ECLI:NL:TADRAMS:2015:17 Raad van Discipline Amsterdam 14-130A + 14-131A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:17
Datum uitspraak: 19-01-2015
Datum publicatie: 21-01-2015
Zaaknummer(s): 14-130A + 14-131A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaten. In casu geen sprake van excessief declareren bij behandeling van de procedure door twee advocaten verbonden aan hetzelfde kantoor. Ook voor het overige niet gebleken van excessief declareren. Klacht ongegrond.

Beslissing van 19 januari 2015

in de zaken 14-130A en 14-131A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

gemachtigde:

mr.

klager

tegen:

1. De heer mr. (14-130A)

verweerder sub I

2. De heer mr. (14-131A)

verweerder sub II

advocaten te Amsterdam

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 mei 2014 met kenmerk PvRA/JtH 4013-1160, door de raad ontvangen op 19 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 november 2014 in aanwezigheid van verweerders. Klager heeft voorafgaand aan de zitting telefonisch aan de griffie van de raad bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 8.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft zich op aanraden van mr. P in of omstreeks november 2010 tot het kantoor van verweerders gewend met het verzoek hem bij te staan in een geschil met de belastingdienst.

2.3 Het geschil had er betrekking op dat de naam van klager door de fiscus in verband was gebracht met een Liechtensteinse Stiftung. In dat verband was eind december 2007 aan klager een aantal belastingaanslagen opgelegd, verhoogd met boetes en heffingsrente ad in totaal € 1.954.136.

2.4 Met het oog op dit geschil had klager in eerste instantie mr. P verzocht zijn belangen te behartigen. Nu mr. P echter strafrechtadvocaat is en het mr. P na onderzoek was gebleken dat de strafzaak jegens klager inmiddels was geseponeerd, heeft verweerder klager doorverwezen naar het kantoor van mr. J en mr. W, welk kantoor gespecialiseerd is in fiscaal- en bestuursrecht. Verweerders hebben de zaak (via mr. P) overgenomen van mr. H, die klager tot dat moment als advocaat had bijgestaan. De belastingaanslagen waren toen onderwerp van een beroepsprocedure bij de rechtbank Arnhem.

2.5 Mr. P is na doorverwijzing van de zaak naar het kantoor van mr. J en mr. W betrokken gebleven bij de zaak. 

2.6 In eerste instantie hebben verweerders namens klager de mogelijkheid van een schikking met de belastingdienst beproefd. Hiertoe heeft op 10 januari 2011 in Nijmegen een bespreking met de belastingdienst plaatsgevonden, alwaar verweerders en mr. P aanwezig waren.

2.7 Omdat een schikking niet tot stand was gekomen, hebben verweerders namens klager in augustus en november 2012 een hoger beroepschrift, respectievelijk een conclusie van repliek ingediend bij het gerechtshof Arnhem. Op 28 november 2012 heeft mr. H aan verweerders laten weten dat hij de behandeling van de zaak weer van verweerders overnam.

2.8 Verweerders hebben in totaal een bedrag van ruim € 53.000 aan klager in rekening gebracht. Mr. P heeft in totaal een bedrag van ruim

€ 14.000 aan klager in rekening gebracht.

2.9 Bij brief van 23 oktober 2013 is namens klager bij de deken geklaagd over verweerders. Bij dezelfde brief heeft klager eveneens een klacht ingediend over mr. P, op welke klacht (onder klachtnummer 14-127A) bij uitspraak van heden is beslist. 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat er, zonder dat klager daartoe opdracht had verstrekt, volstrekt onnodig "met maar liefst drie (en vaak nog meer) personen tegelijkertijd aan de zaak is gewerkt (…) waardoor er aan [klager] een zijns inziens onbeschamend hoog bedrag aan kosten van rechtsbijstand in rekening is gebracht ad in totaal € 67.000".

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Bij de beoordeling van deze klacht stelt de raad voorop dat de tuchtrechter, volgens vaste jurisprudentie, niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld, zoals de geschillen- of een civiele procedure. Wel kan de tuchtrechter summierlijk beoordelen of sprake is van excessief declareren.

4.3 In reactie op de klacht hebben verweerders naar voren gebracht dat het niet zo is dat twee advocaten fulltime aan de zaak van klager hebben gewerkt. Verweerder sub I zette vooral de strategische lijn uit, in welk verband hij aanwezig was bij de bespreking(en) en de zitting bij de rechtbank Arnhem. Verweerder sub II gaf uitvoering aan het besprokene (met verweerder sub I), concipieerde de (proces)stukken en onderhield contact met klager en derden. Het overgrote deel van de in rekening gebrachte uren heeft betrekking op werkzaamheden welke door verweerder sub II zijn verricht. De naam van verweerder sub I komt slechts incidenteel op de urenspecificaties voor, aldus verweerders.

4.4 Tevens hebben verweerders naar voren gebracht dat mr. P de vertrouwenspersoon van klager was en uit dien hoofde eveneens aanwezig bij de bespreking(en). Verweerders achtten dit gelet op het grote financiële belang dat deze kwestie voor klager had niet onredelijk. Hoewel het geschil met de belastingdienst formeel een fiscale kwestie betrof, was sprake van een aantal strafrechtelijke risico's in welk verband mr. P eveneens bij de zaak betrokken is gebleven.

4.5 Naar het oordeel van de raad moet ervan worden uitgegaan dat klager een overeenkomst heeft gesloten met het advocatenkantoor van verweerders, nu klager zulks niet heeft betwist, en gezien het feit dat alle correspondentie en facturen op het briefpapier van het kantoor zijn verstuurd. Voor zover uit de stellingen van klager zou moeten worden afgeleid dat hij meent dat hij bedongen heeft dat uitsluitend verweerder sub I of verweerder sub II de werkzaamheden zou uitvoeren namens het kantoor, is deze stelling niet onderbouwd.

4.6 Verweerders hebben onweersproken gesteld dat het financiële belang voor klager zeer groot was en de procedure een soort proefprocedure betrof die door velen werd gevolgd. In dit licht leidt het enkele feit dat verweerders samen in de zaak hebben gewerkt, niet tot de conclusie dat sprake is van excessief declareren. Verweerders hebben bovendien onweersproken gesteld dat in een fiscale procedure het strafrecht steeds op de loer ligt en dat klager zich, in de ongeveer twee jaar dat hij door verweerders werd bijgestaan, nimmer erover heeft beklaagd dat meerdere advocaten, waaronder ook mr. P, tegelijk aan de zaak werkten. In het licht van het voorgaande acht te raad het ook niet onverklaarbaar dat mr. P als strafrechtadvocaat bij de zaak betrokken is gebleven.

4.7 Uit de declaraties in het klachtendossier is bovendien gebleken dat het overgrote deel van de in rekening gebrachte uren betrekking heeft op werkzaamheden welke door verweerder sub II zijn verricht; de naam van verweerder sub I komt slechts incidenteel op de urenspecificaties voor. Verweerders hebben ten slotte ter zitting van de raad onweersproken gesteld dat het advocatenkantoor van verweerders de declaraties voor de werkzaamheden van verweerder sub II heeft gematigd, door meerdere door verweerder sub I gewerkte uren niet in rekening te brengen. Naar het oordeel van de raad is op grond van het voorgaande niet komen vast te staan dat in de zaak van klager "volstrekt onnodig met maar liefst drie (en vaak nog meer) personen tegelijk aan de zaak is gewerkt". Evenmin is komen vast te staan dat aan klager een "onbeschamend hoog bedrag aan kosten van rechtsbijstand in rekening is gebracht". De klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

In de zaken 14-130A en 14-131A

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. G. Kaaij, M.W. Schüller, B.J. Sol en S. van Andel, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl