ECLI:NL:TADRAMS:2015:241 Raad van Discipline Amsterdam 15-183NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:241
Datum uitspraak: 26-10-2015
Datum publicatie: 28-10-2015
Zaaknummer(s): 15-183NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Alle onderdelen van klacht over eigen strafadvocaat van Poolse veroordeelde kennelijk ongegrond.

Beslissing van 26 oktober 2015

in de zaak 15-183NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brieven van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 6 augustus 2015 respectievelijk 23 september 2015 met kenmerk td/np/14-224, door de raad ontvangen op 7 augustus 2015 respectievelijk 28 september 2015, van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken alsmede van de brief met bijlage van klager van 8 september 2015, door de raad ontvangen op 11 september 2015, de brief met bijlage van klager van 15 september 2015, door de raad ontvangen op 17 september 2015, de brief met bijlage van 6 oktober 2015, door de raad ontvangen op 8 oktober 2015 en de brief met bijlage van 20 oktober 2015, door de raad ontvangen op 22 oktober 2015. Voor zover de teksten van klager in het Pools zijn gesteld, heeft de voorzitter er geen acht op geslagen.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft klager bijgestaan in een strafzaak, waarin hij werd verdacht van moord dan wel doodslag op een taxichauffeur. Verweerster heeft de zaak overgenomen van een voorgaande advocaat. Verweerster heeft ter gelegenheid van de inhoudelijke zitting bij de rechtbank Breda gepleit voor vrijspraak. De rechtbank Breda heeft klager bij vonnis van 12 april 2012 voor het medeplegen van moord veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, waartegen klager in hoger is gekomen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

1.3 In hoger beroep heeft verweerster integrale vrijspraak bepleit. Het gerechtshof heeft klager op 6 december 2013 vrijgesproken van het medeplegen van moord, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar wegens het medeplegen van doodslag, zulks onder aftrek van de tijd die klager in voorarrest heeft doorgebracht. Tegen het arrest heeft klager cassatieberoep ingesteld.

1.4 Bij brief van 4 juli 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) klager heeft belet op de eerste “hoofdzitting” iets te zeggen;

b) heeft nagelaten klager te wijzen op de mogelijkheid om een verklaring af te leggen bij de pro forma zitting;

c) bij de rechtbank een animatiefilmpje heeft getoond waarop de keuze van klager niet was gevallen;

d) tolken heeft ingeschakeld waarvan de kwaliteit van de werkzaamheden te wensen overliet;

e) klager heeft gechanteerd toen hij drie maanden voor het dienen van het hoger beroep van advocaat wilde wisselen;

f) heeft nagelaten zorg te dragen voor het terugkrijgen van de kwijtgeraakte bezittingen uit de fouillering;

g) klager heeft toegezegd alle gesprekken voor de rechtbank in het Pools te laten vertalen en dit niet is nagekomen;

h) onvoldoende is opgetreden tegen de dreigementen van de medeverdachte van klager.

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdelen a) en b)

3.2 Deze klachtonderdelen hebben samenhang en zullen gezamenlijk worden beoordeeld.

3.3 Volgens klager heeft verweerster hem niet alleen belet om iets te zeggen, maar zelfs geadviseerd om niet te verklaren omdat dat in het nadeel van klager zou zijn. Onder verwijzing naar het proces-verbaal van de zitting van 8 november 2011 heeft verweerster gesteld dat klager weliswaar geen verklaring heeft afgelegd doch dat de verdediging uitgebreid heeft gepleit. De voorzitter overweegt dat uit het overgelegde proces-verbaal blijkt dat de eerste zitting een zogenaamde pro forma- of regiezitting betrof. Een dergelijke zitting is niet bedoeld als inhoudelijke behandeling van de verdenking. Het advies van een advocaat aan de cliënt om te zwijgen op een pro forma of regiezitting is, bijzondere omstandigheden daargelaten maar die zijn niet gesteld of gebleken, niet laakbaar. Uit het afschrift van proces-verbaal van de inhoudelijke behandeling op 29 maart 2012 blijkt dat klager wel degelijk verklaringen heeft afgelegd. Klachtonderdelen a) en b) zijn kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

3.4 Met klachtonderdeel c verwijt klager verweerster dat zij bij de rechtbank een animatiefilmpje heeft getoond welke niet zijn keuze was. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij in het huis van bewaring alle alternatieve scenario’s heeft besproken met klager in het bijzijn van een forensisch medewerker en dat dat heeft geleid tot een aantal visuele weergaven die konden worden getoond bij de behandeling van de zaak in de rechtbank.

3.5 Uit het proces-verbaal van de zitting van 5 oktober 2012 blijkt dat verweerster aandacht heeft gevraagd voor alternatieve scenario’s. Klager was op het moment van het tonen van het filmpje als verdachte in de zaal aanwezig en werd bijgestaan door een beëdigd tolk in de Poolse taal. Indien verweerster niet het juiste filmpje toonde, had het op zijn weg gelegen om daarvan ter zitting melding te maken. Thans kan niet meer worden vastgesteld of het door verweerster getoonde filmpje al dan niet het in overleg met klager geselecteerde filmpje betrof. Het klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

3.6 Volgens klager is hij gedurende het strafproces door tolken bijgestaan die niet goed hebben getolkt van het Nederlands naar het Pools. Klager verwijt dat verweerster. Verweerster heeft er op gewezen dat klager zelf de voorkeur had voor een bepaalde tolk, die steeds op zijn verzoek is meegekomen naar de huizen van bewaring. Het had dan ook op de weg van klager gelegen om opheldering te verzoeken indien hij de tolk niet goed zou hebben begrepen, aldus verweerster. Tolken ter terechtzitting worden als hoofdregel niet geregeld door de verdediging maar door het Openbaar Ministerie via het tolkenbureau. En ook op een zitting kan de verdachte aangeven dat hij zijn tolk niet goed kan volgen. Verweerster kan geen verwijt worden gemaakt van klagers achteraf geuite onvrede met de kwaliteit van de tolken. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

3.7 Klager verwijt verweerster dat zij hem zou hebben gechanteerd toen klager drie maanden voor het dienen van het hoger beroep een andere advocaat wilde. Nu verweerster deze stelling gemotiveerd heeft betwist en klager zijn stelling ook niet nader heeft onderbouwd, kan de voorzitter niet vaststellen of er iets van dien aard is gebeurd. Het klachtonderdeel is alleen al daarom kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

3.8 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij heeft nagelaten om zorg te dragen voor het terugkrijgen van de kwijtgeraakte bezittingen uit de fouillering. Verweerster heeft er op gewezen dat klager diverse malen van advocaat is veranderd tijdens de eerste jaren van zijn aanhouding en dat goederen in beslag zijn genomen die onderzocht zijn op biologisch sporenmateriaal. Naar het oordeel van de voorzitter blijkt uit de door verweerster overgelegde correspondentie dat verweerster voldoende inspanningen heeft verricht om de spullen boven water te krijgen, zodat het verweerster gemaakte verwijt onterecht is. Klachtonderdeel f) is ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

3.9 Dit klachtonderdeel is hetzelfde lot beschoren. Klager verwijt verweerster dat zij heeft toegezegd alle gesprekken voor de rechtbank in het Pools te laten vertalen en dat zij die toezegging niet is nagekomen. Naar het oordeel van de voorzitter is het verweerster gemaakte verwijt kennelijk ongegrond, omdat uit de stukken van het dossier is gebleken dat verweerster de voortgang van de zaak telkens in het bijzijn van een tolk met klager heeft besproken.

Ad klachtonderdeel h)

3.10 Ten slotte verwijt klager verweerster dat zij onvoldoende is opgetreden tegen de dreigementen van de medeverdachte van klager. Uit het dossier blijkt echter dat door interventie van verweerster het Openbaar Ministerie heeft besloten om klager en zijn medeverdachte uit elkaar te plaatsen en de medeverdachte over te plaatsen naar een andere Penitentiaire Inrichting. Waarom dit niet voldoende is geweest, heeft klager niet gesteld en is de voorzitter niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

3.11 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 26 oktober 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 oktober 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-205 3702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.