. Zoals u gemerkt heeft wil dat overigens niet zeggen dat ik mij geheel onthoud van advies aan u met betrekking tot uw voorstellen.”

1.4 Verweerster is in januari 2010 namens haar cliënte een alimentatieprocedure tegen klager gestart. Verweerder heeft zich in die procedure door twee andere advocaten laten bijstaan. De procedure is geëindigd met een beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 december 2011.

1.5 Op 26 februari 2015 heeft een kort geding zitting tussen klager en zijn ex-partner plaatsgevonden. Verweerster heeft in die procedure de ex-partner van klager bijgestaan.

1.6 Bij brief van 29 maart 2015 heeft klager zich bij de deken in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster zich schuldig maakt aan belangenverstrengeling.

2.2 Klager stelt ter toelichting op zijn klacht dat verweerster in 2006 is opgetreden als adviseur van zowel klager als zijn ex-partner. Klager meent dat verweerster daarom nu niet tegen hem kan optreden.

3 VERWEER

3.1 Verweerster meent dat de klacht ongegrond is. Verweerster voert als meest verstrekkende verweer dat de klacht niet binnen een redelijke termijn is ingediend. Verweerster betwist voorts dat ze is opgetreden als adviseur van beide partijen. Verweerster stelt dat ze alleen de belangen van de ex-partner van klager heeft behartigd.

4 BEOORDELING

4.1 Allereerst dient te worden nagegaan of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g, lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.2 De voorzitter overweegt dat de termijn uit artikel 46g, lid 1 onder a, Advocatenwet is gaan lopen in januari 2010; het moment waarop verweerster namens haar cliënte tegen klager is opgetreden. Klager was vanaf dat moment bekend met de door hem gestelde belangenverstrengeling van verweerster, althans hij had daarmee redelijkerwijs bekend kunnen zijn. Door pas in maart 2015 een klacht in te dienen, heeft klager de in artikel 46g, lid 1 onder a, Advocatenwet genoemde termijn overschreden.

4.3 De voorzitter overweegt ten overvloede dat geen advocaat cliënt relatie tussen klager en verweerster tot stand is gekomen. Het klachtdossier biedt geen aanknopingspunt voor de stelling dat verweerster klager heeft geadviseerd. In haar brief van 6 juni 2006 heeft verweerster in heldere bewoordingen kenbaar gemaakt dat zij alleen de belangen van de echtgenote van klager behartigde. De omstandigheid dat verweerster een voorstel van klager in het convenant heeft opgenomen, doet aan het voorgaande niet af. Verweerster heeft duidelijk gemaakt dat zij een en ander heeft gedaan na afstemming met haar cliënte en voorts in het belang van haar cliënte.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 7 december 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BR302, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.