ECLI:NL:TADRAMS:2015:261 Raad van Discipline Amsterdam 15-112NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:261
Datum uitspraak: 03-11-2015
Datum publicatie: 20-11-2015
Zaaknummer(s): 15-112NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: 15-112NH: Gegronde klacht van advocaat over overname strafzaak. Verweerder had geen aanhoudingsverzoek mogen indienen zonder vooroverleg met klager; had dat verzoek in ieder geval moeten intrekken na afspraak dat klager behandelend advocaat zou blijven; had klager een afschrift van het aanhoudingsverzoek moeten sturen; en had niet zonder vooroverleg (opnieuw) contact met de verdachte mogen opnemen. Berisping, mede gelet op gebrek aan inzicht.

Beslissing van 3 november 2015

in de zaak 15-112NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 mei 2015 met kenmerk td/np/14-270, door de raad ontvangen op 7 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 september 2015 in aanwezigheid van verweerder. Klager is met bericht van afwezigheid niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 12 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft zich in maart 2014 in een strafzaak tegen de heer T. als advocaat van T. gesteld.

2.3 Op last van de rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand nadien een toevoeging voor de zaak verstrekt op naam van klager. Het betreft een toevoeging “jeugdstrafzaken”.

2.4 De zitting in de strafzaak stond gepland voor 13 mei 2014.

2.5 Verweerder stond T. bij in een andere strafzaak. Verweerder heeft op 12 mei 2014 namens T. bij de rechtbank een verzoek ingediend om de zitting van 13 mei aan te houden. Voorafgaand aan de indiening van dit verzoek heeft (de secretaresse van) verweerder getracht klager telefonisch te bereiken. Dat is niet gelukt.

2.6 Vervolgens heeft klager telefonisch contact met T. gezocht. In een telefoongesprek dat hierna tussen klager en de secretaresse van verweerder is gevoerd, is afgesproken dat klager de advocaat van T. zou blijven. Verweerder heeft naar aanleiding van dit telefoongesprek opnieuw telefonisch contact met T. gezocht.

2.7 Enige tijd later, omstreeks 16:30, heeft de rechtbank verweerder bericht dat zijn aanhoudingsverzoek werd gehonoreerd en dat de zitting van 13 mei 2014 werd uitgesteld. De secretaresse van verweerder heeft dit telefonisch aan de secretaresse van klager doorgegeven.

2.8 Bij brief van 25 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder zonder overleg met en zonder bericht aan klager een verzoek tot aanhouding van een strafzaak heeft ingediend bij de rechtbank terwijl hij wist dat klager reeds als (ambtshalve toegevoegd) advocaat in de zaak optrad;

b) verweerder – nadat hij bekend was geworden met de wens van de verdachte de behandeling door klager te laten voortzetten – klager nog steeds niet op de hoogte heeft gesteld van het aanhoudingsverzoek en evenmin van de latere toewijzing daarvan;

c) verweerder – nadat hij bekend was geworden met de wens van de verdachte de behandeling door klager te laten voortzetten – het aanhoudingsverzoek niet onverwijld heeft ingetrokken;

d) verweerder – na toewijzing van het aanhoudingsverzoek – zonder toestemming van klager opnieuw contact over deze zaak heeft opgenomen met de verdachte, die door dit gesprek is bewogen de zaak over te dragen aan verweerder.

4 VERWEER

4.1 Verweerder meent dat de klachten ongegrond zijn en heeft daartoe het volgende aangevoerd. T. heeft hem tijdens een bespreking in de andere strafzaak uitdrukkelijk verzocht de behandeling van ook onderhavige zaak op zich te nemen. Verweerder was er op dat moment niet van op de hoogte dat klager T. in die zaak reeds bijstond.

4.2 Verweerder heeft zich op 28 april 2014 als advocaat in de procedure gesteld en de stukken opgevraagd. Pas op 12 mei 2014 vernam verweerder dat de zaak op 13 mei 2014 zou dienen. Verweerder kon de stukken niet van het OM verkrijgen omdat klager zich had gesteld. De heer T. bleef persisteren in zijn verzoek de zaak te laten behandelen door verweerder. Verweerder heeft daarop in de ochtend van 12 mei 2014 meerdere keren telefonisch contact met klager gezocht. Klager was echter niet bereikbaar; zijn secretaresse heeft de berichten aangenomen. Verweerder heeft vervolgens aan het begin van de middag bij de rechtbank om aanhouding verzocht. Verweerder heeft daarbij gemeld dat hij klager niet kon bereiken en dat hij niet over de stukken beschikte.

4.3 Klager heeft verweerder in eerste instantie niet teruggebeld. Wel heeft hij contact opgenomen met de rechtbank en T. Nadien is er telefonisch contact geweest tussen klager en de secretaresse van verweerder. In dat gesprek is besloten dat klager de behandeling zou voortzetten. Vervolgens heeft verweerder T. echter weer gebeld en heeft T. verweerder weer laten weten dat hij verweerder als advocaat wilde.

4.4 Na het bericht van de rechtbank dat de zaak zou worden aangehouden, heeft verweerder T. opnieuw gebeld. T. wilde nog steeds dat verweerder de behandeling over zou nemen, verweerder heeft hem daartoe niet overgehaald.

4.5 Verweerder heeft steeds gehandeld in het belang van T. De tijd voor overleg ontbrak in dit geval gezien het korte tijdsbestek, aldus – steeds – verweerder.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Indien een advocaat de behandeling van een zaak van een andere advocaat overneemt, geldt in algemene zin dat het op de weg van de overnemende advocaat ligt om met de andere advocaat te overleggen voordat hij de zaak daadwerkelijk gaat behandelen. Dit overleg houdt in dat advocaten daadwerkelijk informatie en standpunten dienen uit te wisselen. Voorts behoort de advocaat wiens zaak wordt overgenomen de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt na te gaan of het daadwerkelijk zijn wens is om van advocaat te wisselen. Het vorenstaande kan anders zijn in het geval zich dringende omstandigheden voordoen die ertoe leiden dat de overnemende advocaat niet in de gelegenheid is daadwerkelijk overleg te voeren alvorens tot behandeling van de zaak over te gaan. Het is niet voldoende dat de cliënt contact opneemt met de voormalig advocaat om door te geven dat hij een andere advocaat wenst.

Klachtonderdeel a)

5.3 Niet in geschil is dat verweerder op 12 mei 2014, hoewel hij wist dat klager als advocaat van T. optrad in de strafzaak die op 13 mei 2014 zou dienen, een verzoek tot aanhouding van die zaak bij de rechtbank heeft ingediend zonder voorafgaand overleg met klager en zonder gelijktijdig bericht aan klager. Dat er sprake was van dringende omstandigheden die verweerder ertoe mochten brengen het uitstelverzoek in te dienen zonder voorafgaand overleg, is niet aannemelijk geworden. Weliswaar zou de zitting reeds de volgende dag plaatsvinden; het uitstelverzoek is op 12 mei vóór 13:00 uur ingediend, naar verweerder ter zitting heeft erkend, terwijl er op dat moment slechts één poging tot telefonisch contact over de zaak was gedaan door verweerder, namelijk om 11:35 uur. Verweerder heeft niet aannemelijk weten te maken dat hij er na één poging tot telefonisch contact al vanuit mocht gaan dat tijdig overleg niet mogelijk zou zijn. De tijdsdruk kan evenmin rechtvaardigen dat verweerder niet direct een afschrift van zijn verzoek om uitstel aan klager heeft gezonden. Verweerder had in zijn afweging ook moeten betrekken dat klager de zitting van de volgende dag vermoedelijk al had voorbereid. Klachtonderdeel a) is gegrond.

Klachtonderdeel b)

5.4 Verweerder heeft gesteld dat (hij ervan uitgaat dat) zijn secretaresse in het telefoongesprek met de secretaresse van klager van 12 mei 2014, om ongeveer 15:00 uur, melding heeft gedaan van het aanhoudingsverzoek. De raad kan niet vaststellen of dit zo is. Vast staat echter dat verweerder klager toen (nog steeds) niet onverwijld een afschrift heeft gestuurd van zijn schriftelijke verzoek aan de rechtbank. Dat had wel op zijn weg gelegen. In zoverre is klachtonderdeel b) gegrond. Dat verweerder klager niet direct op de hoogte heeft gebracht van de beslissing van de rechtbank op het uitstelverzoek, kan de raad niet vaststellen. Voor zover klachtonderdeel b) daarop ziet, is het ongegrond.

Klachtonderdeel c)

5.5 Verweerder is – zo is ter zitting gebleken – even na 15.00 uur door zijn secretaresse op de hoogte gesteld van de telefonisch gemaakte afspraak dat klager de behandeling van de zaak zou voortzetten. Eerst ongeveer anderhalf uur later heeft de rechtbank het aanhoudingsverzoek toegewezen. Verweerder heeft aldus ongeveer anderhalf uur de gelegenheid gehad het verzoek in te trekken. Door dat niet te doen, heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De stelling van verweerder dat hij T. kort na 15:00 uur opnieuw heeft gebeld en deze hem opnieuw heeft verzekerd dat hij verweerder als advocaat wilde, kan niet tot een andere conclusie leiden. Het stond verweerder immers reeds niet vrij opnieuw zonder vooroverleg met klager met T. over deze zaak contact op te nemen. Klachtonderdeel c) is mitsdien gegrond.

Klachtonderdeel d)

5.6 Klachtonderdeel d) is gegrond voor zover daarin wordt geklaagd over het opnieuw over de zaak contact zoeken met T. na 15:00 uur. Afgaande op de in 5.2 weergegeven norm, diende verweerder te overleggen met klager alvorens cliënt T. (opnieuw) over de zaak te benaderen. Overigens kan de raad niet kan vaststellen of T. in dat contact met verweerder is bewogen de zaak aan verweerder over te dragen. Voor zover klachtonderdeel d) daarover klaagt, is het onderdeel dan ook ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, gehandeld zoals een advocaat niet betaamt. Verweerder heeft zich ten onrechte verschuild achter het belang van zijn cliënt. Hij ziet daarmee over het hoofd dat de overtreden regels juist mede het belang van de cliënt dienen. Het baart de raad zorgen dat verweerder ter zitting heeft verklaard de jurisprudentie van het Hof van Discipline op dit punt te kennen maar een volgende keer toch weer op dezelfde wijze te zullen handelen. Gelet daarop acht de raad de maatregel van een berisping passend en geboden, hoewel verweerder geen tuchtrechtelijke antecedenten heeft.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a) en c) gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen b) en d) gegrond in de zin als hiervoor, in 5.4 en 5.6 is omschreven, en voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. K. Straathof, E.M.J. van Nieuwenhuizen, B. Roodveldt, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl