ECLI:NL:TADRAMS:2015:175 Raad van Discipline Amsterdam 15-145A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:175
Datum uitspraak: 09-07-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): 15-145A
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing. Klacht tegen landelijk deken kennelijk niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van eigen belang.

 Beslissing van 9 juli 2015

in de zaak 15-145A

naar aanleiding van de klacht van:

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 11 juni 2015 met kenmerk 4015-0287, door de raad ontvangen op 12 juni 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1        Verweerder is voorzitter van het college van toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: het college). In die hoedanigheid heeft hij deelgenomen aan de besluitvorming tot benoeming van mevrouw H tot secretaris van het college.

1.2        Klaagster heeft op 20 oktober 2014 een klacht ingediend tegen verweerder. Deze klacht is bij voorzittersbeslissing van 19 februari 2015 deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard.

1.3        Bij brief van 7 april 2015 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over het aanstellingsbeleid waarbij verweerder betrokken was.

2        KLACHT

2.1        De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder zich heeft bezig gehouden met het aanstellingsbeleid van het college.

2.2        Volgens klaagster had verweerder zich dienen te onthouden van bemoeienis met de aanstelling van de secretaris van het college omdat er een klacht tegen hem loopt.

3        BEOORDELING

3.1        Naar het oordeel van de voorzitter is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, nu klaagster daarbij onvoldoende eigen belang heeft. Klaagster heeft aangevoerd dat slecht of onjuist toezicht uitmondt in de ondermijning van de rechtsstaat en van de advocatuur en dat dit een zwaarwegend belang is dat niet door de deken gemist mag worden. Voor zover het algemeen belang in een tuchtprocedure aan de orde is, kan dat slechts beoordeeld worden naar aanleiding van een dekenbezwaar, waarvan in de onderhavige zaak geen sprake is.

3.2        Ook overigens is de klacht ongegrond, nu verweerder zich bij de vervulling van zijn functie niet zodanig heeft gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klaagsters opvatting dat voor verweerder geen taak is weggelegd bij het aanstellingsbeleid van de secretaris van het college is gelet op artikel 36a Advocatenwet onjuist. Het eerste lid van dat artikel bepaalt dat er een college van toezicht is dat bestaat uit drie leden, waaronder de deken van de algemene raad, die tevens voorzitter is. Artikel 36a lid 5 Advocatenwet schrijft vervolgens voor dat het college wordt ondersteund door een secretaris, die wordt benoemd en ontslagen door het college. Door als voorzitter van het college aan deze besluitvorming te hebben deelgenomen, heeft verweerder uitvoering gegeven aan zijn wettelijke taak. 

3.3        Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 9 juli 2015.

Griffier         Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 juli 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-        klaagster        

en per gewone post aan:

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BR302, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.