ECLI:NL:TADRAMS:2015:301 Raad van Discipline Amsterdam 15-529/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:301
Datum uitspraak: 07-12-2015
Datum publicatie: 22-12-2015
Zaaknummer(s): 15-529/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerster heeft voldoende voortvarend gehandeld.

Beslissing van 7 december 2015

in de zaak 15-529/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 5 november 2015 met kenmerk 4015-0476, door de raad ontvangen op 6 november 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 De partner van klager is overleden op 21 januari 2011. Klager heeft zich eind november 2014 tot verweerster gewend met het verzoek een uittreksel bij de gemeente op te vragen, met de kennelijke bedoeling op die manier een geregistreerd partnerschap tussen klager en zijn overleden partner te kunnen bewijzen.

1.3 Verweerster heeft op 8 december 2014 een toevoeging voor klager aangevraagd welke toevoeging – nadat aanvullende informatie ter beschikking was gesteld – is afgegeven op 23 januari 2015.

1.4 Verweerster heeft bij brief van 16 februari 2015 namens klager de gemeente verzocht een uittreksel te verstrekken. De gemeente heeft bij brief van 3 maart 2015 – voor zover relevant – bericht:

“Een uittreksel waaruit blijkt dat de heer [klager] en de heer [overleden partner klager] op een adres hebben samengewoond is standaard niet leverbaar. Wel is het mogelijk dit feit door middel van een handmatig uittreksel aan te tonen maar daarvoor is de overlijdensakte van de [overleden partner van klager] noodzakelijk.”.

1.5 Verweerster heeft vervolgens bij brief van 30 maart 2015 een overlijdensakte aan de gemeente toegestuurd en opnieuw om (andere) uittreksels verzocht.

1.6 Verweerster heeft op 4 juni 2015 telefonisch contact met een medewerker van de gemeente opgenomen. Vervolgens heeft verweerster uittreksels van de gemeente ontvangen, welke ze op 10 juni 2015 aan klager heeft doorgestuurd.

1.7 Klager heeft zich op het dekenspreekuur van 18 juni 2015 beklaagd over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster de zaak niet voldoende voortvarend heeft behandeld.

2.2 Ter toelichting op de klacht stelt klager dat het te lang heeft geduurd voordat verweerster een uittreksel uit het bevolkingsregister heeft aangevraagd.

3 VERWEER

3.1 Verweerster meent dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende aangevoerd.

3.2 Klager heeft zich tot verweerster gewend omdat hij meende erfgenaam te zijn van zijn overleden partner. Verweerster heeft aan klager aangegeven wat hij diende te bewijzen om als erfgenaam te worden aangemerkt. Aanvankelijk heeft klager gesteld dat hij getrouwd was met zijn overleden partner; later dat sprake was van geregistreerd partnerschap. Dat laatste baseerde klager op een – op verzoek van de IND gedane – gemeentelijke inschrijving op het adres van zijn overleden partner. Klager meent dat hij met die inschrijving een geregistreerd partnerschap is aangegaan met zijn (inmiddels) overleden partner. Klager heeft verweerster in dat verband verzocht uittreksels bij de gemeente op te vragen. Dat heeft verweerster gedaan. Uit de in tweede instantie ontvangen uittreksels bleek dat er geen sprake was van geregistreerd partnerschap.

3.3 Verweerster heeft de klacht ook overigens gemotiveerd bestreden. Op het verweer wordt hierna waar nodig ingegaan.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter neemt als uitgangspunt dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen en dat van een advocaat verwacht mag worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt.

4.2 De voorzitter stelt voorop dat het aan klager is om de feiten waarop hij zijn klachten baseert, aannemelijk te maken. Klager heeft zijn klachten onvoldoende onderbouwd. Hij heeft enkel gesteld dat hij, op 18 juni 2015, na een e-mail van 29 mei 2015 van verweerster, niets meer van haar heeft gehoord. Ook na de gemotiveerde betwisting heeft klager zijn klacht niet nader onderbouwd, anders dan door aan te geven dat hij niet tevreden is over de reactie van verweerster.

4.3 Verweerster heeft de klacht gemotiveerd betwist. Verweerster heeft de chronologische volgorde van de gebeurtenissen in het dossier uiteengezet en heeft geschetst hoe het verloop van haar contact met klager is geweest.

4.4 Verweerster heeft – nadat een toevoeging was afgegeven – de gemeente medio februari 2015 om uittreksels verzocht. Op de reactie van de gemeente van 3 maart 2015 heeft verweerster vervolgens diezelfde maand gereageerd. Toen vervolgens een reactie van de gemeente uitbleef, heeft verweerster telefonisch contact met (een medewerker van) de gemeente opgenomen. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat ze klager, tijdens het uitblijven een reactie, van de stand van zaken op de hoogte heeft gehouden.

4.5 De voorzitter acht deze handelwijze voldoende voortvarend. De voorzitter neemt daarbij tevens in aanmerking dat verweerster afhankelijk was van de reactiesnelheid van de medewerker(s) van de gemeente. De voorzitter ziet ook overigens geen tuchtrechtelijk verwijt in de handelwijze van verweerster.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 7 december 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BR302, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.