ECLI:NL:TADRAMS:2015:205 Raad van Discipline Amsterdam 15-064A en 15-065A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:205
Datum uitspraak: 17-08-2015
Datum publicatie: 17-09-2015
Zaaknummer(s): 15-064A en 15-065A
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:     Verzetzaak. Klacht dat verweerders de positie van klaagster zouden hebben geschaad vanwege een valse aangifte en machtsmisbruik. Verzet ongegrond.

Beslissing van 17 augustus 2015

in de zaken 15-064A en 15-065A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 10 april 2015 op de klacht van:

klaagster

tegen:

1.        

2.        

advocaten te Amsterdam    

verweerders

1        VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1        Bij brieven van 17 december 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerders.

1.2        Bij brief aan de raad van 12 maart 2015 met kenmerken 4014-0964 en 4014-0965, door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3        Bij beslissing van 10 april 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht in zaaknummer 15-065A kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de klacht in zaaknummer 15-064A voor wat betreft klachtonderdelen a) en b) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor wat betreft klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 april 2015 is verzonden aan klaagster.

1.4        Bij brief van 22 april 2015 door de raad ontvangen op 23 april 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5        Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 juni 2015 in aanwezigheid van klaagster.

1.6        De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 22 april 2015.

2        FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3        VERZET

3.1        De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2        Klaagster keert zich tegen het oordeel van de voorzitter dat de redelijke klachttermijn is overschreden. Ten onrechte is geen rekening gehouden met het feit dat zij vanwege haar psychische toestand niet eerder in staat was de klachten in te dienen. Voorts meent klaagster dat de voorzitter heeft miskend dat de klachten betrekking hebben op het handelen van verweerders in hun hoedanigheid van advocaat en niet als privépersoon. Verder beklaagt klaagster zich erover dat verweerder sub 1 hangende deze klachtprocedure aangifte tegen haar heeft gedaan.

4        BEOORDELING

4.1        De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2        De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft de klacht in zaaknummer 15-065A terecht en op goede gronden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De klacht in zaaknummer 15-064A is terecht en op goede gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Voor zover klaagster heeft willen klagen over nieuwe feiten van na de voorzittersbeslissing (“aanvullend verzet” tegen een aangifte die verweerder sub 1 tegen klaagster heeft gedaan) geldt dat het dekenonderzoek noch de voorzittersbeslissing daarop betrekking hebben, zodat dit in deze verzetsprocedure niet kan worden beoordeeld.

4.3        Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klachten en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, N.M.N. Klazinga, G. Kaaij en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2015.

Griffier        Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 augustus 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerders

en per gewone post aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.