ECLI:NL:TADRAMS:2015:189 Raad van Discipline Amsterdam 15-071A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:189
Datum uitspraak: 04-08-2015
Datum publicatie: 10-08-2015
Zaaknummer(s): 15-071A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou klagers niet goed hebben voorgelicht en hen onjuist hebben geadviseerd over het vastleggen van een schikking in een proces-verbaal. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van 4 augustus 2015

in de zaak 15-071A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen

verweerder

  1. Verloop van de procedure
  1. Bij brief aan de raad van 19 maart 2015 met kenmerk 4014-0743, op dezelfde dag ontvangen door de raad, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
  1. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 juni 2015 in aanwezigheid van klagers en verweerder, bijgestaan door mr. C. Moons als gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
  1. De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de     stukken genummerd 1 t/m 9 met bijlagen, zoals vermeld in de bij die brief gevoegd inventarislijst.
  1. FEITEN
  1. Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
  2. Verweerder heeft klagers bijgestaan in een procedure voor (kanton)rechter en gerechtshof strekkende tot vernietiging van ter algemene leden­ver­gade­ring van een VvE genomen besluiten en het verkrijgen van een machtiging tot het (doen laten) verwijderen van een dakterras belendend aan het raam van de zolder­ver­dieping van een door klagers gekocht appartementsrecht.
  1. In een tussenbeschikking heeft de kantonrechter overwogen dat de zaak niet als verzoekschrift- maar als dagvaardingsprocedure had moeten worden ingestoken. De kantonrechter heeft de vordering van klagers in zijn uiteinde­lijke beschikking grotendeels afgewezen.
  1. In appel is ter zitting op 8 mei 2014, alwaar namens klagers slechts de heer Bakker aanwezig was, en met diens instemming, een schikking bereikt. Vanwege een technische storing was het ter zitting niet mogelijk om het proces-verbaal ter zitting gereed te maken. Het hof heeft toegezegd dat dit nader zou worden uitgewerkt en toegezonden aan partijen, die vervolgens de gelegenheid zouden hebben om eventuele fouten daarin te corrigeren.
  1. Op de avond van de zitting hebben klagers aan verweerder een e-mail gezonden waarin zij vermeldden het niet eens te zijn met de ter zitting bereikte schikking en een weergave hebben gegeven van de door hen gewenste regeling. Klagers hebben in dezelfde e-mail aan verweerder verzocht om de door hen in essentialia aangepaste versie aan het hof toe te zenden.
  1. Verweerder heeft klagers afgeraden om een aangepaste versie van de schikking aan het hof toe te zenden en heeft hen aangeraden om, indien zij zich niet konden verenigen met de inhoud van een door hem voorgestelde brief aan de advocaat van de wederpartij, in plaats daarvan mede te delen dat tussen partijen geen overeenstemming was bereikt. Aldus is na ontvangst van het proces-verbaal gebeurd.
  1. Vervolgens heeft het hof arrest gewezen en daarin de regeling zoals deze ter zitting was getroffen neergelegd.
  1. KLACHT
  1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet doordat:
  1. onder leiding van verweerder door mr. X, werkzaam ten kantore van verweerder, een verkeerd advies met betrekking tot de zaak is verstrekt;
  1. verweerder een verkeerder rechtsingang heeft gekozen door bij de kantonrechter in plaats van een dagvaardingsprocedure een te entameren;
  2. verweerder de tussen partijen getroffen minnelijke regeling verkeerd heeft samengevat;
  3. verweerder ter zitting van het hof de belangen van klagers niet naar behoren en onvoldoende heeft behartigd door (onder meer) de kern van de zaak uit het oog te verliezen;
  4. verweerder klagers onder druk heeft gezet door hen mede te delen hen niet meer te zullen bijstaan, waarbij gekwetste trots zijdens verweerder een rol heeft gespeeld omdat verweerder zijn eigen fout niet wenste te herstellen;
  1. verweerder klagers verkeerd heeft geadviseerd door de e-mail met klagers bezwaren tegen het proces-verbaal met de minnelijke regeling niet aan het hof toe te zenden;
  1. klagers door verweerders handelen een uitspraak van het hof hebben verkregen die niet aansluit bij hun wensen en de afspraken die klagers en verweerder hebben gemaakt; en
  1. verweerder heeft ingestemd met een minnelijke regeling waarin klagers voor een deel van de advocaatkosten opdraaien, ten gevolge van toezeggingen van verweerder waarmee klagers niet hebben ingestemd.
  1. BEOORDELING
  1. De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
  1. De klachtonderdelen zullen in het navolgende afzonderlijk worden be­handeld, behalve de klachtonderdelen a en b en de klachtonderdelen f en g, die beide gezamenlijk zullen worden behandeld.
  1. Ten aanzien van klachtonderdelen a) en b) geldt het volgende. De klachtonderdelen hebben betrekking op de inhoud van het door verweerder aan klagers verstrekte advies. Het is de raad niet gebleken dat dit advies onjuist was. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder een verdedigbare keus gemaakt door te adviseren als hij heeft gedaan. Dat geldt evenzeer voor de gekozen rechtsingang, ondanks dat de kantonrechter daar een kritische overweging bij heeft geplaatst in zijn tussenbeschikking. Uit het verdere verloop van de procedures blijkt immers dat de verzoekschrift­procedure is voortgezet en dat niet-ontvankelijkheid niet aan de orde is geweest, zodat de overweging van de kanton­rechter ter zake uiteindelijk niet van belang blijkt te zijn geweest. Klachtonderdelen a) en b) zijn dan ook ongegrond.
  2. Ten aanzien van klachtonderdeel c) geldt het volgende. De raad heeft niet kunnen vaststellen of sprake is van een onjuiste weergave door verweerder van de ter zitting gemaakte afspraken. Vast staat echter wel dat namens klagers de man ter zitting aanwezig was zodat hij ervan op de hoogte was wat de afspraken precies waren. Hij had eventuele fouten in de samenvatting daarvan dan ook kunnen corrigeren. Klachtonderdeel c) is ongegrond.
  1. Ten aanzien van klachtonderdeel d) geldt het volgende. Uit het klachtdossier volgt dat verweerder voorafgaand aan de zitting stukken en pleitnotities aan klagers heeft toegezonden, zodat zij op de hoogte waren van de richting die ter zitting zou worden gevolgd. Zij hebben dan ook alle mogelijkheid gehad om eventuele bezwaren ter zake kenbaar te maken. Niet gebleken is dat klagers, althans de heer Bakker die namens klagers ter zitting aanwezig was, niet in staat was om in te grijpen indien hij zich niet had kunnen verenigen met het optreden van verweerder. Klachtonderdeel d) is ook ongegrond.
  1. Ten aanzien van klachtonderdeel e) geldt het volgende. Het staat een advocaat vrij om zijn dienstverlening aan een cliënt te beëindigen. Indien tussen advocaat en zijn cliënt de vertrouwensband is komen te vervallen, is de advocaat daar zelfs toe verplicht. Dat dient echter wel op een zodanig moment te geschieden dat de zaak van de cliënt daardoor niet wordt geschaad. De wijze waarop verweerder dit aan klagers heeft gecommuni­ceerd, namelijk door eerst te melden dat hij zich zou terugtrekken en kort daarna dat hij om uitstel zou verzoeken, verdient weliswaar niet de schoon­heidsprijs, maar is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel e) is eveneens ongegrond.
  2. Ten aanzien van klachtonderdelen f) en g) geldt het volgende. Verweerder heeft klagers verschillende mogelijkheden voorgehouden om met hun commentaar op de inhoud van het proces-verbaal om te gaan. Uiteindelijk hebben klagers het advies van verweerder daaromtrent gevolgd. Zijn advies daaromtrent was te verdedigen, al waren ook andere keuzes mogelijk. Het is de raad niet gebleken dat verweerders advies onjuist was; sterker nog, uit de bewoordingen van het ’s hofs arrest (2.3) blijkt dat het attaqueren van de inhoud van de bereikte schikking weinig kansrijk zou zijn geweest. Immers acht het hof partijen vanaf het moment van hun mededeling omtrent de inhoud van de bereikte regeling ter zitting gebonden aan deze afspraken. Klachtonderdelen f) en g) zijn dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

  • verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. S. van Andel, A. de Groot, G. Kaaij, E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 augustus 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 augustus 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

  • klager
  • verweerders

en per gewone post aan:

  • de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
  • de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

  • klagers
  • verweerder
  • de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
  • de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl