ECLI:NL:TADRAMS:2015:297 Raad van Discipline Amsterdam 15-185NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2015:297 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-12-2015 |
Datum publicatie: | 14-12-2015 |
Zaaknummer(s): | 15-185NH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | 15-185NH: Klacht tegen eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Klacht in alle onderdelen ongegrond. |
Beslissing van 7 december 2015
in de zaak 15-185NH
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 16 december 2014 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 10 augustus 2015 met kenmerk td/md/14-430, door de raad ontvangen op 14 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 oktober 2015 in aanwezigheid van klagers, bijgestaan door hun hulpverleenster, en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 19 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerster heeft klagers rechtsbijstand verleend terzake de uithuisplaatsing van hun kinderen. Tijdens de eerste twee zittingen die in dat kader hebben plaatsgevonden heeft de kantoorgenote van verweerster, mr. S., verweerster vervangen.
2.3 Vervolgens heeft mr. S. de behandeling van de zaak van verweerster overgenomen. Tijdens zowel de derde als de vierde zitting die in het kader van de uithuisplaatsing heeft plaatsgevonden, heeft verweerster mr. S. vervangen.
2.4 Bij e-mail van 31 oktober 2014 heeft verweerster gereageerd op een e-mail van klagers aan verweerster van 30 oktober 2014 over (het verloop van) de zitting van 8 augustus 2014. De e-mail van verweerster luidt, voor zover relevant:
“Aan het einde van de zitting hebt u beiden de zittingszaal verlaten omdat de rechter mondeling een u onwelgevallige uitspraak heeft gedaan, mede ingegeven door uw proceshouding tijdens deze zitting.
Inderdaad zijn de pleegouders en de gezinsvoogd achtergebleven in de zittingszaal maar niet om nog te spreken met de rechter (...) maar omdat zij bevreesd waren dat u zich verbaal dan wel fysiek zou uitlaten tegenover hen. Ik ben namelijk wel degelijk nog even teruggelopen naar de zittingszaal en heb dit namelijk met eigen ogen aanschouwd. (...)
Ik ben vervolgens weer naar u beiden teruggelopen en heb u vervolgens weggeleid van betreffende zittingszaal zodat er geen escalatie zou plaatsvinden. (...)
Ik wil wel benadrukken dat ik heel goed begrijp dat u mede ingegeven door uw verstandelijke beperking – klaarblijkelijk – een heel andere perceptie hebt van de dingen die om u heen gebeuren dan ondergetekende, anders zou u zich ook ter zitting wel anders hebben gedragen (...)”
2.5 Bij brief van 16 december 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) zij klagers vlak voor de eerste twee zittingen heeft meegedeeld dat zij verhinderd was en dat mr. S. de behandeling ter zitting van haar zou overnemen;
b) zij de belangen van klagers ter zitting onvoldoende heeft behartigd door bepaalde informatie/argumenten niet te gebruiken, waardoor de kinderen van klagers nog steeds uit huis zijn geplaatst;
c) zij de hulpverleenster van klagers in eerste instantie niet bij het gesprek met klagers wilde hebben en dat, toen zij dat uiteindelijk wel wilde, het gesprek niets opleverde;
d) zij onvoldoende aandacht heeft gehad voor (de zaak van) klagers;
e) duidelijk door klagers was aangegeven dat zij met mr. S. verder wilden, maar verweerster toch tweemaal de behandeling ter zitting van mr. S. heeft overgenomen;
f) zij klagers zonder respect heeft behandeld door in haar e-mail van 31 oktober 2014 te verwijzen naar een verstandelijke beperking die klagers niet hebben;
g) zij geen hoger beroep heeft ingesteld, ondanks dat klagers daar meerdere keren om hebben gevraagd.
4 VERWEER
4.1 Verweerster voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
5 BEOORDELING
5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Ad klachtonderdeel a) en e)
5.3 Klachtonderdelen a) en e) lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op de vervanging ter zitting van verweerster respectievelijk mr. S. door mr. S. respectievelijk verweerster.
5.4 Klagers hebben toegelicht dat er in totaal vier zittingen hebben plaatsgevonden en dat zij er steeds vlak voor de desbetreffende zittingen van op de hoogte zijn gesteld dat er een andere advocaat ter zitting zou verschijnen dan aanvankelijk de bedoeling was. Verweerster zou klagers tijdens de eerste twee zittingen vertegenwoordigen. Verweerster was echter verhinderd, reden waarom mr. S. tijdens deze zittingen voor verweerster heeft waargenomen. Klagers waren vervolgens zo tevreden over mr. S. dat zij mr. S. na de tweede zitting hebben gevraagd hun zaak verder te behandelen, hetgeen is geschied. Mr. S. was echter tijdens de derde en vierde zitting verhinderd en verweerster heeft tijdens deze zittingen voor mr. S. waargenomen. Volgens klagers is het niet in hun belang geweest dat er bij iedere zitting een andere advocaat is verschenen dan waarop door hen was gerekend.
5.5 Verweerster voert aan dat het juist is dat mr. S. tijdens de eerste twee zittingen voor haar heeft waargenomen omdat zij was verhinderd en dat zij tijdens de derde en vierde zitting voor mr. S. heeft waargenomen omdat mr. S. was verhinderd. Verweerster heeft klagers hiervan steeds voorafgaand aan de zittingen op de hoogte gebracht. Door klagers is toen niet aan verweerster kenbaar gemaakt dat zij een andere advocaat wensten, dan wel dat zij geen bijstand wensten. Destijds werkten er, naast mr. S., geen andere advocaten op het kantoor van verweerster. Mr. S. kon derhalve alleen door verweerster worden vervangen (en andersom), aldus verweerster.
5.6 De raad overweegt als volgt. Het is in het algemeen niet ongebruikelijk dat een advocaat zich ter zitting in voorkomende gevallen laat vervangen door een kantoorgenoot. Dit is in beginsel ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat kan anders zijn indien de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad. Niet is gebleken dat dit het geval is. De raad overweegt hierbij dat verweerster klagers steeds voorafgaand aan de zittingen ervan op de hoogte heeft gesteld dat mr. S. respectievelijk verweerster klagers ter zitting zou bijstaan. Klagers waren blijkbaar tevreden over het optreden van mr. S. ter zitting, aangezien zij mr. S. hebben gevraagd de zaak van verweerster over te nemen. Hoewel het wellicht niet de meest handige keuze is geweest om vervolgens mr. S. weer door verweerster te laten vervangen, nu klagers juist naar mr. S. waren overgestapt, heeft verweerster onbetwist gesteld dat er destijds geen andere advocaten op haar kantoor werkzaam waren en zij dus de enige was die mr. S. kon vervangen. Verweerster was inhoudelijk op de hoogte van de zaak van klagers en klagers hebben destijds kennelijk geen bezwaar gemaakt tegen de vervanging van mr. S. door verweerster. Indien klagers niet hadden gewild dat verweerster hen tijdens de derde en vierde zitting bijstond, had het op hun weg gelegen om dit duidelijk aan verweerster kenbaar te maken. Dat hebben zij niet gedaan. Weliswaar hebben klagers mr. S. per e-mail meegedeeld dat zij niet langer vertegenwoordigd wilden worden door verweerster, maar deze e-mail hebben zij niet in kopie aan verweerster gestuurd en verweerster was, zoals zij onbetwist heeft gesteld, niet van dit verzoek op de hoogte. Klachtonderdelen a) en e) zijn dan ook ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.7 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerster hun belangen ter zitting onvoldoende te hebben behartigd door informatie/argumenten niet te gebruiken, waardoor de kinderen van klagers nog steeds uit huis zijn geplaatst.
5.8 Verweerster betwist dat zij de belangen van klagers ter zitting onvoldoende heeft behartigd. Verweerster heeft haar uiterste best gedaan de kinderen van klagers middels een terugplaatsingstraject weer bij klagers teruggeplaatst te krijgen. Zij heeft allerlei omstandigheden naar voren gebracht die in haar beleving van belang waren om aan de kinderrechter te melden. Het is echter de kinderrechter die uiteindelijk beslist of de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd, aldus verweerster.
5.9 De raad overweegt dat klagers hun klacht, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet hebben onderbouwd. De enkele stelling dat verweerster ter zitting informatie/argumenten ten onrechte niet gebruikt zou hebben is daartoe onvoldoende. Zoals hiervoor in § 5.2 is overwogen heeft verweerster een bepaalde vrijheid met betrekking tot de wijze waarop zij de zaak behandelt. Niet gebleken is dat verweerster de grenzen van die vrijheid heeft overschreden. Klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.10 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerster dat zij de hulpverleenster van klagers in eerste instantie niet bij het gesprek met klagers wilde hebben en dat, toen verweerster dat uiteindelijk wel wilde, het gesprek niets opleverde.
5.11 Verweerster voert aan dat zij - in algemene zin beschouwd - het contact met hulpverleners zoveel mogelijk wil afhouden. Zij is van mening dat deze in de praktijk vaak als stoorzender fungeren en een heel ander oordeel over een dossier kunnen hebben dan zij als jurist en cliënten op een bepaalde manier kunnen beïnvloeden die zij in het kader van haar werkzaamheden als advocaat hinderlijk acht. Verweerster wenst daarom een direct en intensief contact met cliënten zelf en niet met hulpverleners om hen heen, aldus verweerster.
5.12 De raad is van oordeel dat, gelet op de door verweerster gegeven toelichting, verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de hulpverleenster van klagers in eerste instantie niet bij het gesprek met klagers te willen hebben. Overigens heeft er uiteindelijk wel een gesprek plaatsgevonden met klagers en hun hulpverleenster. Dat dit gesprek volgens klagers niets heeft opgeleverd, betekent niet dat verweerster daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel c) is ook ongegrond.
Ad klachtonderdeel d)
5.13 In klachtonderdeel d) verwijten klagers verweerster onvoldoende aandacht te hebben gehad voor (de zaak van) klagers doordat zij niet echt naar klagers heeft geluisterd en zij niet bereid was dingen aan klagers uit te leggen in een gesprek.
5.14 Verweerster betwist dat zij onvoldoende aandacht heeft gehad voor (de zaak van) klagers. Verweerster is altijd zeer met klagers begaan geweest en is uiteraard altijd bereid geweest hun verhaal aan te horen. Zij heeft zelfs een aantal keer in de avonduren telefonisch contact met klagers gezocht toen bepaalde dingen niet duidelijk waren of er ontwikkelingen waren geweest waar klagers met haar van gedachten over wilden wisselen, aldus verweerster.
5.15 De raad overweegt dat klagers hun klacht, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet hebben onderbouwd. Dat verweerster onvoldoende aandacht heeft gehad voor (de zaak van) klagers is dan ook niet komen vast te staan. Ook klachtonderdeel d) is derhalve ongegrond.
Ad klachtonderdeel f)
5.16 Dit klachtonderdeel ziet op het gebruik door verweerster van de woorden “verstandelijke beperking” in haar e-mail aan klagers van 31 oktober 2014. Volgens klagers heeft verweerster zich hiermee respectloos over klager sub 2 uitgelaten.
5.17 Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat, anders dan klagers lijken te veronderstellen, de woorden “verstandelijke beperking” slaan op klaagster sub 1. Verweerster heeft hiermee bedoeld te zeggen dat klaagster sub 1 door haar autisme dingen anders aanvoelt dan verweerster. Verweerster heeft hierover vele gesprekken gehad met klaagster sub 1. Klaagster sub 1 heeft in die gesprekken aangegeven dat zij zich vaak niet begrepen voelt, dat zij zich buitengesloten voelt en gestigmatiseerd. Daarop doelde verweerster in haar e-mail. Hoewel dit blijkbaar wel zo bij klagers is overgekomen heeft zij met de woorden “verstandelijke beperking” dus niet bedoeld te zeggen dat klaagster sub 1 zwakbegaafd is. Verweerster ziet nu in dat de term minder gelukkig is en biedt hiervoor dan ook haar excuses aan, aldus nog steeds verweerster.
5.18 De raad overweegt als volgt. Hoewel aan klagers kan worden toegegeven dat het gebruik door verweerster van de woorden “verstandelijke beperking” niet bepaald gelukkig is, is de raad van oordeel dat, gelet op de door verweerster ter zitting gegeven toelichting, het gebruik van deze woorden, in de gegeven omstandigheden van het geval, niet onnodig grievend is. Klachtonderdeel f) is dan ook ongegrond.
Ad klachtonderdeel g)
5.19 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerster geen hoger beroep te hebben ingesteld, ondanks dat klagers daar meerdere keren om hebben gevraagd. Klagers hebben dit klachtonderdeel echter niet onderbouwd, zodat ook klachtonderdeel g) ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, M.W. Schüller en M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerster
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klagers
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl