ECLI:NL:TADRAMS:2015:27 Raad van Discipline Amsterdam 14-242A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:27
Datum uitspraak: 20-01-2015
Datum publicatie: 27-01-2015
Zaaknummer(s): 14-242A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klachten kwaliteit dienstverlening eigen advocaat deels gegrond. Ondanks toezegging daartoe niet uitbrengen van een dagvaarding is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bij gebreke van schriftelijk bewijs door verweerder, kan de raad niet vast stellen dat verweerder klagers heeft geïnformeerd over verwijzing van een procedure naar de slaaprol. Enkele waarschuwing.

Beslissing van 20 januari 2015

in de zaak 14-242A

naar aanleiding van de klacht van:

1. de heer

2. mevrouw

gemachtigde:

mr.

klagers

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 september 2014 met kenmerk 4014-0646, door de raad ontvangen op 5 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 november 2014 in aanwezigheid van klager sub 1, de gemachtigde en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 18, genoemd in de brief van de deken;

- de brief van 11 november 2014 met bijlagen van mr. Van Deuzen aan de raad;

- de brief van 12 november 2014 met bijlage van verweerder aan de raad;

- de brief van 12 november 2014 met bijlagen van mr. Van Deuzen aan de raad.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klagers, die een drukkerij hadden, vanaf 2010 in verschillende procedures bijgestaan:

Hoger beroep WSNP-verzoek

2.3 Verweerder heeft namens klaagster sub 2 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarbij het verzoek van klaagster sub 2 om toelating tot de WSNP is afgewezen. Het hof Amsterdam heeft bij arrest van 13 september 2012 het vonnis bekrachtigd en, voor zover hier relevant, in rechtsoverweging 2.5 overwogen:

"Hierbij merkt het hof nog op dat het aan [klaagster sub 2] is om in het kader van deze procedure voldoende aannemelijk te maken dat zij ten aanzien van haar schulden te goeder trouw is geweest, zodat van haar verwacht had mogen worden, zowel gevraagd als ongevraagd, inzage in de genoemde boekhouding te verschaffen."

Procedure tegen curator

2.4 De drukkerij van klagers is in 2006 failliet verklaard. De curator in het faillissement had een door klager sub 1 met de drukkerij gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsinventaris vernietigd op grond van artikel 42 Fw. Verweerder zegde klager sub 1 toe tot dagvaarding van de curator over te gaan. Medio september 2013 heeft verweerder klager sub 1 een concept dagvaarding gestuurd waarin primair terugbetaling van de koopsom door de curator wordt gevorderd en subsidiair een verklaring voor recht dat de buitengerechtelijke vernietiging door de curator onrechtmatig is jegens klager sub 1. Klager sub 1 heeft zich eveneens in september 2013 met de inhoud akkoord verklaard. Verweerder heeft begin maart 2014 aan klager sub 1 toegezegd de dagvaarding uit te brengen, maar heeft dit niet gedaan.

Procedure Sociale verzekeringsbank ("SVB")

2.5 Klager sub 1 heeft te laat bezwaar gemaakt tegen een korting op zijn AOW-uitkering, waarna niet-ontvankelijkverklaring volgde. Het door klager sub 1 tegen dit besluit ingestelde beroep is door de rechtbank Noord-Holland niet-ontvankelijk verklaard. Klager sub 1 heeft verweerder verzocht hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. Verweerder heeft geen hoger beroep ingesteld.

Procedure tegen een advocatenkantoor

2.6 Verweerder behandelde voorts een appelprocedure van klaagster sub 2 tegen een advocatenkantoor. De procedure bij het hof was geschorst in verband met het faillissement van klaagster sub 2. De zaak is op 6 maart 2012 ambtshalve geroyeerd.

2.7 In maart 2014 heeft verweerder de zaken van klagers overgedragen aan hun huidige advocaat. De zaak tegen de curator is doorverwezen naar een andere advocaat.

2.8 Bij brief van 4 maart 2014 heeft de opvolgend advocaat van klagers verweerder aangeschreven met het verzoek om toezending van het procesdossier in de WSNP-procedure. Voorts heeft de advocaat het ongenoegen van klagers geuit over het gebrek aan communicatie van verweerder in de door hem behartigde zaken en hem verzocht binnen tien dagen te reageren. Verweerder is bij brief van 25 maart 2014 gerappelleerd en verzocht om op 28 maart 2014 te reageren. Verweerder heeft de advocaat van klagers op 31 maart 2014 per e-mail bericht dat hij de volgende dag een reactie zou sturen. Op aandringen van de advocaat van klagers heeft verweerder alsnog op 31 maart 2014 schriftelijk gereageerd.

2.9 Bij brief van 1 april 2014 hebben klagers zich over verweerder beklaagd bij de deken.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder niet, althans niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken van klagers om informatie over de stand van zaken in de verschillende dossiers en een ongepaste opmerking heeft gemaakt over de medische behandeling, die klaagster sub 2 heeft ondergaan;

b) verweerder niet dan wel niet tijdig rechtsmiddelen heeft ingesteld, aangezien hij in strijd met de geaccepteerde opdracht (i) geen procedure aanhangig heeft gemaakt tegen de curator in het faillissement van de drukkerij van klagers, (ii) voorts geen hoger beroep heeft ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep in de procedure tegen de SVB en (iii) de procedure tegen het advocatenkantoor zonder instemming van klagers naar de slaaprol heeft verwezen en hen daarover niet heeft geïnformeerd;

c) de kwaliteit van de dienstverlening door verweerder niet adequaat was, aangezien hij een kwalitatief ondermaatse concept dagvaarding heeft opgesteld in de procedure tegen de curator en voorts in het hoger beroep tegen de afwijzing van het WSNP-verzoek van klaagster sub 2 onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat klaagster sub 2 te goeder trouw was ten aanzien van haar schulden;

d) verweerder niet tijdig en volledig heeft gereageerd op verscheidene schriftelijke verzoeken van de opvolgend advocaat van klagers om informatie te verstrekken.

4 BEOORDELING

De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Klagers hebben ter onderbouwing van het eerste verwijt in dit klachtonderdeel gesteld dat zij regelmatig telefonisch en per e-mail contact hebben opgenomen met verweerder, maar dat verweerder niet dan wel telefonisch niet inhoudelijk op verzoeken om informatie over de stand van zaken reageerde.

4.2 Verweerder heeft aangevoerd dat klager sub 1 zo niet wekelijks dan toch maandelijks op zijn kantoor langs kwam om zijn lotgevallen te bespreken. Verweerder heeft als bewijs dat er sprake was van intensief contact een lijst met e-mailverkeer van klagers overgelegd en voorts aangevoerd dat hij in december 2013 bij klagers thuis is geweest om een en ander te bespreken.

4.3 De raad overweegt dat klagers weliswaar hebben ontkend dat zij regelmatig bij verweerder op kantoor zijn geweest, maar overigens onvoldoende concrete feiten en omstandigheden hebben gesteld, om tot gegrondverklaring te kunnen leiden van de klacht dat verweerder niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken van klagers hen te informeren over de verschillende zaken.

4.4 Klagers hebben ter onderbouwing van dit klachtonderdeel voorts aangevoerd dat verweerder zich jegens klaagster sub 2 onnodig grievend heeft uitgelaten. Daartoe stellen zij dat verweerder klaagster sub 2 heeft geadviseerd voor haar gezondheidsproblemen naar een ander ziekenhuis te gaan dan het ziekenhuis waar zij op dat moment verbleef. Toen verweerder klaagster sub 2 later thuis bezocht, heeft hij volgens klagers tegen haar gezegd dat zij naar hem had moet luisteren, omdat zij dan (doelend op de stoma) niet met "zo'n zak" had hoeven rondlopen.

4.5 Verweerder heeft stellig ontkend dat hij zich op denigrerende of grievende wijze tegen klaagster sub 2 heeft uitgelaten.

4.6 Nu partijen lijnrecht tegenover elkaar staan kan de raad de verweten gedraging niet vaststellen, zodat dit onderdeel van deze klacht reeds daarop strandt.

4.7 Gelet op het voorgaande is dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

(i) dagvaarding curator

4.8 Verweerder heeft erkend dat hij de dagvaarding aan de curator, waarmee klagers zich reeds in september 2013 akkoord hadden verklaard, had kunnen uitbrengen, maar dat hij dit - ook na een herhaalde toezegging daartoe in maart 2014 - niet heeft gedaan. Door dit verzuim heeft verweerder in strijd gehandeld met de zorg die hij als advocaat behoort te betrachten ten opzichte van klager. Dit onderdeel van klachtonderdeel b) is gegrond.

(ii) niet instellen hoger beroep SVB-zaak

4.9 Verweerder heeft aangevoerd dat het zinloos was hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, aangezien het door klager sub 1 ingestelde bezwaar tegen het primaire besluit niet tijdig was ingediend en daardoor niet-ontvankelijk was verklaard. Verweerder heeft verwezen naar een brief van 5 juli 2013 aan klager sub 1 waarin hij schrijft:

"Gezien het feit dat U Uw bezwaarschrift te laat heeft [in]gediend bij de SVB is het instellen van beroep bij de CRvB te Utrecht kansloos. Ik zal derhalve namens U geen beroep instellen.

Indien U dit toch wenst kunt U zelf ook het beroep instellen."

4.10 Ter zitting heeft verweerder voorts aangevoerd dat klager sub 1 al maanden voor indiening van de klacht wist dat hij geen hoger beroep had ingesteld.

4.11 Tegenover dit verweer hebben klagers gesteld dat zij genoemde brief nooit hebben ontvangen, maar voor het eerst hebben gezien in het kader van het onderzoek door de deken. Aanknopingspunten voor de juistheid van die stelling, zoals een onjuiste adressering, ontbreken echter, zodat de raad er van uit dient te gaan dat de bewuste brief is verzonden. Op het moment van verzending was de beroepstermijn nog niet verstreken. Indien klagers dit hadden gewild, hadden zij zelf beroep kunnen instellen. Dat verweerder de termijn abusievelijk heeft laten verstrijken kan de raad op grond van het klachtdossier, gevoegd bij het verhandelde ter zitting, derhalve niet vaststellen. Dit onderdeel van klachtonderdeel b) is ongegrond.

(iii) appelprocedure tegen advocatenkantoor B op slaaprol

4.12 De raad overweegt dat een advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijke beslissingen en soms ook het geven van advies of informatie schriftelijk dient vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten.

4.13 Verweerder heeft volstaan met een, niet met stukken gestaafde, betwisting dat hij klagers niet heeft geïnformeerd over het feit dat de zaak tegen het advocatenkantoor naar de slaaprol is verwezen. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat hij klagers de betreffende informatie schriftelijk heeft verschaft. Dat de verwijzing automatisch is geschied, zoals verweerder heeft aangevoerd, kan geen afbreuk doen aan zijn verplichting klagers te informeren over de stand van zaken in een procedure, waarin hij voor hen optreedt. Evenmin relevant is of verweerder, zoals hij heeft aangevoerd, wegens de financiële situatie van klagers en het uitgesproken faillissement goede redenen had niet van grieven te dienen. Verweerder treft dan ook een tuchtrechtelijk verwijt. Dit onderdeel van klachtonderdeel b) is gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.14 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen, indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.15 Met betrekking tot de klacht dat de dagvaarding in de procedure tegen de curator niet voldoet aan, zoals klagers hebben aangevoerd, hetgeen van een advocaat met meer dan 25 jaar ervaring mag worden verwacht, overweegt de raad als volgt. Aan klagers kan worden toegegeven dat de dagvaarding zeer kort is. Hetgeen in de dagvaarding is vermeld ter zake het gevorderde en de grondslagen waarop dit berust, is echter niet dusdanig summier dat gezegd kan worden dat de inhoud niet voldoet aan de hiervoor genoemde professionele standaard. Klagers' stelling dat het een feit van algemene bekendheid is dat procedures tegen een curator complex zijn en weinig kans van slagen hebben, is - indien juist - te algemeen geformuleerd om in een concrete zaak als de onderhavige te kunnen vaststellen dat de dagvaarding niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Verweerder treft ter zake de inhoud van de dagvaarding dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt.

4.16 Ten aanzien van het hoger beroep tegen de afwijzing van het WSNP-verzoek van klaagster sub 2 overweegt de raad als volgt.

4.17 Niet in geschil is dat klaagster sub 2 niet beschikte over stukken ter onderbouwing van het standpunt dat zij te goeder trouw was ten aanzien van haar schulden. Reeds gelet hierop valt het verweerder tuchtrechtelijk niet te verwijten dat hij geen nadere stukken heeft ingediend bij het hof. Verweerder heeft voorts - onweersproken - aangevoerd dat hij niettemin hoger beroep heeft ingesteld, omdat het hof op grond van de persoonlijke omstandigheden van klaagster sub 2 mogelijk anders over het verzoek tot toelating van de WSNP zou oordelen dan de rechtbank in eerste aanleg. Tegenover dit verweer hebben klagers geen concrete feiten en omstandigheden gesteld om tot gegrondverklaring van dit aspect van het klachtonderdeel te kunnen leiden.

4.18 Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel c) ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.19 Verweerder heeft, zoals blijkt uit de weergave in 2.8 hiervoor, niet binnen de door de advocaat van klagers gestelde termijn, maar eerst na rappel daartoe gereageerd op de brieven van 4 maart 2014 en 25 maart 2014 van de advocaat van klagers. De raad acht dit verzuim echter van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijk relevant te kunnen zijn. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

MAATREGEL 

De raad acht gelet op de gegrondverklaring van klachtonderdeel b) onderdeel (i) en (iii) het opleggen van de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline

- verklaart klachtonderdeel b) onderdelen (i) en (iii) gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs., G. Kaaij, N.M.N. Klazinga, G.J. Pulles en A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 januari 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan wat betreft klachtonderdeel b) onderdelen (i) en (iii) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan wat betreft de klachtonderdelen a), b) onderdeel (ii), c) en d) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl