ECLI:NL:TADRAMS:2015:215 Raad van Discipline Amsterdam 15-187NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:215
Datum uitspraak: 08-09-2015
Datum publicatie: 24-09-2015
Zaaknummer(s): 15-187NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Niet gebleken dat opzettelijk en in strijd met de waarheid feiten zijn geponeerd. Evenmin is gebleken dat verweerder in deze familierechtelijke kwestie de verhouding tussen partijen heeft laten escaleren. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van 8 september 2015

in de zaak 15-187NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 10 augustus 2015 met kenmerk td/md/15-120, door de raad ontvangen op 14 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder staat de broer van klager bij in een erfrechtkwestie. Verweerder is namens de broer van klager bij het gerechtshof te Arnhem (hierna het Hof) in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 oktober 2013. De procedure is gericht tegen een aantal geïntimeerden, waaronder klager. Klager heeft zich (nog) niet gesteld bij het Hof.

1.2 Op 30 september 2014 heeft verweerder namens de broer van klager van grieven gediend.

1.3 Bij brief van 21 maart 2015, aangevuld bij brief van 2 april 2015, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in de procedure bij het Hof misleidende samenvattingen en conclusies presenteert die in strijd zijn met de stukken uit het dossier;

b) onzin vertelt;

c) niet op eigen initiatief zijn eigen stukken op onjuistheid controleert;

d) niet de plicht op zich heeft genomen om stellingen op deugdelijkheid te toetsen;

e) valsheid in geschrifte heeft gepleegd.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat als klager het niet eens is met de inhoud van de memorie van grieven, hij zich dient te stellen in de procedure bij het Hof en vervolgens verweer dient te voeren. Het tuchtrecht is hier niet voor bedoeld. Ten aanzien van de inhoud van de memorie van grieven kan verweerder overigens geen verwijt worden gemaakt. Indien de broer van klager van mening is dat andere erfgenamen hem op onrechtmatige wijze hebben benadeeld, dan staat het hem vrij zulks ter beoordeling aan het Hof voor te leggen. In de processtukken is gemotiveerd aangegeven waarom de broer van klager die mening is toegedaan en op welke wijze hij daarvan nader bewijs zal kunnen leveren. Verweerder heeft de standpunten van zijn cliënt terdege beoordeeld en bezien of deze in rechte stand zouden kunnen houden. Het is onjuist dat verweerder slechts en simpelweg de mening van de broer van klager heeft weergegeven in de betreffende processtukken, aldus verweerder.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht is gericht tegen de advocaat van klagers (materiele) wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2 Voorts geldt dat in familierechtelijke kwesties zoals de onderhavige een advocaat er tegen moet waken dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Dan mag van een advocaat een zekere terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, alsmede in het entameren van procedures. 

4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Klager is het niet eens met de inhoud van de door verweerder genomen memorie van grieven. Niet gebleken is echter dat verweerder daarin opzettelijk en in strijd met de waarheid stellingen heeft geponeerd waarvan hij wist of kon weten dat deze niet juist waren. Klager heeft dit ook niet nader onderbouwd. Evenmin is gebleken dat verweerder onvoldoende gewaakt heeft voor escalatie van de verhoudingen tussen zijn cliënt en klager. Indien klager het niet eens is met de inhoud van de memorie van grieven, dan kan hij zich stellen in de procedure bij het Hof en daartegen verweer voeren. Het is niet aan de tuchtrechter om verder een oordeel te geven over de in de memorie van grieven ingenomen standpunten.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 8 september 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.